Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 57
(1938)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 80]
| |
JullieIn zijn rede over Deftige en Gemeenzame Taal (1934) geeft Prof. Kloeke een geheel nieuwe verklaring van jullie. Na eerst de mening bestreden te hebben dat jullie door klemtoonverspringing uit jelie zou zijn ontstaan, komt hij tot de conclusie, dat we moeten uitgaan van een vorm joului. Hij wijdt bizondere aandacht aan Noordhollands jollie en vooral aan de ‘platte’ vorm juilie, dat volgens Kloeke's opgave voorkomt in Haarlem, Leiden, Hilversum, Laren, Naarden, Hoorn, Koedijk, Osdorp, Spaarndam, Katwijk, Rijnsburg, ScheveningenGa naar voetnoot1). Ik wil met mijn opmerkingen uitgaan van deze vorm juilie. In de eerste plaats kan ik Kloeke's mening bevestigen, dat we in juilie met een oude vorm te doen hebben. Ik vond nl. in een pamfletje van 1709 herhaaldelijk de vorm juyluy. Het pamfletje is getiteld Hollandse Boere Vreugt wegens de Roemruchtige Victorie door de Bondgenoten op de Fransen behaalt bij Mons op den 11 September 1709. Klugtspel. Met Zang en Dans. Gedrukt voor de liefhebbers van 't Vaderland. Het is jammer, dat de plaats van uitgave niet wordt vermeld. Men vindt geen verdere locale aanduidingen in het stukje zelf dan: ‘De vertoon-plaats verbeelt een Dorp’. Wanneer men tracht het op grond van de dialektische eigenaardigheden te localiseren, komt men tot noordelijk-Zuidhollands. Op Zuidhollands en niet op Noordhollands wijzen heit of hait voor heeft, vullen voor veulen, zog voor zeug (het Noordhollands zou resp. het, vool en zeug moeten hebben). Utrechts kan het niet zijn vanwege paart, kaarl, paarl in plaats van peert, enz. Het dialekt is dus een aa-dialekt. De enige ae-spellingen zijn: vaere (varen) en gae | |
[pagina 81]
| |
(ga), wat ae-relicten of drukfouten kunnen zijn. Op Zuid-Holland en niet op Utrecht wijzen ook butter (in plaats van botter) en zeun (in plaats van zoon). Het kan echter niet al te zuidelijk Zuidhollands zijn vanwege bul, dat in zuidelijk Zuid-Holland voor stier althans nu niet meer bekend is. Voorts is mient voor meent al in de M.E. bronnen bezig uit zuidelijk Zuid-Holland te verdwijnen. Het dialekt diftongeert, zoals blijkt uit de opzettelijke spelling duzende (ook nu nog een uu-relict)Ga naar voetnoot1). De j voor intervokalische d komt alleen voor in goeje, kwaje, wye (wijde) en beduyen (hiernaast bien voor bieden). Voorts komt nog voor graften voor grachten. Mij dunkt, het zal er niet zo heel ver naast zijn, wanneer ik het dorp, waar het stuk speelt, ergens tussen Leiden, Woerden, Amsterdam en Haarlem plaats. In deze streek was omstreeks 1700 dus de vorm juyluy bekend. Vroului komt toevallig ook in het pamfletje voor, maar wordt gewoon vroului gespeld. Het Wdb. wil juilie verklaren door omzetting uit jielui. Zo ook ongeveer mej. Dr Hol in haar 6e stellingGa naar voetnoot2): ‘joelie is uit jieluu ontstaan’. Kloeke leidt juilie af uit joul(u)i en vergelijkt vruilie uit vrouwl(u)i. Het enige voorbeeld, dat hij van vruilie aanhaalt (uit Winklers Dial. voor Rijsbergen), blijkt echter met de ‘ui’ een klank als de ö van ‘Götter’ te bedoelen. In juilie wordt echter in de Hollandse dialekten wel degelijk een ui uitgesproken. De gevallen zijn dus geheel verschillend. Het komt mij voor, dat juilie beter anders te verklaren is. Kloeke vermeldt voor Elburg een poss. joelie (naast een personale julie), terwijl Goeree joele heeft. M.i. moet men uitgaan van joelie. In de tijd, dat gm. ū zich tot [y.] ontwikkelde, werd dit julie, waaruit door de diftongering van uu tot ui juilie ontstond. Juilie komt uitsluitend voor in gebieden, die diftongeren. Op de Veluwe, die niet diftongeert, is julie de | |
[pagina 82]
| |
vorm, die aan Hollands juilie beantwoordt. Zowel het Elburgse poss. joelie als het Goereese joele zijn oe-relicten in een uu-gebied. Ik ga er bij deze redenering van uit, dat joelie een heel oude samenstelling is, die in de tijd, dat joe of ju door jou werd vervangen, niet meer als samenstelling gevoeld werd. In joelie stond de oe niet in dezelfde positie als in joe. Naast jou behoefde zich dus volstrekt geen joulie te ontwikkelen. Voorzover ik weet komt joulie dan ook in geen enkel dialekt voor. Ik meen dus, dat naast elkaar kwamen te staan jou en julie als twee woorden waartussen geen etymologisch verband werd gevoeld. Jollie komt, als ik goed zieGa naar voetnoot1), alleen in Noord-Holland benoorden het IJ voor. Dit kan door verkorting rechtstreeks uit joelie zijn ontstaan vóór de overgang van oe tot uu, die in Noord-Holland allicht later heeft plaats gevonden dan in Zuid-HollandGa naar voetnoot2). In Zuid-Holland en andere gebieden, waar oe wel reeds uu was geworden, is jullie door verkorting ontstaan uit julie. In Noord-Holland stonden dus aanvankelijk misschien naast elkaar de lange vorm *joelie en de verkorte vorm jollie, in Zuid-Holland de lange vorm julie en de verkorte vorm jullie. Later werd ook Noordhollands *joelie tot julie en nog later werd julie in heel Holland tot juilie. Men kreeg dus toen deze toestand, dat naast de in heel Holland voorkomende lange vorm juilie in Noord-Holland de verkorte vorm jollie en in Zuid-Holland de verkorte vorm jullie stond. Jullie heeft tenslotte zowel jollie als juilie grotendeels verdrongen en is min of meer algemeen beschaafd geworden (hoewel van oorsprong een platte Zuidhollands-Utrechtse vorm). Het Zuidafrikaanse julle, dat uit het Zuidhollands-Utrechtse jullie moet zijn ontstaan (verg. hulle uit hullie), wijst erop, zoals Kloeke t.a.p. 14 reeds opmerkte, dat de vorm jullie minstens tot de 17e eeuw moet teruggaan. k. heeroma. |
|