Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 55
(1936)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 41]
| |
Hip(p)okrasDit woord, dat ook in het Frans, Engels, Duits, Italiaans, Spaans, en wellicht nog in andere talen, voorkomt, met kleine wijziging in de spellingGa naar voetnoot1), wordt verklaard als de naam van een in de Middeleeuwen veel gebruikte, oorspronkelik medicinale drank, die vernoemd is naar de beroemde Griekse arts Hippokrates, of wel naar een aan hem toegeschreven fiiltreerzak (‘la chausse d'Hippocrate’, ‘manica Hippocratis’), die men gebruikte bij 't doorzijgen van de hier besproken drank. Men zie Het Woordenboek der Nederl. Taal op Hipocras en Hipocraszak. De woordenboeken van Grimm, Littré, Murray geven in hoofdzaak dezelfde verklaring. Toch blijven er m.i. nog duistere punten in die etymologie. Ik begin met de minst belangrijke. Dat een drank of een ander produkt de naam draagt van de uitvinder of van de vervaardiger, is heel gewoon, maar dat men een bekende naam misvormt en die aan het produkt geeft, en tevens met de verminkte benaming niet slechts het produkt maar ook de uitvinder aanduidt, dat prikkelt tot het beproeven van een nadere verklaring. Dat voorts de Hippokrateszak de aanleiding geweest zou zijn tot de naam van de drank, lijkt mij niet waarschijnlik, daar immers de filter wel niet speciaal voor het doorzijgen van Hippokras gediend zal hebben, maar voor gekruide dranken in het algemeen. Ook meen ik dat de uit de litteratuur aangehaalde plaatsen waar sprake is van de drank, ouder zijn dan die waarop van de filter gewag wordt gemaakt. Dit kan echter toeval zijn. Van belang is daarentegen de gewelddadige verminking van de Griekse naam. Volgens Wackernagel is een analogon de | |
[pagina 42]
| |
overgang van Pasikrates tot Passecras. 't Komt mij echter voor dat het woord Passecras of Pasecras anders te beoordelen is dan ons HippokrasGa naar voetnoot1). Als men van alle nadere verklaring moet afzien, kan men m.i. zich hier alleen beroepen op de waarneming dat eigennamen onderhevig zijn aan zeer willekeurige verkorting; men kan wijzen op Griekse woorden als Loukas voor Loukianos en Antipas voor AntipatrosGa naar voetnoot2). Meer dan deze overwegingen heeft mij tot twijfel aan de volledigheid der gangbare afleiding de omstandigheid bewogen dat het woord hippokras, vooral bij de spelling ‘hypokras’ zo sterk aan Griekse woorden van verwante betekenis doet denken. Het is opmerkelik dat die bijgedachte blijkbaar bij zeer velen is opgekomen, hoewel ten slotte door de lateren verworpen. Kiliaen (Etymologicum enz., Antwerpen, 1777, p. 847) schrijft hipocras en verklaart het als ‘vinum aromaticum, nectar passum, melicratonGa naar voetnoot3), vinum Hippocraticum’. In Du Cange's Glossarium mediae et infimae Latinitatis leest men: ‘Ypocrasium | |
[pagina 43]
| |
a GallicoGa naar voetnoot1) Hypocras, submistum vinum’. Op deze plaats kom ik terug. Nu alleen de aantekening dat ik ‘submistum’ voor een vertaling houd van een ondersteld Gr. *ὑπόϰρατον of *ὑποϰράς. In zijn éditie van Ménage's Dict. étymologique (Parijs, 1750) bestrijdt A.F. Jault (i.v. Hypocras) Ménage's schrijfwijze Hipppocras en de afleiding uit de naam Hippocrates; volgens hem is het etymon het Gr. woord ὑπόϰρατον, ‘fait du verbe ὑποϰεράννυμι, qui signifie submisceo’. Een echo van Du Cange? Ik vermoed dat Du Cange (1610-1688) de mening der etymologen die aan het Grieks dachten, heeft gekend, er misschien op zinspeelt, maar als voorzichtig geleerde heeft hij geen positieve instemming betuigtGa naar voetnoot2). Zeker is het dat men in de XIXde eeuw de verklaring uit het Grieks heeft afgekeurd. Niettemin zou ik in een andere vorm en voor een deel van het woord tot die etymologie willen terugkeren. Het Grieks kent sedert oude tijden een paar adjectiva op -ϰρᾶς, n.l. εὐϰρᾶς en νεοϰρᾶς (gen. -ᾶτος), beide samenstellingen met 't werkwoord ϰεράννυμι en reeds door de tragici in overdrachtelike zin gebruiktGa naar voetnoot3). In postklassieke tijd is het aantal van die woorden sterk toegenomen; vele zijn van adjectiva substantiva geworden, 't laatste door terugtrekken van het aksentGa naar voetnoot4). Wat die woorden gemeen hebben is de betekenis ‘mengsel’. Zo vindt men: ἁλιϰράς, αὐτοϰράς, εὔϰρας, ᾽ισόϰρας, μελίϰρας, νεοϰράς, γαλαϰτοϰράς, χαλϰοϰράς (met koper vermengd, van een munt). Deze woorden hebben veelal naast zich een | |
