Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 62
(1943)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 309]
| |||||||||
De oe-phonemen in het LeuvensDe studie van L. Goemans over Het dialect van Leuven, welke praktisch de hele 2e jaargang van de Leuvensche Bijdragen vult, mag zich aandienen als een betrouwbaar en goed onderlegd gids ook voor den dialectoloog uit andere streken. Zulks neemt evenwel niet weg, dat bij goed toezien er ook voor de klankontwikkeling nog meer conclusies uit te halen zijn, dan die welke de Sch. reeds getrokken heeft. Maar dit is dan meteen weer een bewijs voor den rijkdom en de waarde van het materiaal als zodanig. Trouwens dat de phonoloog er nieuwe en toch vrij voor de hand liggende gevolgtrekkingen uit kan halen, is verre van een schande voor den auteur, die deze beschrijving in 1897 publiceerde. Dit alles dacht ik, toen ik toevalligerwijze dezer dagen mij met de Leuvense oe-klanken bezig hield. In het Leuvens komt toch voor (vgl. a.a. § 2):
Dat er tussen de beide lange phonologisch verschil bestaat, bewijzen eigenlijk alleen reeds de voorbeelden uit § 2: kūd kwaad en y2d hoed. Maar wij zullen met onze beschouwingen meer systematisch te werk gaan. De ū komt voor vóór r (vūr), 1 (mūlen), nasaal (spūn, nūmen), labialen, dentalen en velaren, ploffers en glijders, stemhebbende en stemloze (rūp, būs, zūt, slūgen, blūker, blūzen). Wij merken op, dat het steeds vóór enkele medeklinker, al dan niet in woordauslaut, is. Het lijdt dus geen twijfel, of er is een phoneem ū. | |||||||||
[pagina 310]
| |||||||||
Een ogenblik schijnt het dan, of u een combinatorische variant van ū is, welke alleen vóór consonantverbindingen voorkomt en vóór j, maar daar dan ook steeds. Ik wijs erop dat zij volgens § 18, die aan de u gewijd is, voorkomt vóór: nst gunst, ns luns, nd bunder, lt bult, ts (ds) buts, nt (nd) munt, lund, ls buls, st usten, rs burs, dsk dudskop, sk rusken, dsh budshap, nṇḳ buṇḳen, j blujen. Maar toch is er sprake van een afzonderlijk phoneem. Want u komt ook vóór enkele consonant voor in: de lexicale woorden bul, muten (moeten, inf.) en tun ‘door pro- en enclisis in den verkorten vorm gevestigd’. En tenslotte ook in verbogen en vervoegde vormen alsmede in het eerste compositielid in die zelfde positie: vóór enkele consonant. Ik geef, gelijk ik zojuist het volledig aantal mogelijke posities als bedoeld in § 18 neerschreef, hier het hele morphologische voorbeeldenmateriaal uit § 18: mut (hij) moeit, muten moeite, gruten grootte, dut (het) dooit, strut strooit, gevud, vud voedt, bemud (hij) bemoeit, vuden voedde, duden dooide, struden strooide, talureken bordje, stuḳen stootje, buḳen bootjeGa naar voetnoot1). Alles bijeen zien wij dus, dat het voorkomen van u beperkt is tot positie vóór volgende dentaal (hierbij ook n, r, l gerekend) en palataal (j, ḳ, ṇ). Doch nu die merkwaardige Leuvense y1. Reeds bij de aanhef van § 20: ‘y1 is 1o Nl. of vreemde u, o vóor vroeger dubbele b, f, m, vóor mb, mp; vóor vroeger dubbele k, vóor ŋ, ŋk’ beginnen wij ons erop in te stellen, dat haar positie wel eens beperkt zou kunnen zijn. En inderdaad, als wij de hele paragraaf doorgewerkt hebben, blijkt de y1 ons voor te komen vóór k, h, p, b, f, m, ŋ, alleen èn in combinatie met andere medeklinkers: kly1mp, bry1k, zy1h, sy1p, enz.Ga naar voetnoot2), m.a.w. vóór labialen en velaren. Het feit dat Goemans niet tot deze en de juist gegeven bondige formuleringen is gekomen, is hieraan toe te schrijven, dat hij meer op de klankontwikkeling en minder op de contemporaine toestand let. Het is dus buiten twijfel dat y1 en u twee combinatorische varian- | |||||||||
[pagina 311]
| |||||||||
ten van elkander zijnGa naar voetnoot1). En daar ze phonetisch nog zo dicht bij elkaar liggen, is er hier geen sprake van de bij N. van Wijk Phonologie, 's-Gravenhage 1939 p. 75 geopperde mogelijkheid ‘dat combinatorische varianten, elk met behoud van zijn specifieke positie, zo ver uiteen schuiven, dat men ze, even goed als h en ŋ, als verschillende phonemen voelt’. Bij dit klankenpaar blijken dus de labialen en velaren de vocaal méér naar het midden te trekken onder opheffing der ronding. Tenslotte de y2-klank. Uit § 21 en de Woordenlijst noteer ik terloops by2r, dy2l, ny2men, ry2pen, by2ten, dry2k en ty2. En hieruit meen ik te mogen besluiten, dat y2 in allerlei positie mogelijk is en zich dus phonologisch èn van ū èn van het y1-u-phoneem onderscheidt. Het merkwaardige is dus, dat er in het Leuvens naast de lange en korte u ontronde iets meer naar het midden gearticuleerde y1 en y2 bestaan, doch dat alleen bij de lange het verschil van phonologischen aard is. Ik heb wel eens gedacht aan een phonologische regel, dat in veel talen en dialecten de lange vocalen gemakkelijker hun varianten tot afzonderlijke phonemen ontwikkelen dan de korte. Dit laat zich ook heel eenvoudig verklaren, want minder-opvallende verschillen kunnen minder goed als functiedragend worden uitgebuit dan meeropvallende. Immers heel dicht bij elkaar liggende klanken zoeken ook te vergroeien tot één phoneem. Van Wijk toch (a.w. p. 160) wijst er op dat de phonologische systemen ‘geen opeenhoping van dicht bij elkaar staande phonemen dulden’. En nu staat kennelijk u dichter bij y1 dan ū bij y2. Het Leuvens levert in ieder geval een voorbeeld meer voor deze, naar ik meen nog niet gepubliceerde, meer gedetailleerde regelGa naar voetnoot2).
Haaren A. Weijnen |
|