Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 55
(1936)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 95]
| |
Kleine MededeelingenFrats(en)Algemeen wordt aangenomen: frats(en) uit het Duitsch. Ik zou willen zeggen: uit het Joden-Duitsch en wel van het Hebreeuwsche werkwoord pharats = scheuren, stuk stooten, waarvan is afgeleid een zelfst. nw. met de beteekenis: stuk. Van hetzelfde ww. komt ook het welbekende (scheld)woord ‘Pharizëer’, dat ‘afgescheidene’ beteekent. De beteekenis van ‘stuk’ tot ‘grap’, ‘praatjes’ of zooiets is bekend genoeg. ‘Klucht’ van ‘klieven’ is opentop een tegenhanger en ‘een raar stukje’ uithalen is ook corollair. Vgl. verder ‘mop’ = ‘brok’ en dan ‘grap’ e.a. Dat ‘fratsen’ het Ital. woord frasche zou zijn (het meerv. met bijz. beteekenis nl. ‘praatjes’ van het enkelvoud frasca = bebladerde tak), kan ik niet zoo gríf aannemen, als men denkt aan de uitspraak van dit Italiaansche woord nl. ‘fraskee’.
Groningen g.a. nauta | |
NekVoor de afleiding van het woord nek moeten we het stellen met een reeks van mogelijkheden; eenige zekerheid schijnt nog verre. Daarom is het, dunkt mij, geoorloofd den nadruk te leggen op de wel reeds gevoelde en ook vermelde (Franck-v. Wijk) indentiteit met nok, waarmee we dichter komen bij den nog niet te pas gebrachten Romaanschen vorm met u, in het laat-Latijn nucha (nog altijd een gewoon woord in de ontleedkunde voor cervix-posterior) Spa. Portug. Ital. nuca, Fransch nuque. De nek is a.h.w. de nok van den rug.
Groningen g.a. nauta | |
[pagina 96]
| |
Spenen, spinnenNoch onder spenen, noch in den vorm spinnen vermeldt Dr. KnuttelGa naar voetnoot1) de navolgende valkeniersuitdrukking, die hij had kunnen vinden in de, door het Woordenboek dikwijls aangehaalde ‘Proeve eener Nederlandsche Jagtterminologie door A.H. Verster van Wulverhorst’. Spinnen (1). Het eerste gedeelte van de afrigting der roofvogels. - Apprivoiser. J.E. Harting, de schrijver van Bibliotheca Accipitraria, Londen, 1891, die voortdurend met Hollandsche valkeniers in aanraking kwam, geeft in het ‘Vocabulary’ aan het einde van dat boek het volgende: Tame, v. Dutch Spinnen; German Abrichten; Zähmen, French Apprivoiser. Men zie voorts p. 2 van Schlegel et Verster van Wulverhorst, Traité de Fauconnerie en Swaen, Enkele mededeelingen omtrent de Valkenjacht, blz. 42. Het spenen of spinnen is het zeeg, tam maken van den vogel, niet het africhten op de jacht. Erhard Pacius, de vertaler van De Arte venandi cum Avibus van Keizer Frederik II (1756), die zeer sterk onder den invloed stond van de Hollandsche valkeniers en in zijn bewerking tal van Nederlandsche vakwoorden invoerde, zegt in zijn woordenlijst: ‘Spinnen, den Falcken mit einer Feder streichen, damit er lock werde’. Dit slaat op het gebruik van de ‘fris(t)fras(t)’, een veder waarmede de vogel gestreeld wordt om hem tot rust te brengen. Op blz. 404 zegt Pacius: ‘Die den Bec aufmachen, höigen, und sich rauh machen, soll man zuvor abspinnen, damit sie gewohnen sich angreifen zu lassen’. Men zie verder H. Schmidt, Die Terminologie der deutschen Falknerei, 1909, blz. 76. Misschien is spinnen een Hollandsche vorm naast het oudere spennen.
Amsterdam a.e.h. swaen |