heeft W. Roukens in zijn Wort- und Sachgeographie Südostniederlands und der umliegenden Gebiete 1937 I A 395-396, I B Krt 88 een kaart van het verschijnsel getekend, waaruit blijkt dat het in heel Zuid- en Midden-Limburg t.m. Weert, Sevenum en Grubbenvorst en de aangrenzende gebieden in Belgisch-Limburg, het noordoosten van de provincie Luik en de omgeving van Aken bekend is. Daar nu prof. Jac. van Ginneken er in zijn Handboek I2 1928 p. 176-177 op wees dat deze ‘Limburgsche’ verschijnselen ook in het Beiers, Opper-Saksisch en Silezisch voorkomen en vermeldde dat Grade dit daar reeds uit Slavischen invloed verklaard had (omdat het verschijnsel ook Slavisch is), achtte ik het voor de dialectologie en de taalhistorie van belang het geographische beeld van bedoeld verschijnsel op dit belangrijk punt te doen herzien.
a. weijnen
In de hierboven afgedrukte aanvulling bij mijn artikel over ‘congruerende voegwoorden’ verwondert Dr. Weijnen zich er over, dat ik geen limburgse parallellen heb aangevoerd voor de aanhechting van 22-persoonsuitgangen aan verbindingswoorden. Ik erken gaarne dat ik deze parallellen, op zo toegankelijke plaatsen te vinden, had kunnen vermelden. Dat ik het naliet, is te verklaren uit de opzet van het artikel, dat zich vooral bezighield met het type azze, ovve e.d., terwijl de typen datstu, dast(e) e.d. slechts tot toelichting en tot steun der verklaring zijn besproken. Naar een enigszins volledig geografisch beeld van het laatste congruentie-verschijnsel heb ik niet gestreefd, zodat ik niet systematisch het hele nederlandse taalgebied heb afgezocht, en ook de voorbeelden uit duits taalgebied, die Beckering Vinckers vermeldt in zijn door mij (Dl. LVIII, 174) aangehaalde artikel, in mijn opstel