Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 58
(1939)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 264]
| |
West-Vlaamse woorden uit de zestiende eeuwDe taal van de door Scharpé ontdekte West-Vlaamse rederijker Robert LawetGa naar voetnoot1) verdient meer aandacht dan er tot nu toe aan geschonken is, om het overwegend West-Vlaamse element. Hoewel zijn spelen dagtekenen van 1571-1583 is de woordvoorraad in hoofdzaak nog Middelnederlands. Soms vindt men plaatsen die een welkome aanvulling of verbetering bieden bij Verdam's artikels in het Middelnederlandsch Woordenboek. Daar (I, 1189) zijn b.v. bij het werkwoord bevoegen twee Vlaamse bewijsplaatsen vermeld met bewuegen, waarin Verdam de w in v wil veranderen. Dat evenwel bewuegen de juiste lezing is, en dus overeenkomt met beweugen, dat De Bo nog kent in de betekenis: besturen, blijkt uit twee plaatsen bij Lawet, o.a. Spel van het Tarwegraen, vs. 140; daarnaast komt in deze teksten ook meswueghen voorGa naar voetnoot2). Verdam's gissing (VII, 1066) dat siege ook zou kunnen betekenen: bekleding van een zetel of bank, wordt bevestigd door het woord sijghenbancken in het Spel van den Sacramente, vs. 345. Van nesen: hijgen kent het Mnl. Wdb. maar één bewijsplaats; een tweede, in het spel van Jhesus XII jaren oud, vs. 54 is dus welkom. Hetzelfde geldt voor heve = smet, dat tot nu toe slechts op één plaats, in de Parth. was aangetroffen. Verdam noemt wel een werkwoord pluchten: ergens voor instaan, verwijst daarvoor naar Kiliaen, maar kan het niet uit het Mnl. bewijzen. Lawet (Verl. Zoone I, 53) brengt dus de oudste bewijsplaats. Onder de vele zeldzame woorden in deze teksten zijn er verscheidene die klaarblijkelijk door de schrijver, ten behoeve | |
[pagina 265]
| |
van zijn rederijkerskunst gemaakt zijn, en dus op grond van analogie te verklaren. Maar daarnaast treft men woorden aan die zeer waarschijnlijk uit veel oudere volkstaal afkomstig zijn, al zijn ze niet schriftelijk overgeleverd, en daarom uit Middeleeuwse teksten nog niet opgetekend. Bij Verdam ontbreekt b.v. een woord gehande, dat bij Lawet meermalen voorkomt (tot uwe gehande, dat in het verband moet betekenen: om u te gerieven) en dat misschien samenhangt met het elders voorkomende messant doen. Verder: wilt er op temen = geef acht, naast betemen = verzekeren, gehelde = omvang, gebied? (bin 's hemels gehelden). Andere woorden zijn òf niet òf niet in die betekenis in het Mnl. bekend, maar komen nog bij De Bo voor. Dan is het interessant dat voor zulke hedendaagse woorden reeds bewijsplaatsen uit de zestiende eeuw bestaan. Voorbeelden zijn: bescroden = bepalen, hauwaert = hierheen, fuke = list, streek, ghezijle = azijn, kornuweel, harie = droge, koude wind (Mnl. hare), mockebroot, faetse = kaakslag, snake = slang, smulleken = liefje. Het woord einsch = nijdig, nors, dat De Bo optekende, verklaart bij Lawet verenschen en int eynsche stellen. Daarbij komt dan nog menig woord en uitdrukking, vooral in de dialogen van de sinnekens, die in geen woordenboek voorkomen, en waarvan de betekenis òf raadselachtig blijft òf slechts uit het verband te gissen valt. Een opsomming zou, zonder het volledige verband, weinig zin hebben. Een poging tot verklaring of een duurzaam vraagteken zal eerst plaats kunnen vinden bij een eventuele uitgave, die een aanwinst zou zijn voor onze kennis van de zestiende-eeuwse rederijkerstaal in Vlaanderen.
Utrecht C.G.N. de Vooys |
|