Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 57
(1938)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 241]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Coornhert's ‘verduytsching’ van de Vlaamsche vertaling van Boethius.(Deventer 1557)In 1585 verscheen te Leiden bij Plantin Coornhert's vertaling van Boethius' de consolatione philosophiae. In de opdracht ‘Aande Gildebroeders des Rederycx Kamer tot Amstelredam In liefd bloeyende’ schreef Coornhert: ‘dit (n.l. het boekje van Boethius) was by my al omtrent dertigh Jaren nu gheleden verduytscht, uyt oude ende duystere vlaamsche tale in Neerlandtsch: maar zo zeer schandelycken mesdruckt, alst boecxken eeren waardigh is: zulcx dat daar zo dickmaal niet voor iet, Ja voor neen, groot voor kleyn enz. verkeerdelyck was ghestelt: dat de Lezer de letters lichtelyck, maar t' verstand van Boethio zeer qualyck zien mochte’Ga naar voetnoot1). De eerste die een spoor van de uitgave waarover Coornhert bij het verschijnen van den Plantinschen druk zoo geringschattend sprak, meende ontdekt te hebben, was Th.J.I. Arnold. In de Bibliotheca Belgica beëindigde hij de beschrijving van den druk van 1585 met de volgende mededeeling; ‘Nous trouvons dans un catalogue (Muller, Catalogus ... van ... hollandsche godgeleerde werken.... Amst. 1857, no. 465) l'ouvrage suivant: Boethius, Die vertroestinghe der Wyszheyt, tot troest vanden bedroeffden, Raedt vanden onuerstandighen, und int gemeen tot alder menschen salicheit .. Namaels wt den Latyne verduydischt, unde nu nyeu ghedruct. Tho Deuenter.. By Symon Steinberghen 1557. Pet. in -8o, sign. A I-S V. Serait-ce là peut-être cette première traduction à laquelle Coornhert fait allusion? La date justifie jusqu' à un certain | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 242]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
point cette supposition’Ga naar voetnoot1). Kort daarna kon de U.B. te Gent op de veiling G. van Rijn (Utr. 1881) de hand leggen op een exemplaar van de Deventer uitgave. Arnold heeft het nauwkeurig in de Bibliotheca Belgica beschreven en de volgende beschouwing eraan vastgeknoopt: ‘Cet ouvrage est probablement celui que Coornhert appelle sa première traduction de Boèce ... Ce n'est au fond que la traduction flamande publiée à Gand, en 1485, par Arn. de Keysere, avec quelques remaniements apportés dans le langage, et avec quelques changements faits sur le texte latin ... Les mots du titre: “Namaels wt den Latyne verduydischt, unde nu nyeu ghedruct” sont probablement de l'imprimeur, qui, ayant trouvé le manuscrit du remaniement de la traduction flamande de Coornhert, l'aura imprimée à l'insu de ce dernier. Ajoutons encore que cette édition est écrite en néerlandais du XVIe siècle, bien que le titre pourrait faire croire qu'elle est écrite dans le dialecte de la province d'Overijsel’Ga naar voetnoot2). Olga Rinck-Wagner, die in haar proefschrift over Coornhert profijt heeft getrokken van de uitstekende bibliografie van diens geschriften in de Bibliotheca Belgica, achtte blijkbaar Arnold's voorzichtigheid overdreven en schreef de Deventer editie zonder voorbehoud aan Coornhert toeGa naar voetnoot3). Geerebaert zette in zijn bibliographie der Nederlandsche vertalingen van de oude Grieksche en Latijnsche schrijvers achter den titel van den Deventer druk Coornhert's naam, maar met een vraagteekenGa naar voetnoot4). In 1924 verscheen een nieuwe Nederlandsche vertaling van Boethius van de hand van J.W. Schotman. In zijn Inleiding | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 243]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gaf Schotman een beschrijving van de voorafgaande vertalingenGa naar voetnoot1): ‘De vroegst-verschenen Nederlandsche uitgave is in 1485 bij Arendt de Keysere te Gent verschenen ... In 1557 ziet een nieuwe vertaling te Deventer het licht ...; een klein en sierlijk perkamenten boekske, dat evenwel woordelijk gelijk is aan de druk van 1485, hoogstens zijn enkele kleinigheden gewijzigd en is hier en daar een Vlaams woord door een ander vervangen: meest betreffen de verbeteringen een veranderde spelling. Er is veel reden te gelooven, dat deze uitgave door Coornhert is bezorgd, immers deze zegt in de voorrede van zijn op de Deventer editie volgende, nu geheel opnieuw uit het latijn vertaalde Boethius: ‘... dit was by my al omtrent dertigh Jaren nu gheleden enz.’ (z.b.). Positiever klonk wederom A. van de Vijver's meening, dat Coornhert te Deventer in 1557 een nieuwe uitgave van de Vlaamsche vertaling had gegeven, maar in veranderde spellingGa naar voetnoot2), terwijl ook schrijver dezes in de Inleiding tot de door hem uitgegeven Bronnen tot de kennis van het leven en de werken van D.V. Coornhert de bezorging van de Deventer uitgave aan Coornhert kon toeschrijvenGa naar voetnoot3). In 1934 promoveerde aan de Vrije Universiteit te Amsterdam de heer S. van der Meer op een proefschrift Bijdrage tot het onderzoek naar klassieke elementen in Coornhert's Wellevenskunste. In de Inleiding werd Coornhert's Opdracht van 1585 aangehaald en werd in een noot diens ‘verduytsching’ van Boethius, onder vermelding van schrijvers Bronnen met den Deventer druk vereenzelvigdGa naar voetnoot4); maar stelling III van den heer Van der Meer luidde: ‘De in 1557 te Deventer anoniem uitgegeven vertaling van Boethius' de consolatione philosophiae wordt | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 244]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ten onrechte aan Coornhert toegeschreven’. Deze stelling heeft de aandacht getrokken van eenige recensenten van Dr. Van der Meer's dissertatieGa naar voetnoot1). Een toelichting van deze stelling heeft Van der Meer noch in zijn boek, noch ergens anders gegeven. Indien hij wilde doen uitkomen, dat de vertaling van 1557 eigenlijk het werk is van den anoniemen vertaler van de Gentsche uitgave, is zijn stelling niet anders dan een bevestiging van wat Coornhert zelf in zijn Opdracht van 1585 expressis verbis medegedeeld heeft: hij had Boethius immers ‘verduytscht, uyt oude ende duystere vlaamsche tale in Neerlandtsch’. Indien echter in de stelling met ‘vertaling’ wordt bedoeld de gewijzigde herdruk van 1557, die zich èn t.o.v. de spelling, èn in andere opzichten van de Vlaamsche vertaling van 1485 onderscheidt, is Van der Meer's stelling onhoudbaar. Daar zelfs Arnold niet absoluut zeker was, of men Coornhert als bewerker van de Deventer editie beschouwen mag, is het niet overbodig de vraag aan een nieuw onderzoek te onderwerpen. In zijn Opdracht van 1585 geeft Coornhert drie aanwijzingen met betrekking tot de door hem bezorgde Nederlandsche bewerking van Boethius: hij heeft zich ermee beziggehouden ongeveer dertig jaar geleden; het was een ‘verduytsching’ in het Nederlandsch van een Vlaamsche vertaling; de editie was ‘schandelycken mesdruckt’, o.a. stond er vaak niet voor iet, ja voor neen, groot voor klein enz. Op grond van deze aanduidingen laat zich bewijzen, dat de Deventer druk inderdaad identiek is met de door Coornhert in zijn Opdracht vermelde ‘verduytsching’.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 245]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
D VIII r. 5 v.b., die op bl. E II r. 14 v.b. moeten volgen. Ik zou echter niet willen beweren, dat, als gevolg van een ‘zo lelyck verdrucken’ de Deventer editie voor den XVIde eeuwschen lezer elke waarde miste, of - volgens Coornhert - ‘de Lezer de letters lichtelyck, maar t' verstand van Boethio zeer qualyck zien mochte’. De katernen H, L, M, N, O, P, Q, R zijn b.v. vrijwel zonder drukfouten. Ook zoekt men tevergeefs naar gevallen waar ‘niet voor iet, Ja voor neen, groot voor kleyn verkeerdelyck ghestelt’ zouden zijn. Hebben wij hier slechts te doen met een manier van spreken ter kenschetsing van een uiterst slordige druklegging? Of heeft Coornhert zich in 1585 met opzet zoo denigreerend over den Deventer druk van 1557 uitgelaten? Het antwoord op deze | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 246]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vraag geeft m.i. de Opdracht aande Gildebroeders van de vertaling van 1585. Coornhert vertelt erin, dat hij zich tot Plantin richtte met de vraag ‘of de zelve oock gheneghen zoude zyn dit boexken te drucken: wel