| |
| |
| |
Een bron der geschriften van Vondel en Hooft over Hendrik IV
In zijn voordracht ‘De oudste gedichten van Vondel’Ga naar voetnoot1) merkt J. te Winkel naar aanleiding van ‘Wtvaert- en Treurdicht van Henricus de Groote, Koningh van Vranckryck en Navarre’ op, dat Vondel den moord zóó aanschouwelijk en zóó nauwkeurig tot in de kleinste bizonderheden beschreef, ‘dat hij wel een schriftelijk verhaal er van onder de oogen moet gehad hebben.’ Intusschen sluit hij het vermoeden niet uit, ‘dat Vondel's treurzang wel een vertaling van een Fransch gedicht zou kunnen zijn.’
Mijn vondst van het schriftelijk verhaal, waarop Te Winkel doelt, maakt het onwaarschijnlijk, dat Vondel's gedicht eene vertaling is.
De volledige titel luidt: Histoire de la mort déplorable de Henry IIII Roy de France et de Navarre. Ensemble un poème, un panégyrique & un discours funèbre, dressé à sa mémoire immortelle. Paris, M.D.C. XI. fol.
De schrijver is Pierre Matthieu, conseiller du Roy & historiographe de France. Het gedicht - men zou het tegendeel verwachten! - heeft stellig niet het meest de aandacht van Vondel gehad, al heeft hij er wellicht den alexandrijn aan ontleend. Het bestaat uit 106 strophen van zes regels.
Bij het aanhalen van citaten duid ik het uitvoerige prozaverhaal, waarin o.a. de kroning van de Koningin en de moord beschreven worden, aan met H, het gedicht met T, de panégyrique met P en den discours funèbre met D.
| |
| |
Wel-aan mijn Zang-Goddin, 't is tijd dat wij aanvangen
Te stellen op 't Tooneel, al zijn wij plomp en grof,
Het droevigh Treurspel van 't Parisiaansche Hof. |
Mais il n'est pas raisonnable de remettre à un autre temps les devoirs que l'on a rendu à la grandeur de sa mémoire, à l'honneur de sa sepulture, & à la vengeance de sa mort. (H) |
|
Zijn hooge Majesteit, de Christelijkste Koningh
Sich nu gesegent vont, en Vranckrijck in 't gemeen
Riep, tot versekeringh van dees Monarche, alleen
Ontbreeckt ons Koningin de Koninghlijcke krooningh. |
le Coronnement de la Royne, seule action qui manquoit aux prosperitez de la Paix & aux souhaits de la France. (H) |
|
Maar wie in al 't gedrang soo heerlijcken van verre
Doch boven al uytmunt? o 't is de Koningin! |
On vit la Majesté de la Maison de France Ce n'estoit que Grandeur & que Magnificence, Mais Marie en estoit le premier ornement. (T) |
|
d' een spoeyt zich vlugh en rat,
om 't Capitolium van dees beroemde stadt:
En d'ander om Loys den Dolphijn te bewaren. |
De Liancour sortit incontinent du carosse se rendit à la Maison de ville pour mettre ordre à ce qui estoit de sa charge. D'autres allerent pour adviser à la seureté de Monsieur le Dauphin. (H) |
|
Dus ondertusschen raackt de Koningh in de Louvre. |
Après que le carosse fut destourné le Roy fut porté au Louvre. (H) |
|
aldus de Peleaan,
Met Caesar de Romeyn dy lange is voorgegaan. |
L'impitoyable loy du destin veut qu'il meure,
De la mort que Cesar estima la meilleure,
Mort qui ne sêt la mort. (T) |
| |
| |
Jaar-maanden seventhien, en elf olym piaden
Afgonstigh heeft de tijd u dagen afgemaayt. |
Mort qui ne luy donna le temps d'estre malade,
ne luy laisse achever la sixiesme Decade,
Par le retranchement de trois ans & sept mois. (T) |
|
De Phoenix beelt dit af, die eijnde-lijcken spijst
't Vuyr met zijn sterflijckheyd, waar uyt de Jonge rijst: |
que la nature ne se lasse point, que le Phenix renait de ses cendres. (D) |
So siet men weer verweckt den Dolphijn uyt u asschen. |
On void renaitre ce Phenix de ses cendres. (D) |
Er is geen sprake van vertaling zooals men bij vergelijking van de teksten ziet, maar wel heeft Vondel in het boek alle inlichtingen gevonden, die hij behoefde om zeer aanschouwelijk te zijn.
