Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 57
(1938)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 259]
| |
Nog ‘op sijn hooft soeken’In een vorige aflevering van dit tijdschrift heeft Dr. R. van der Meulen de bovenstaande plaats uit den Reinaert verklaard als een omschrijving van: ‘luizen’ en ze vergeleken met lit. galvos jieškojimas letterlijk: ‘het zoeken van het hoofd’. De Middelnederlandsche zinswending iemand op zijn hoofd zoeken voor: ‘iemand luizen’ staat in de Germaansche talen geïsoleerd; men zal ze althans in de lexica te vergeefs zoeken. Daarom is het wellicht de moeite waard er op te wijzen dat het Oudnoorsch voor dezelfde ‘nere’ een gelijkaardige uitdrukking kent, namelijk: skođa í hǫfđi einum ‘iemand het hoofd onderzoeken’ letterlijk: ‘iemand in het hoofd (= haar) kijken’. Het luizen was, evenals het wasschen en het kammen van het haar, een liefdedienstGa naar voetnoot1) die ook in de Oudnoorsche samenleving bekend was. De Laxdoela saga vertelt hoe Óláfr Hǫskuldsson den boosdoener Stígandi in zijn macht weet te krijgen: met bedreigingen en geld weet hij de meid die er met den roover een liefdebetrekking op nahoudt over te halen haar minnaar verraderlijk uit te leveren. De meid gaat naar haar kudde: Kemr þá Stígandi til móts viđ hana. Hon fagnar honum vel ok býđr at skođa í hëfđi honum. Hann leggr hëfuđit í kné henni ok sofnar skjótliga. Þá skreiđiz hon undan hëfđi honum ok ferr til móts viđ þá Óláf ok segir þeim, hvar þá var komit ‘Daar komt Stígandi bij haar. Zij ontvangt hem vriendelijk en stelt voor hem het hoofd te onderzoeken. Hij legt zijn hoofd in haar schoot en slaapt vlug in. Dan trekt zij zich van onder zijn hoofd weg en gaat naar Óláfr en zegt hem hoe de zaken staan’ Laxd. 38, 5-6. Ook hier dus wordt het ‘hoofd zoeken’ aangewend om | |
[pagina 260]
| |
iemand op een listige manier in zijn macht te krijgen, en men kan zich wel te recht afvragen, of achter het elc op sijn hooft soeken in den Reinaert geen minder onschuldig begrip dan het zoeken van ongedierte verborgen zit. Verder ligt het voor de hand hier te denken aan de figuurlijke beteekenis die het ndl. luizen en het nhd. lausen hebben, namelijk: ‘op een bedrieglijke manier berooven’, ‘beetnemen’. De Oudnoorsche omschrijving skođa í hǫfđi is, evenals het Middelnederlandsche op sijn hooft soeken, een ἅπαξ λεγόμενονGa naar voetnoot1).
Leiden f. de tollenaere |
|