Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 61
(1942)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 235]
| |
Meester PlatusB.H. Peteri heeft in Tijdschrift 1940Ga naar voetnoot1) langs grammatische weg aangetoond, dat de in het abel spel van Esmoreit voorkomende voorspelling van Meester Platus niet door de auteur uit het oog verloren is, wat uit het niet ten volle in vervulling gaan der profetie wel geconcludeerd werd. De veronderstelde compositiefout vervalt, wanneer men vs. 83 anders interpreteert dan men tot nu gedaan heeft. Het door Meester Platus gegeven antwoord op de vraag van den Koning: ‘Selen dese saken moeten sijn?’ nl. dat de Koning vermoord zal worden, en dat zijn dochter deze moordenaar huwen zal en Christin worden, zou volgens de heer Peteri toestemmend zijn geweest, maar met de beperking ‘indien een grote macht, die die dingen verhoeden kan niet in actie kome (waarin opgesloten de gedachte, dat dit in actie komen verwacht mag worden)’. Aan deze goed gefundeerde en nauwkeurige bewijsvoering is weinig of niets toe te voegen. Men mag echter bezwaar hebben tegen de nadere uitwerking der conclusie. De schrijver is van opvatting, dat het Meester Platus vergaan is ‘als een boerenjongen, die meent, een spook gezien te hebben, maar achterna de mogelijkheid moet erkennen, dat ergens een hemd aan een waschlijn hing’Ga naar voetnoot2). Men mag hier opmerken, dat Meester Platus geen dorper was, maar de Koning als astroloog bijstond. Occulte wijsheid en exacte wetenschap waren in de Middeleeuwen niet gedifferentieerd. Ze waren zo weinig gescheiden, dat omtrent de middeleeuwse ‘vorstenschool’, het Secretum Secretorum, door de uitgever der Mnl. bewerking ervan moet worden geconcludeerd: ‘Ontegenzeggelijk neemt de eigenlijke ars politica... een bescheiden plaats in, en schijnt het werk... juist in het laatste deel [natuur-philosophische, mystieke en occulte wijsheid] te culmineeren’Ga naar voetnoot3). | |
[pagina 236]
| |
In dit zelfde pseudo-aristotelische werk nu, dat als ‘wellevensconste’ voor een vorst gedacht is, wordt de plaats van een astronoom aan een hof getekend. Hij is niets meer of minder dan de hoogste raadsman van een vorst. vs. 784[regelnummer]
Ic wilstu hads enen astronomien,
Entu niene daets, vro no spade,
Het ne ware bi sinen rade.
Een zodanige wijze werd door de dichter van de Esmoreit de Koning van Damast toegedacht. Mocht Meester Platus zich verrekend hebben, dan was hij het slachtoffer van een ‘wetenschappelijke’ fout, bij het trekken van de horoscoop gemaakt. Dat de auteur van het abel spel dit zou bedoeld hebben, is onaannemelijk, gezien de opvattingen, die in de Middeleeuwen omtrent de astrologie heersten. Hetzelfde Secretum Secretorum leert ons daaromtrent het volgende: Zelfs in de Middeleeuwen is er twijfel geweest aan de waarde der sterrenkunde. In Maerlants Heimelijkheid der Heimelijkheden wordt de raad gegeven zich niet te storen aan degenen, die beweren, dat de sterrenwereld ontoegankelijk is. Zij zeggen: ‘const van sterren es swaer, ende diere ne can niemen ghenaken’ (vs. 794 en 795). Dit bezwaar is te weerleggen door een wijs en helder inzicht bij een astronoom als voorwaarde te stellen. Moeilijker te verzoenen is de tegenstrijdigheid tussen het geloof in de almacht der Voorzienigheid en het waarde hechten aan de voorwetendheid van de astronoom. Diens kunde wordt onnut tegenover de alwetendheid Gods en het Albestier. vs. 805[regelnummer]
Want sijn [Godes] vorsegghen moet vulcomen.
Wat mach dan const van sterren vromen?
