Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 61
(1942)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 137]
| |
‘Supporteert tot over Meyr’In de ‘Kronieken van Spaansche soldaten uit het begin van den 80jarigen oorlog’ (uitgegeven door Dr. J. Brouwer)Ga naar voetnoot1), las ik, dezer dagen, over Antwerpen ten tijde van Parma het volgende: ‘Het grootste sieraad van de stad is de beroemde rivier de Schelde, waaraan zij ook haar bloei ontleent. Deze rivier stroomt langs de stad, en bij vloed rijst het water op tegen de muren. Gewoonlijk liggen er wel meer dan 500 groote schepen op de ree, zonder nog vele middelmatige en kleine schepen mee te tellen. Deze komen langs een ondergrondsch vaarwater op bewonderenswaardige wijze de stad binnen, tot onder het marktplein. Op dit marktplein zijn openingen gemaakt in den vorm van vensters, overdekt met ijzeren roostersGa naar voetnoot2), en door deze roosters heen kan men de met koopwaar beladen schepen zien voorbijgaan, die naar de woning of het pakhuis van hun eigenaars gaan, en daar voor de deur worden gelost. Dit is een vreemd schouwspel, en in geen enkele andere stad van Europa heeft men zulke ondergrondsche waterwegen die door schepen bevaren worden.’ Zou Bredero dit niet bedoeld hebben met ‘supporteert’ enz. in vs. 12 van ‘De Spaansche Brabander’, waarover kort geleden het Tijdschrift (dl. 59) blz. 306 vgg. zulk een lezenswaardig artikel bracht? De ‘large revier, het water van de Schelde’, gepersonifiëerd, ‘hem stroomt’ langs ‘de kayen’ en ‘hem supporteert tot over Meyr’, d.i. ‘steun homself’, ‘dra homself’ (t.p. blz. 313), overwelft zichzelf, draagt als met eigen kracht die overwelving, het verwulf. ‘Nou blyk dit uit die reeds genoemde plan van die stad’, schrijft Mevr. Bax-Botha, ‘dat in die tweede helfte van die 16de eeuw daar nie alleen langs die Meir verbyGa naar voetnoot2), so'n grag geloop het nie, maar ook een dwars oor die plein’. Het verwulf kan dus gelopen hebben tot op of aan het het de van de Meir (tot over Meyr). Toch is het wonder- | |
[pagina 138]
| |
lijk dat Guicciardini zwijgt over dit verwulf dat zulk een indruk heeft gemaakt op den Spanjaard. En in het Antwerpen van heden? Bestaat dit verwulf nog, al zal het in onbruik zijn geraakt?Ga naar voetnoot1) Niet alleen Amsterdam heeft nog zijn korte Amsteloverwelving van Binnen-Amstel naar Singel; ook Rotterdam had zijn verwulven onder de Hoogstraat door en onder de Groote Markt, verbinding van Rotte via de binnenwateren met de Maas... ‘Dan holden de kinderen over Vlasmarkt en Spui langs de roosters, waaruit geheimzinnig de benzinedamp der brommende motoren steeg of het geroep der elkander in het verwulf groetende schippers weerklonk’Ga naar voetnoot2). Vermoedelijk hebben ook nog wel andere steden van ons waterrijk vaderland zulke ‘ondergrondsche waterwegen’ voor de scheepvaart, zoals Bredero zelf in Antwerpen kan gezien hebbenGa naar voetnoot3), en die de Spaanse kroniekschrijver ‘bewonderenswaardig’ noemt.
Febr. 1941. Aleida Nijland |
|