wetende, indien zyn L. daar toe willigh ware, dat ick dan wel verzekert zoude zyn, van met dit zelve boexken, my niet weder te stoten aanden voorghaanden steen van mesdrucken. Doch was ick beducht, neen, ten aanschou van deze zo zeer quade ende neringloze tyden: maar t' gheviel my recht teghen myn vermoeden. Want de man zo haast niet en hoorde dat ick dit zo Leerlyck ende troostelyck boexken (zo hyt terstond daar voor oock scheen te houden als diet wel kende) overzetten wilde, in Neerlandtsch uyten Latyne, zich zelf niet min begheerlijk toonde tot het drucken, dan ick tot het overzetten van dien. T'was my lief, ick steldet over in Neerlandtsch, ende sprack een wyle daarna met zynder L. die my zeyde verstaan te hebben, datter noch al eenighe boexkens vanden eersten druck voor handen waren in zommighe boeckwinckelen: des ick doe in vermoeden quam dat de zelve Plantyn uyt redelycke oorzake van schade te beduchten aan dit boecxken, daar uyt zoude scheyden: maar neen, hy bleef noch willigh als voor, niet zonder myn verwonderen, zo zyn L. noch is ende nu alle daghe t'zelve in voornemen is aan te legghen’Ga naar voetnoot1). De toon van Coornhert's relaas verraadt, hoe verheugd hij was, dat de beroemde aartsdrukker zich bereid had verklaard, zijn vertaling uit te geven. Het was bovendien niet de eerste keer, dat de Haarlemsche notaris bij Plantin aanklopte; maar èn in 1579 èn in 1584 had hij een weigerend antwoord ontvangenGa naar voetnoot2). Nu zou de Vertroosting der wysheyd in het Leidsche filiaal van de Antwerpsche drukkerij ter perse gelegd worden. In het belang van de nieuwe editie achtte Coornhert het wellicht noodig de waarde van de oude uitgave te verkleinen: het lezende | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 247]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
publiek moest overtuigd worden, dat de Plantinsche druk de voorkeur verdiende boven de ‘mesdructe overzettinge’ van 1557.
Het bovengegeven bewijs, dat Coornhert de bewerker is geweest van de uitgave van 1557, steunt op de aanwijzingen die hij zelf in zijn Opdracht heeft gegeven. Maar er is meer. Aan den tekst van 1557 gaat vooraf: I. ‘Aenwysinghe unde Vorrede van desen boecke genaemt die Vertroestinge van der wyszheit’ (A II-A IIIV); II. ‘Dat leuen van Boetius int cortte beschreuen’ (A IIIv-A IVv). In den Plantinschen druk van 1585 volgt op de Opdracht: ‘Aanwyzinghe ende Voorreden’ (blz. 7-9) en ‘Het leven van Boethius int kort beschreven’ (blz. 9-10). Welnu, in beide uitgaven zijn deze stukken - op enkele kleine afwijkingen naGa naar voetnoot1) - geheel aan elkaar gelijk, m.i. een afdoend bewijs dat Coornhert, wien men er toch niet van verdenken zal, dat hij in 1585 zijn vertaling door een andermans voorrede vooraf zou laten gaan, ook de bewerker is geweest van den Deventer druk van 1557. De ‘Aenwysinghe’ en ‘Dat leuen van Boetius’ in de uitgave van 1557 zijn te beschouwen als de eerste proeve van Coornhert's gedrukt prozaGa naar voetnoot2). Zij volgen hier in extenso; in de rechter kolom wordt De Prologhe van den anoniemen Vlaamschen vertaler van Boethius (1485) aangehaald, voor zoover Coornhert er gebruik van heeft gemaakt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 248]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 249]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 250]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 251]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In één opzicht onderscheidt de Deventer druk zich niet slechts van den Gentschen druk van 1485, maar ook voor zoover ik zie van alle XVde en XVIde eeuwsche uitgaven van Boethius: hij is voorzien van een 150tal kantteekeningen. Meestal resumeeren deze den tekst waar zij betrekking op hebben met een of meer woorden of met een korten zin, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 252]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gelijkluidend aan den tekst. In dat geval bevatten zij niets wat karakteristiek zou kunnen zijn voor hun auteur. Talrijk zijn echter ook de marginaliën die in beter Nederlandsch opgesteld zijn dan de tekst zelf en dezen verduidelijken; soms hebben