Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 56
(1937)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 206]
| |
Heeft M. Corver de Tartuffe vertaald?Een van de Nederlandsche Tartuffe-vertalingen die de XVIIIe eeuw ons schonk, heeft als titel: Tartuffe of de Huichelaar. Blyspel. Gevolgd naar het Fransche van Molière. Amsterdam, 1777. Dit tooneelstuk zonder auteursnaam verschenen, wordt in de Catalogus van de Ned. Mij. v. Lett.Ga naar voetnoot1) toegeschreven aan M. Corver. Het is waarschijnlijk op grond van genoemde Catalogus, dat WorpGa naar voetnoot2) eveneens deze Tartuffe-vertaling aan Martin Corver toeschrijft. Ook Jan te WinkelGa naar voetnoot3) wijst Corver aan als den dichter van deze berijming, waarom hij, aldus te Winkel, in een hekeldicht van den tooneeldichter Bruno Zweerts beschimpt werd. Waarschijnlijk heeft men deze vertaling op naam van Corver gezet, omdat ze voorafgegaan wordt door een ‘Opdracht aan de Huichelary’ en een ‘Nareden’, beide geteekend ‘M. Corver’. Maar de passages uit de ‘Nareden’, die tot deze conclusie geleid hebben, zijn m.i. verkeerd geinterpreteerd: ‘Ik heb dan tot deezen tyd, dit Stuk geweigerd te geeven, schoon ik deze vertaaling reeds 5 à 6 Jaaren in myn magt heb gehad, en hoewel ik zag dat ik my zelve schade deed met het niet te vertoonen, heb ik het echter niet willen geeven aan een Publicq dat my al voor lang van hem deed denken, dat het met zyne aloude gebreken zodanig ingenomen was, dat het dezelve liever zag koesteren als op het Tooneel hekelen’. Het komt mij voor, dat Corver hiermede alleen wil zeggen, dat hij deze vertaling reeds 5 à 6 jaar in zijn bezit had, maar niet, dat hij ze zelf 5 à 6 jaar geleden zou geschreven hebben. De tweede passage: ‘om gemelde redenen dit Stuk tot de | |
[pagina 207]
| |
uitgave onder my gehouden hebbende’, bewijst alleen dat Corver het hem sinds langen tijd toevertrouwde stuk eindelijk uitgegeven heeft, maar hij maakt geenszins aanspraak op het auteurschap. Trouwens, een gedeelte van die zelfde oplage, gedrukt op kleiner papierGa naar voetnoot1), bevat de ‘Opdracht aan de Huichelary’ en de ‘Nareden’ van Corver niet, en is volkomen anoniem. Veel aannemelijker lijkt het mij deze vertaling toe te schrijven aan Bruno Zweerts die in 1794, uitgaf: Tartuffe of de Huichelaar, Blyspel gevolgd naar het Fransche van Molière, door B. Zweerts. Tweede druk. Te Amsterdam, by Jan Willem Smit, 1794. Deze vertaling is letterlijk dezelfde als die, welke door Jan te Winkel aan M. Corver wordt toegeschreven. Het ‘Bericht’ (voorwoord), eveneens woordelijk hetzelfde als dat van de eerste uitgave, is gedagteekend 1777 en is vergezeld van deze voetnoot: ‘Sedert de eerste uitgave dezer beryming heeft de Dichter Nomsz nog weder eene nieuwe vervaardigd, welke onder den enkelen titel van den Huigchelaar op het Amsterdamsch Tooneel vertoond word’. Had Zweerts de overtuiging gehad, dat Corver zich het auteurschap van de eerste uitgave had toegeëigend, dan zou hij dat zeker in de zoo even aangehaalde voetnoot vermeld hebben. Bovendien waren Zweerts en Corver niet de beste vrienden. Het Hekeldicht aan M. Corver tooneelspeler is daar, om dit te getuigen. In dit gedicht, geschreven nadat Corver directeur was geworden in Rotterdam, 1777, en voordat hij als zoodanig ontslagen werd, 1779, wordt Corver van vele dingen beschuldigd, maar niet daarvan, dat hij zich het auteurschap van Tartuffe heeft toegeëigend. Als men de strophen aandachtig doorleest, ziet men trouwens duidelijk, dat ze niet gericht zijn tegen de berijming van Tartuffe, maar tegen de ‘Opdracht aan de Huichelary’ en de ‘Nareden’. De eerste strophe, Wie schend verwoed en dol zyn handen,
Aan de edeloude Poezy, enz.
| |
[pagina 208]
| |
is een antwoord op hetgeen Corver geschreven had op de eerste bladzijde van zijn ‘Opdracht aan de Huichelary’: ‘Gy (de huichelary) bestierd zelfs de veder van het grootste gedeelte onzes Dichterdoms; ja zonder u zou de Nederlandsche Poezy schynen te vervallen’. Deze smaad op de dichtkunst geworpen wilde de dichter Zweerts wreken, nu Dient voor den Linkert, die 't verdient
De Hekeldichtpen eens versneeden.Ga naar voetnoot1)
Onder alle dichters voelde Zweerts zich het meest getroffen, want Corver had die smalende woorden over de ‘Nederduitsche Poezy’ geschreven in de inleiding op Zweerts' Tartuffe. Als laatste argument voor het auteurschap van Zweerts vermeld ik, dat de bibliotheek van de Mij. v. Lett. in het bezit is van een band uit dien tijd, die als titel draagt: B. Zweerts, Tooneelpoezy. Deze band bevat: 1. Tartuffe of de Huichelaar, 2. Hekeldicht aan M. Corver, 3. Tancredo, treurspel, 4. De hollandsche matroos, allen geschreven door B. Zweerts. De Tartuffe of de Huichelaar uit deze verzamelband is identisch, behoudens een klein verschil in het titelblad en een ‘Berecht’ dat er aan toegevoegd is, met de beide andere drukken aan Corver toegeschreven. Onze conclusie is dan ook dat de genoemde Tartuffe-vertaling niet door Martin Corver, maar door Bruno Zweerts geschreven is.
Utrecht j.j. soons |
|