Hij heeft de breedsprakigheid van zijn bron vermeden; de bezieling van den schrijver echter voor zijn onderwerp heeft zich aan hem meegedeeld. Al heeft hij niet vluchtig gelezen, toch heeft hij den tekst niet steeds goed begrepen, dunkt me. Rest me nog te wijzen op de tot nog toe algemeen als juist aanvaarde dateering van het gedicht. Het zal niet vóór 1611 geschreven zijn.
Aan dezelfde bron ontleende Hooft een gedeelte van zijn eerste geschiedwerk Hendrik de Groote. Zijn leven en bedrijf. Het is vooral het gedeelte H, dat hem heel wat bladzijden voor zijn biographie heeft geleverd, terwijl hem de verdienste niet ontzegd kan worden, dat hij noodelooze uitweidingen onvertaald heeft gelaten. Zijn vertalingen zelf zijn zoo nauwkeurig mogelijk. Voor ieder woord bijna zoekt hij een passend aequivalent, terwijl hij de vertaalde stukken en stukjes naar behoefte voor den gang van zijn verhaal met veel zorg rangschikt.
| |
| |
Ten bewijze laat ik een bloemlezing uit de door mij vergeleken teksten volgen.
De eerste zin, dien hij aan het werk van Matthieu ontleende en die betrekking heeft op de jeugd van Hendrik IV, is te vinden in P.
P. blz. 4 |
Hooft blz. 3 |
La diversité de la religion, troublant la plus heureuse & profonde Paix qu'eut jamais eu la France, il fut conduit au bois de Viesaine pour y estre nourry avec les enfans de France ou plus tost pour etre côme un gage precieux de l'ancienne fidélité de la Maison de Bourbon. |
Maar overmits de beroerten om 't geloof gerezen, braght men hem ten bos van Viçenne, om opgevoedt te worden nevens de kinderen van Vrankrijk: oft om eenen gijzelaer aan hem te hebben, tot verzekeringe van de genegenheden zijner ouderen.Ga naar voetnoot1) |
Voor zoover ik heb kunnen nagaan, putte hij de eerst volgende 157 bladzijden uit andere geschriften. Waar hij aan den rand der bladzijde aanteekent ‘'s Konings toerusten om de zaaken van Gulik, verwekt veel oordeelens’ keert hij naar Matthieu's werk terug en vertaalt dan schikkend en passend een groot gedeelte van H.
H. blz. 4-5 |
Hooft blz. 160-61 |
Le zele indiscret & bouillant de plusieurs mettoit les esprits en ces apprehensions panicques. Il dict à quelqu'un les mauvais offices que ses ennemis luy faisoient pour descrier la pureté |
Haar verdroot zeer der onbescheidenheidt en de hevigheden van zommige heetharssens en de oplóópende geesten, die, door list haarer vijanden opgeruit, dit bedenken strooiden en |
| |
| |
de ses pensées envers la Religion, & desbaucher la fidelité de ses subjects de son service. Ayant continué de grandes paroles sur ce subject qui seroient autant de perles en son Histoire, s'il n'avoit deffendu de les publier, il finist en ces mots, La première chose dont j'ay parlé a esté pour la seureté de la Religion Catholique au pays de Cleves, ie ne permettray jamais qu'elle se plaigne ny de mes armes ny de mes intentions. Je disois l'autre jour à M. de Sully que si tous les Princes d'Allemagne estoient d'accord de faire Empereur un Protestant, ie l'empescherois. |
uitmaten, om haare onderdaanen wederwilligh te maaken, ende te verleiden van haaren dienst. Ende viel zij, hierover, uit, tegens zeekeren perzoon, onder verbodt van naazeggen, ende sprak tot besluit: Mijn eerste zorgh is geweest het Katholijke gelóóf te verzekeren in 't landt te Kleef: ende zal nemmermeer gedóógen, dat het te klagen heb', over't wit mijner wapenen: ende zeide ik, een dezer daagen, den Hartoge van Sully, als alle de Vorsten van Duitslandt eens waaren, om eenen, anders dan Katholijk, tót Kaizar op te werpen, ik zoúd' er tegen zijn. |
Hoe Hooft er op uit was om te bekorten blijkt o.a. uit de wijze, waarop hij een twaalftal regels samenvat, waarin Matthieu de aankomst van het koninklijk paar te St. Denis en de voorbereiding van de Koningin voor de kroning vertelt. Letterlijk vertaalt hij slechts den laatsten zin en laat nog een gedeelte weg.