deze zelfs een bekenden klank voor den Coornhertkenner. Ter illustratie volgen hier enkele van deze kantteekeningen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 253]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wat nu den tekst van den Deventer druk betreft, zoo moet deze inderdaad als een ‘verduytsching’ van dien der Gentsche editie beschouwd worden. Het is geen herdruk van de Vlaaamsche vertaling, zooals de titel suggereert (‘nu nyeu ghedruct’); ten onrechte beweerde Van de Vijver dan ook, dat Coornhert slechts de spelling had veranderd. Overal heeft hij du van de Vlaamsche tekst vervangen door gy, dyn door uw, sou door zy. Hoe hij Vlaamsche, Fransche en Latijnsche woorden ‘verduytscht (heeft) in Neerlandtsch’, spreekt uit de volgende voorbeelden: cause - sake (passim), materie - stoffe (A VI), fortselike - geweldighe (A VI), properen - eyghenen (A VIIv), tempesten - onwederen (B IIv), sciencie - kennisse (B IV), sentencie - slotreeden (B IV), regieren - beheeren (B IV), regierders - overste (B IV), accusacien - beclappingen (B Vv), maniere - wyse (B VIv), frouden - bedroch (B VII), juge - rechter (B VIII), naerst - genaect (C II), useren - gebruken (C IVv), gouuernale - bestier (C VI), laboreren - arbeyden (D), int secrete - int heymelick (D), flatteren - smeken (D IIv), memorie - gedenckenesse (D VIII), | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 254]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tormente - marter (E IIIv), condicie - voorwaerdt (E VII), diluuien - overwater (F), considereren - bedencken (F), demonstracie - bewys (F IV), iniurien - versmaetheden (F VII), bocheux of contrefait - een bulte of mesmaecte (Hv), ignorancie - onwetenheit (J), paeyselicheit - vreedelickheit (J VIv), concluderen - sluyten (J VIIIv), destructie - verderffnisse, vernietinge (K Vv, K VIIv), siege - plaetze (K. VI), plainliker - claerder (L), diuersche ende contrarien partien - verscheyden ende tegentlicke deelen (Lv), discorderen - tweestemmich ofte oneens zyn (Lv), druclich - troerich (L V), conforteren - troosten (L VII), poysoene - venyne (M VIIIv), voys ende vorme - stemme ende gedaente (N), consequencie - achtervolginge (N III), punicien - straffingen (N IIIv), cesseren - vergaen (N VIv), officie der aduocaten - dienst der voirspraken (N VIv). iugieren - oirdelen (N VII), confusie - verwerringe (N VIII), contrarien - int tegendeell (N VIII), generacie - baringe off telinge (O II), consenteren - verwilligen (O V), ghetempertheyt - gematichtheit (O V), cours - loope (P Vv), fundamente - grondtvesteGa naar voetnoot1) (P VIv), rochen - clippen (P VIIv), servitute - dienstbaerheit (Q), souffisant - genouchsaem (Q VII), ymaginacie - inbeildinghe (RII), figure - ghesteltenisse (R II), absencie - affweesen (R III), presencie - tegenwoordicheit (S), comparacie - gelijckenesseGa naar voetnoot2) (Sv; F VI i.m. gelijkinge), wijsdom (iudicium) - ghewys off oirdeel (S II), ghesolueert - verclaert ende ontbonden (Sv). Talrijk zijn ook de gevallen waar Coornhert een woord van de Vlaamsche vertaling overneemt en het met een synoniem of vertaling aanvult: deurschinich - klaer unde doerschynich (A Vv), dooden - verdrucken unde dooden (A VIv), qualen - qualen off zieckten (A VIv), autoriteit - aensien off autoriteytGa naar voetnoot2) (B V), cure - cure off genesinge (C Vv), vulleesten - volleisten off vollencomen (H IVv), cronge - prye off croongie (M IV), propooste - voornemen off propooste (P VI), gheschuwen - gescuwen off vermyden (Q IIIv), exemplen - exemplen off byspelenGa naar voetnoot2) (Rv), instrumenten - gereetschappe off instrumenten (R IVv), passeren - lyden off passyren (R Vv; excedere), vulstringhen - volstringen off volleesten | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 255]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(S), condicien - ghedingen off conditien (S IIIv); dissimuleeren dissimuleern off veynsen (S Vv). Bekend is het protest, dat Coornhert in de voorrede van zijn vertaling van Cicero's de officiis (1561) liet hooren tegen degenen die ‘vreemde lappen voor een welstant ende beuallijcke chieraet opten