Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 58
(1939)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 61]
| |
KalmerpeerIn het Woordenboek der Nederlandsche Taal (Dl. VII, kol. 1021) vindt men een artikel Kalmerpeer als ‘benaming van zekere peer’ zonder nadere aanduiding. Onder de vier citaten, alle uit de XVIIIde eeuw, komt de volgende beschrijving voor uit het bekende werk van Knoop, Beschrijving en afbeeldingen van de beste soorten van Appelen en Peeren (Amst. en Dordr. 1790), blz. 20: ‘Kalmer-peer. Is een heel groote Peer; van gedaante langwerpig, naar de Steel Pyramidaals-wyze... toelopende, en zomtyds een weinig scheef groeijende’. Het eerste wat men denkt, is dat in Kalmer de een of andere aardrijkskundige benaming kan verscholen zijn. Maar welke? De naam der stad Kalmar in Zweden, gelegen aan de Kalnarsont, of die van Colmar in den Elzas, in de XVIIIde eeuw (evenals thans weer) tot Frankrijk behoorende, passen hier niet, zooals blijkt uit de drie overige aanhalingen die het Woordenboek geeft, waar men leest: ‘Kalmer peer uyt Duytsland’, Register van Peeren (ao. 1721), blz. 6; ‘De Kalmer-Peer uit Dantzik’, Nieuwe Neederlandse Hovenier (ao. 1735), blz. 62 en ald. blz. 104: ‘De Poolsse Kalmer-Peer’. Het ligt nu misschien wel eenigszins voor de hand te gissen, dat de Kalmerpeer een peer is, die uit Dantzig werd verscheept en afkomstig was uit het aan de Wijsel liggende Duitsch-Poolsche of Poolsch-Duitsche achterland, het land dus dat vóór de Poolsche deelingen (evenals thans weer) tot Polen behoorde. En dan denkt men allicht aan het zoogenaamde Kulmerland d.i. het land tusschen Wijsel en Drewents ten zuidwesten van Oost-Pruisen, dat zijn naam draagt naar de stad Kulm aan de Wijsel, ten oosten waarvan het zich uitstrekt. Het is het gebied dat in het eerste kwart der XIIIde eeuw door Koenraad van Masovië op de heidensche Pruisen werd veroverd en dat vervolgens aan de Duitsche Orde kwam. | |
[pagina 62]
| |
In plaats van Kulmer werd oudtijds ook gebezigd Kölmer. Als substantief gebruikt, werd dit de naam der vrije boeren van het Kulmerland in den tijd der Duitsche Orde. Men zie b.v. het bekende werk van Dr. Franz Tetzner, Die Slawen in DeutschlandGa naar voetnoot1) (Braunschweig 1902), blz. 10, waar men leest: ‘Hermann Balk... gab 1232 die erste Kulmer Handfeste, die 1251 erneut ward und die Verhältnisse der Bevölkerung regelte. Sie ist die Grundlage jener Verordnungen, auf die auch der Name der Freibauern oder Kölmer zurückgeht’. Naast Kölmer staat evenzoo Kölmisch, vgl. ald. blz. 11: ‘Die Preussen dürfen... nach Belieben zum kölmischen und polnischen Recht halten’. Later werd Kölmer in 't algemeen: ‘freier Bauer in Ost- und Westpreussen’, zooals men in het Deutsches Wörterbuch (Dl. V, kol. 1621) kan lezen, of anders gezegd: ‘cöllmer sind besitzer derjenigen landgüter, die das culmische privilegium haben’. In de XVIde eeuw komt ook Colm, colmisch voor naast Culm enz. Men heeft dus naast elkaar de vormen: Kulmer, Kölmer, Kolmer en het is slechts een kleine stap verder in de richting dezer vocaalklanken te zeggen: Kalmer. Of men zou de klankovergang in Kalmer ook zoo kunnen verklaren. De ö van Kölmer staat in uitspraak niet zoo heel ver af van de u in Engelsche woorden als culm, cut, but, die weer eenigszins in de richting gaat van onze a in kalmGa naar voetnoot2). Ontstaan is de ö van Kölmer vermoedelijk uit de e der oorspronkelijke Poolsche benaming van Kulm, die thans weer in eere is hersteld t.w. Chel̃mno. Wat betreft het naast elkaar voorkomen van ö en e vergelijke men het Duitsche volkswoord voor: Keulsch, dat luidt: Kölsch en Kelsch (en Kolsch) (zie Deutsches Wörterbuch V, kol. 1622). | |