Het verslag zelf van de kroning vult bij Matthieu 12 bladzijden. Hooft besteedt er slechts een halve aan. Onderstaande zin valt het meest op door letterlijke overneming.
H. blz. 23 |
Hooft blz. 162 |
Pour ce la Royne fut conduite pour la troisiesme fois devant l'Autel, se mit à genoux sur le quarreau que le Duc d'Elbeuf |
Haare Majesteit weder ten tróón gekeert zijnde, werdt daar naa voor de derde reize ten autaar geleidt, ende ontfing, |
| |
| |
luy presenta & receut la tressaincte Eucharistie, ayant pour plus grande reverence posé la Coronne qu'elle avoit sur la teste. |
afgezetter króóne, het misbróódt. |
Logisch laat hij hierop het besluit van den kroningsdag volgen, terwijl de gang van het verhaal door Matthieu onderbroken wordt door 14 blz. kwade voorteekenen en een horoscoop van den Koning.
Na een beschouwing, die hij aanduidde met ‘De Koning in top van voorspoet en heerlijkheidt’, grijpt hij, zooals men uit mijn aanwijzing der pagineering kan zien, terug naar de ‘voorzeggingen en voorspook’ van onheil en dood.
H. blz. 25 |
Hooft blz. 163 |
On ne parloit en ce temps-là que de quelque grand accident qui devoit arriver. On r'appelloit le memoire de plusieurs predictions sur les Cometes, les Eclipses & les conjonctions des planetes superieures. L'estoile veuë l'année precedente en plein midy avoit esté considerée par les Mathematiciens comme un signal de quelque sinistre effect. |
Gróóte geruchten van een zwaar ongeluk dat beschooren was, ende vreemde rekeningen gingen 'er om nópende de comeeten, eclipsen, en de vergadering der planeeten, inzonderheidt van een' star, in den voorleden jaare, op klaaren middagh gezien. |
|
La riviere de Loire l'estoit debordée en pareille fureur qu'au temps de la mort violente de Henry II & Henry III. |
De Loirstróóm was overgelóópen, met gelijk geweldt, als in den dóódt van Hendrik den tweeden ende Hendrik den derden, die van scharp gestorven waaren. |
| |
| |
H. blz. 32-33 |
Hooft blz. 163-164 |
L'arbre planté en la cour du Louvre le premier jour de May tomba de soymesme sans effort & contre toute apparence la teste devers le petit degré. Bassompierre voyant cela dict au Duc de Guise avec lequel il estoit appuyé sur les barres de fer du petit perron au devant de la chambre de la Royne, qu'en Allemagne & en Italie on prendroit ceste cheute à mauvais signe, & pour le renversement de l'arbre dont l'ombre servoit à tout le monde. Le Roy estimant qu'ils parloient d'autre chose, porta sa teste tout bellement entre les leurs, escouta tout ce discours & leur dict, Il y a vinqt ans que j'ay les oreilles battües de ces presages, il n'en sera que ce qu'il plaira à Dieu. |