mantel onser spraken brodden’, evenals zijn streven om ‘het oude vergeten ende versleten nederlantse duytsch weder int ghebruyck te brenghen’Ga naar voetnoot1). De bovenvermelde voorbeelden bewijzen dat Coornhert ook bij de ‘verduytsching’ van Boethius een poging had gedaan ‘om onse sprake te beteren, van vreemde woorden te reynighen, van verdoruene ghenesen, ende met haren eyghen natuerlijcken aert te eeren doort afschuymen, wtmonsteren ende wechbannen vande Latijnsche, walsche ende vreemde woorden’Ga naar voetnoot2). In de eerste proeve van zijn pen is deze zuivering nog niet consequent doorgevoerd; in Die vertroestinghe der Wyszheyt komen o.m. nog de volgende ‘vreemde woorden’ voor: Metra: rayen (B, Gv; H VIIv: strale; Pv: radien), officien (C V), regneeren (C VIII), mute (vogelkooi; G VIv), lyoen (L IV), baellie (L Vv), pingeeren (L VIII), pareersel (M Vv), ignoreert, gouverneert (N VIIIv), peys (Pv), fyn (uiteinde P II), considereert, generale, speciale (Q VIv; S IV: algemeenGa naar voetnoot3), sonderling), engien (ingenium; R III). Proza: proeye (proie; B II), disputeren (B IV, D III, E II), conspiratien (B VII; F II: tsamensweringe), presideert (C Vv), flatteerde (Dv; D IIv, D IV: smeken), gratie (D IIIv, K III, P VII), argueren (D Vv, E III, H IIv, M VIII, Q III, R Vv), precieus (E V; D II: costelyck), glorie (F Vv; passim), pays (G IV), gloriose, glorieuse (G IV, O VII), glauien (glaive; H IVv), assenteer (J V; N II: verwillige), spatie (N IIv, R VII, R VIIv), gouerneert, disponeert (O VIII), usurpeert (P III), betaillien (ed. 1485: batallien; P IV), corrumpeere (P IVv; P VIIIv: ongecorrumpeerde off onverderflycke wille), puniert (P IVv), confirmeert (P VI)Ga naar voetnoot4). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 256]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wat de Metra in den Deventer druk betreft, zoo zou men hier en daar van een bewerking van den Vlaamschen tekst kunnen spreken, zooals blijkt uit onderstaande voorbeelden:
Indien men den Latijnschen tekst raadpleegt, kan men zich overtuigen, dat de afwijkingen van den Vlaamschen tekst geenszins door het origineel beïnvloed zijn. Toen Coornhert | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 257]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zich met de ‘verduytsching’ van Boethius bezig hield, kende hij nog geen Latijn; met de studie daarvan zal hij kort daarna begonnen zijnGa naar voetnoot1). Het is derhalve minder juist te spreken van ‘quelques changements faits sur le texte latin’Ga naar voetnoot2). De vergelijking van Coornhert's tekst met de Vlaamsche vertaling leverde slechts één afwijking op berustend op den Latijnschen tekst, die in het Gentsche incunabel telkens aan de Vlaamsche vertaling voorafgaatGa naar voetnoot3). Tenslotte nog een veronderstelling waarom Coornhert zijn bewerking in Deventer heeft laten drukken. Volgens Arnold zou Symon Steinberghen, zonder Coornhert er in te hebben gekend, diens handschrift ter perse gelegd hebbenGa naar voetnoot4). Maar indien dit zoo was geweest, zou deze zeer zeker dit feit in zijn Opdracht van 1585 vermeld en er een energiek protest tegen aangeteekend hebben. Misschien is de Deventer druk in verband te brengen met Coornhert's vriendschap voor den koopman Hendrick van Marckel, herhaaldelijk burgemeester van Deventer in de jaren 1550-1581Ga naar voetnoot5). Sedert 1544 behoorde Van Marckel tot Coornhert's vriendenGa naar voetnoot6); aan hem droeg hij in 1567 zijn geschrift over | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 258]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lijdens troost op, omdat hem ‘in verscher gedachten is ghecomen het sonderlinge Exempel van lijdtsaemheyt binnen weynigh Iaren ghebleken aen U.E. in verscheydene groote tegenspoeden U.E. teffens overvallende’Ga naar voetnoot1). Uit dezelfde opdracht blijkt dat Van Marckel in den loop der jaren Coornhert menigen vriendendienst heeft bewezen. Best mogelijk dat hij hem bewogen heeft de Vlaamsche vertaling van Boethius te bewerken en de kosten van de druklegging voor zijn rekening genomen heeft.
Amsterdam, Januari 1938 b. becker |
|