Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 56
(1937)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 266]
| |
VeldiepIn een artikel onder deze titelGa naar voetnoot1) heeft Dr. A. Beets het waarschijnlijk gemaakt, dat Huygens, bij wie dit woord driemaal voorkomt, het naar het Engels heeft gevormd. Toch blijft het, dunkt me, de vraag, of we het als een Anglicisme moeten beschouwen. Wel schrijft Dr. Van Lessen in haar proefschrift, dat samenstellingen als metertief, fingerdick in het Duits zeer gewoon zijn, bij ons echter niet, waarbij ze als enig voorbeeld het genoemde veldiep aanhaalt, maar dit laatste is m.i. niet geheel juist. We kunnen aanstonds opmerken, dat vingerdik in onze taal wel voorkomt; Van Dale geeft: Het vuil zit er vingerdik op. Ook andere samenstellingen met vinger worden daar genoemd, n.l. vingerbreed (vingerbreed band) en vingerlang (vingerlange stekjes). Er bestaan evenwel meer van zulke samenstellingen. Het Ndl. Wb. geeft o.a. bladdun, ragdun, (beide bij dun) en schaduwdun. Verder haarklein en haarfijn, waarbij we nog kunnen noemen ragfijn. Bij klein vindt men er: dwergklein en stofklein. Als zuiver analogon mag men niet aanhalen ellenlang, evenmin als huizenhoog, maar wel torenhoog. Nu is het opmerkelijk, dat de oudste bewijsplaatsen in het Ndl. Wb. over 't geheel niet ouder zijn dan de achttiende eeuw. Veel hoeft dat overigens niet te zeggen, omdat een aantal van de hier genoemde woorden er nog niet in zijn verschenen, terwijl in andere gevallen geen voorbeelden worden genoemd. Om een idee te krijgen van de ouderdom dezer samenstellingen zou men kunnen wijzen op dezelfde formaties als neutrale substantiva gebruikt, waarvan het Ndl. Wb. ver- | |
[pagina 267]
| |
meldt duimbreed, haarbreed, handbreed en voetbreed, terwijl Verdam geeft vingerbreet (IX, 516). Misschien hebben deze woorden invloed gehad op het gebruik als adjectief of adverbium, waarbij dan de verhouding van beide leden die van een vergelijking werd. In dat geval zou er in een vroeger voorkomen dan de achttiende eeuw niets vreemds zitten. Daarom ook is het instructief te wijzen op zeediep, dat we bij Hooft vinden in de Geeraerdt van Velsen (vs. 1646), dus nogal wat eerder dan bij Huygens. Er staat: Daer slaetmen eenen grondt, zeediep, van paelen sterck,
En kroont den Aemstel, met ghewelleft metselwerck
Onwickbaer door zijn wicht; om boven op te laeden
Weldighe Zuylen 's Beurs voortreflijcke cieraeden.
Misschien, dat volgende afleveringen van het Woordenboek meer van dergelijke plaatsen geven. In afwachting daarvan ben ik geneigd aan te nemen, dat Huygens met veldiep de vertaling van een Engels woord gaf naar een in het Nederlands niet ongewone formatie.
's-Gravenhage g. kazemier |
|