Een maibóóm, geplant op den nederhof van Louvre, was, zonder toedoen van eenige kennelijke óórzaak, omgevallen met de króón naa den kleenen trap toe. Van welke vremdigheidt Bassompierre, leggende met den Hartoge van Guize te kóuten, over d' ijzere lening van 't kleene uitstek voor de kamer der Koninginne, ende bijbrengende, dat men 't in Italien óft Duitslandt voor een euvel teeken, ende 't omvallen van den bóóm, onder wiens schaduw al de werelt school, neemen zóude: zóó stak zijne Majesteit het hóóft stillekens tusschen hen beide, zonder dat zij 't vernamen, ende zeide hun, toen zij uit hadden: twintigh jaaren lang heeft men mij de óóren warm gemaakt met deze beduidenissen: Dat Gode gelieft zal' er af vallen, min nócht meer. |
Het is soms niet te achterhalen waarom Hooft in de volgorde van de feiten, welke hij aantrof, verandering brengt. Misschien deed hij het ter bevrediging van zijn gevoel. Vertalen, zooals hij deed, konden anderen wellicht ook, maar de zinnen zoo verschikken, dat het verhaal er bij won, dat was dan het eigene, dat zijn werk zou kenmerken.
In het volgende fragment keert hij ze zóó om, dat de slotzin van M. bij hem voorop komt te staan.
| |
| |
Il n'avoit jamais appellé Roy M. le Dauphin. C'est le dernier mot que les Roys laissent sortir de leur bouche, la jalousie du souverain cômandement ne le prononce qu'à l'extremité, & j'ay souvenance qu'un Seigneur luy disant qu'il voudroit que M. le Dauphin eust une douzaine de ses années, il respondit; Je ne voudrois pas qu'il en eust une, & le jour du Coronnement comme si Dieu eust voulu qu'en une si grande assemblée il fit la derniere disposition de son Estat, il dict aux Gardes; Voicy vostre Roy. |
Dat hij óók, op de króóning, den sóldaten der lijfwacht zijnen zoon den Dauphin gewezen had, zeggende: ziet daar uwen Koning, werd voor een veegh teeken genomen: gemerkt de ijver hunner achtbaarheidt, den Koningen zulks niet ontslippen laat, voor op hun uiterste: ende hij, kennende het dorsten der jonge Vórsten naa oppermacht, eertijds eenen, die den Dauphin twaalf van zijne Majesteits jaaren toewenschte, wel geantwóórdt had, dat hij hem niet een jaar óuwder wenschte. |
Met bizondere zorg vertaalde en schikte hij het verslag van 's konings leven en bedrijf op den 14den Mei. Dit was te meer noodig, doordat Matthieu hier telkens in den eersten persoon gevoelens en ervaringen heeft ingevlochten, welke zijn vertaler liefst overslaat of tot feitelijkheden tracht te verwerken. Dan volgt eene uitweiding over de moed, doodsverachting en edelmoedigheid van den koning, welke Hooft geheel overslaat. Hij was te goed verteller om niet te begrijpen, dat de belangstelling voor de gebeurtenis, die het leven van zijn hoofdfiguur besloot, er door op te zware proef zou worden gesteld. De lotsbestemming des konings, een ontijdigen dood te gemoet te gaan, komt er te beter door naar voren.
Zeer levendig is zijn beschrijving van den aanslag. Ze is samengesteld uit zinnen en zinnetjes, die hij verspreid in zijn bron aantrof.
| |
| |
H. blz. 80 |
Hooft blz. 167-168 |
Ce Tygre venoit par le meme chemin. Plusieurs personnes passerent entre le carosse & les boutiques.
le cousteau en main, son chapeau dessus pour le couvrir.
H. blz. 81.
luy porte deux coups de cousteaux par dessus la rouë.