Het antwoord, dat het Secretum Secretorum op deze vraag geeft, is tegelijk een verklaring voor de handelwijze van Meester Platus: vs. 808[regelnummer]
Al eist dat somighe dinge sijn,
Die emmer vort moeten ghescien,
Ende dier men niet mach ontflien,
Eist dat ment te voren weet,
Met minderre smerten ontfaet men tleed,
Of wiseliker mach ment som vlien,
Dan het niet ne ware vorsien,
| |
[pagina 237]
| |
Ende doeter doch jeghen iet weren:
Dats erande scuwen sonder deren.
Un homme averti en vaut deux! Bovendien kan men met enig verweer het dreigend gevaar tegemoet gaan; men kan ‘scuwen sonder deren’ d.i. ontwijken zonder schade. De diepere oorzaak dezer mogelijkheid wordt vs. 833 en 834 van Maerlants vertolking gegeven: Want God ne sette in sijn ghewerke
Noit dinc so vaste no so staerke,
Dat hi sire macht dede ghewelt.
M.a.w. God gaat niet buiten zijn eigen wet om, wat hij doen zou, wanneer hij in het vlak van het eindige iets onomstotelijk vast stelde. Meester Platus heeft volgens deze wijsheid raad geschaft en gehandeld. Hij ontwijkt, wat er dreigt door Esmoreit onder zijn ogen te laten opgroeien. De gebeurtenissen kunnen niet in hun loop gestuit worden maar een wijs man kan er richting aan geven: vs. 836 Wildi, soene [soe = goddelijke macht] ghinc enen anderen telt. Meester Platus' voorwetendheid is het lot van de koningshuizen van Damast en Sicilië ten goede gekomen. De voorspelling kon daardoor slechts gedeeltelijk ‘vulcomen’. Dat de door Maerlant geboekstaafde opvatting niet een individuele, maar een algemeen heersende was, zowel bij Christenen in Oost en West als bij Mahomedanen, bewijzen de bronnen en de redacties van het Secretum Secretorum. Prof. Verdenius heeft de Encyclopedie der Trouwe Broeders van Basra aangewezen als ‘een voorname zo niet de voornaamste bron’ van het Secretum SecretorumGa naar voetnoot1). In dit Mahomedaanse werk vindt men een volledig dispuut over de waarde der sterrenkundeGa naar voetnoot2). Ook hier is de slotsom, dat men het gevaar ‘von sich fernhalten und sich dafür hüten kann’. ‘Denn die Andeutungen der Gestirne und Wahrsagungen thuen nur kund, was erst geschehen soll, dasjenige was der Herr der Sterne, ihr Schöpfer, Lenker und Bildner, der sie umkreisen lässt, thun werde’. De ‘Hilferuf an den Herrn der Gestirne und die Kraft, welche über dem Himmelkreis | |
[pagina 238]
| |
und über den Sternen thront’ gesteund door goede werken, is noodzakelijk om af te wenden, ‘was nach den Gesetzen des Alls nothwendig und durch die Constellationen, die Umkreise, den Aufgang der Jahre und Monde, die Zu- und Abwendung in den Geburtsstunden bedingt ist’Ga naar voetnoot1). Ook hier wordt de raad gegeven te ontwijken, zoals de Koning deed, die met het grootste deel van de bevolking een stad verliet, waarover een niet nader aangegeven onheil hing. Die gebleven waren, werden met de stad door een wolkbreuk en overstroming vernietigdGa naar voetnoot2). Ook de op naam van Philippus Tripolitanus staande Lat. bewerking behandelt de vraag ‘quomodo rex se debet regere per astronomiam’ en men vindt er dezelfde opvattingen terugGa naar voetnoot3). Ongetwijfeld mag men hier dus van een algemeen heersende opvatting spreken. Het is duidelijk dat ook met deze opvatting voor ogen men vs. 83 uit de Esmoreit niet anders lezen kan dan de heer Peteri deed. Want, indien hoede hetzelfde was als behoedzaamheid, Meester Platus dus tot op zijn hoede zijn aangemaand had, dan zou hij tegen de astrologische wetten gezondigd hebben, iets, waarvan in het verloop van het drama niets blijkt. Alleen een grote macht, die de dingen verhoeden kan, zal het mogelijk zijn in te grijpen, als de mens handelt ‘naer den vroeden’. Ik hoop hiermee een steentje bijgedragen te hebben tot Meester Platus' eerherstel. Oegstgeest marie ramondt |
|