[pagina 63]
| |
De Poolsche naam Chel̃mno is met een suffix -no gevormd van Chel̃m, dat eveneens een bekendeGa naar voetnoot1) plaatsnaam is in Polen, gelegen in het wojewodeschap Lublin, en dat eveneens in het Duitsch Kulm wordt genoemd. Dit oud-Poolsche woord chel̃m ontstond uit Oerslavisch *chŭlmŭ, dat beschouwd wordt als te zijn overgenomen uit Germaansch holm. Zooals men weet, heeft dit woord in verschillende Germaansche talen onderscheidene beteekenissen gehad, waarvan de voornaamste zijn: zee, eiland, heuvel. Bepaaldelijk in de laatste beteekenis is het woord in het Slavisch overgegaan als *chŭlmŭ. In het Oudbulgaarsch of Oudkerkslavisch ontstond hieruit chlŭmŭ: collis; in het Russisch cholm; in het (oud-)Poolsch chel̃m: pagórek. Van de andere Slavische talen zij hier in dit verband alleen nog gewezen op Tsjechisch chlum: heuvel, dat met een hoofdletter geschreven als Chlum weer een plaatsnaam is in Bohemen (bij Königgrätz)Ga naar voetnoot2) evenals (de afleiding) Chlumec (ten N.W. van Teplitz)Ga naar voetnoot3). Deze beide Tsjechische plaatsnamen Chlum en Chlumec luiden eveneens in het Duitsch Kulm en zijn dus ook als zoodanig geheel synoniem met Poolsch Chel̃m en Chel̃mno. In het bekende Woordenboek van vreemde woorden in het RussischGa naar voetnoot4) van Michelson (11de druk, St.-Petersburg-Moskou 1891) komt een woord Kol'mar voor als benaming van ‘een soort van zeer groote, groene en lang goedblijvende peren’Ga naar voetnoot5). Ongetwijfeld is hiermee niet de Poolsche Kalmerpeer bedoeld, maar de Fransche Colmar, Kolmarpeer of Kolmerpeer, genoemd naar de bovenvermelde Fransche stad Colmar. Tusschen de Kalmerpeer en de Colmar ‘incomparable’ bestaat inderdaad | |
[pagina 64]
| |
een groot verschil, zooals men in het werk van Knoop kan zien en lezen. De eerste (blz. 20) is ‘een heel groote Peer’ ‘ryp zynde, geel’ ‘maar ze duurt niet lang, wordende ras meelig’; de laatste (blz. 27) is ‘een tamelyk groote Peer’ ‘groenagtiger-geel, als ze ryp is’ ‘murv en eetbaar... zynde, bederft ze niet ras, maar blyft in die staat lang, zonder te rotten of onsmakelyk te worden’. Heeft Michelson, wat de grootte betreft, de Kol'mar met de Kalmerpeer verward? Ook Knoop verwijst in zijn Register op Kolmer naar Kalmer-Peer, terwijl hij Kolmer-peer ook naast Colmar plaatst (vgl. Woordender Nederlandsche Taal XII, kol. 901). Het medium Kolmer kan de verwarring in de hand hebben gewerktGa naar voetnoot1). Mijn gissing is dus, dat de zoogenoemde Kalmerpeer afkomstig zou kunnen zijn uit het Kulmerland aan de Wijsel met uitvoer over Dantzig (vgl. Dantziger peer), waarbij dan het verschil in vocalisme in het bijvoeglijk naamwoord te verklaren zou zijn door bemiddeling van een der oude bijvormen, hetzij van Kolmer, hetzij van Kölmer. De a van het Nederlandsche woord staat bovendien zoo ongeveer tusschen de u van het Duitsche en de e van het Poolsche in. Hoe voor het overige de klanken van aardrijkskundige namen ook bij de Polen en Duitschers in dit gebied en met name betreffende Kulm: Chel̃mno, zij het op eenigszins andere wijze, door elkaar kunnen loopen, blijkt nog in de benaming van een plaatsje in het Kulmerland, gelegen aan een meertje: ik bedoel Duitsch Kulmsee: Poolsch Chel̃mża.
Leiden r. van der meulen |
|