H. blz. 80.
La posture du Roy luy donna de l' hardiesse. S'il n'eust eu le visage tourné de l'autre costé, j'estime que la reverence & la Majesté que le doigt de Dieu a imprimé sur le front des Roys l'eust retenu. |
Want de schelm vol verwoedtheidts, ziende alzóó zijn open, ende dat verscheidene luiden tusschen de karós ende de winkels doortraden, quam aan, heel verhit ende bezweet, met zijnen hoedt op der handt, daar in een twee snedigh mes, ende braght over 't radt heenen, zijner Majesteit in een ommezien drie steeken te stouter, zóó te vermoeden staat, mits dat hij geen gezicht van haar aanschijn had, dat hem met vruntlijkheidt óft ontzichlijkheidt had mogen beteutert maaken. |
|
H. blz. 80 |
Hooft blz. 168 |
Le Roy sentant la premierc blessure
Le premier coup fut entre la seconde & troisiesme coste.
Le Roy dict: Je suis blessé. |
De Koning, voelende den eersten, die, tusschen de derde ende vierde rib in trof, sprak: Ik ben gequetst.Ga naar voetnoot3) |
(Il) haussa le bras & donna plus de prise à la seconde.
Le second un peu plus bas au milieu du flanc entre la cinquieme & sixiesme coste, tra- |
ende hief den arm op, zich mitsdien blóót geevende voor den tweeden, die tusschen de vijfde en de zeste rib ende 't endt der longe door, den |
| |
| |
versa l'un des lobes des poulmons & donna jusques à l'artere veineuse laquelle il fendit au dessus de l'oreille gauche du cueur. |
geestader opsneed, tot aan het slinker hartóór, |
H. blz. 81-82 |
|
Mais le second finit si promptement qu'à peine peut il achever ce mot, Ce n'est rien, car le sang luy vint à gros flots par la bouche. |
Zóó schielijk, dat hem vóórt, zeggende, 't Is niet, met dit laatste woordt het bloedt ten monde quam uitgevlogen. |
|
H. blz. 81 |
|
& pense luy en donner d'avantage mais le Duc de Mombason receut le troisieme en la manche de son pourpoint. |
De derde steek werdt van Monbason op zijn' móuw ontfangen, ende quetste maar de wambas - ende hemdsmouw zijner Majesteit, |
H. blz. 82 |
|
Le Duc d'Espernon se leve incontinent pour le soustenir & le supplie de penser en Dieu. Il joint les mains, & leve les yeux devers le Ciel. |
die, van Espernon gestut, ende gebeden om Godt te denken, haare handen t'saamen, en de óógen ten hemel slaande scheen te verscheiden. |
Het slot van zijn levensbeschrijving: een portret des konings, de rouw over zijn dood en zijn begrafenis, is door Hooft stellig niet uitsluitend aan het werk van Matthieu ontleend. Ik kreeg den indruk, dat hij hiervoor twee bronnen vergeleken heeft, waarvan de eene dan het werk van onzen ‘historiographe de France’ kan geweest zijn. Het is mij niet mogen gelukken de andere ‘schriften’ te vinden, waaruit Hooft zijn leven en bedrijf van Hendrik IV beweert te hebben ‘opgezocht’. Wat het hier behandelde betreft, zou de zegswijze ‘vertaald uit’ beter gepast hebben.
a. schillings
|
-
voetnoot1)
- Verslagen en mededeelingen van de Koninklijke Akademie van Wetenschappen. Afdeeling Letterkunde. Vierde reeks. Elfde deel. Derde stuk. Amsterdam 1912, blz. 308-357.
-
voetnoot1)
- Voor Hooft's tekst koos ik de editie van 1704 door David van Hoogstraten. Hooft, P.C., Mengelwerken. Amsterdam, 1704, fol.
-
voetnoot3)
- In afwijking van hetgeen Matthieu meedeelt, laat Hooft den eersten steek te recht komen tusschen de derde en vierde rib; wat den tweeden aangaat; volgt hij de lezing van M., terwijl Vondel dezen laat te recht komen beneden de zesde rib. Hebben beide auteurs nog een ander later mondeling of gedrukt verhaal van den moordaanslag gekend?
|