[pagina 44]
| |
adject. verbale, b.v. εὔϰρας, εὔϰρατον; μελίϰρας, μελίϰρατον enz. Bij ἁλιϰράς, met zeewater gemengd, en χαλϰοϰράς, vervalst, is natuurlik wijn geen bestanddeel van het mengsel; wel is dat het geval bij μελίϰρας, wijn met honing, αὐτοϰράς, dat ἀμιγής betekent en gezegd werd van lichte wijn die geen vermenging nodig had of kon verdragenGa naar voetnoot1). Geen van die woorden is bekender en veelvuldiger gestaafd dan εὔϰρας, waarnaast εὔϰρατον, εὐϰρἀτιον staat. Het was de gewone drank der monniken in verschillende kloosters en bestond uit een afkooksel van peper, komijn en anijs, waarbij waarschijnlik wat wijn. De spijsvertering werd er door bevorderd. In Johannes Moschus' Pratum Spirituale komt het veel voorGa naar voetnoot2). Het is te begrijpen dat wie de bovengenoemde lijst van woorden kent, in de verzoeking komt om een vorm *ὑποϰρας te onderstellen en, als hij daarnaast dan een vorm *ὑπόϰρατον aanneemt, heeft hij het bruggetje tot Hippokrates gevonden. Maar dit bruggetje stort ineen. Noch *ὑποϰρας, noch *ὑπόϰρατον komt voor, en de drank zelf, de hippokras, is in Griekenland geheel onbekend. Ik vernam dit reeds van Mej. Prof. Antoniadis en het werd bevestigd door Prof. Ph. Koukoules te Athene, zeker de beste kenner van het huiselik leven der Byzantijnen. Hij deelde mij medc dat het woord en de drank nergens in Hellas, in geen enkel dialekt, worden aangetroffen. Hem staan de uitgebreide verzamelingen voor het Grote Woordenboek der Griekse Taal ten dienste, en zijn eigen buitengewone belezenheid in de Byzantijnse litteratuur. Een overgang van Hippokrates tot Hippokras houdt hij voor onmogelik; eerder | |
[pagina 45]
| |
wil hij aannemen een παραϕϑορἀ, een verhaspeling, van 't veel verbreide woord εὕϰρας. Ik moet hier bijvoegen dat een woord *ὐποϰρας, gesteld dat het voorkwam, zeer onduidelik zou blijven. Betekende het, als adjectief, ‘een weinig gemengd’, als 't ware een tegenstelling van ἰσοϰρἀς = half om half, ἴσον ἴσῳ? Of was het ‘voorzichtig, langzaam gemengd’? 't Woord submisceo bij Du Cange en Jault is mij ook niet helder; moet men vergelijken subolere, subridere, submurmurare? Ik heb slechts één analogon gevonden van 't onderstelde Griekse woord, n.l. ὐποτνρίς, een soort koekje waarvan bij Athenaeus (XIV, 56 = p. 648 F) 't recept begint met: ‘melk en honing laat men stollen’. Volgens een noot van Casaubonus (op blz. 565 der Animadversiones in de editie van Schweighäuser) waren het koekjes ‘caseolorum formam referentes’, dus ‘pseudo-kaasjes’ (τυρός, kaas). Na deze verkenning op Grieks gebied kom ik tot de volgende voorstelling, in hoofdzaak gebaseerd op wat Du Cange en Littré berichten. De eerste zegt dat in Frankrijk een vorm hypocras ontstaan is, die men verlatijnst heeft tot Ypocrasium (zie hiervóór blz. 2). Littré, medicus en lexicograaf, geeft in zijn Dictionnaire de la langue française verschillende plaatsen op en gaat dan aldus verderGa naar voetnoot1): ‘cette préparation [de gekruide wijn] étant appelée vinum hippocraticum dans les anciens lexiques médicaux, hypocras malgré la fausse orthographe doit venir de hippocraticus, dérivé de Hippocrate’. Ook Ménage vermeldt in zijn Dictionnaire étymologique (i.v. Hippocras) de Franse herkomst, ten minste het zeer vroegtijdig voorkomen, van de vorm Hippocras. Hij haalt een brief aan van ‘M. Moisant de Brieux... imprimée à la fin de la seconde partie de ses poésies Latines’, waarin deze zegt dat Hippocras voorkomt ‘dans le Roman de la Rose et les autres | |
[pagina 46]
| |
vieux auteurs’. Wie die ‘autres vieux auteurs’ zijn, kan ik niet nagaan, maar in de Roman de la Rose staat inderdaad (v. 15959) Ypocras als naam van de Griekse arts. Als basis van verder onderzoek moet men, meen ik, een FransGa naar voetnoot1) woord aannemen, ontstaan uit vinum hippocraticum of vinum Hippocratis. Hoe dit woord is ontstaan vermag ik niet met enige zekerheid te zeggen. Wel ben ik er van overtuigd dat bijgedachte aan Griekse woorden in de formatie is te herkennen. Daarop wijst de graeco-latijnse vorm ypocrasium en nog veel sterker de eindlettergreep van ypocras, die doet denken aan de talrijke woorden op -kras, met name aan εὔϰρας. Het is alsof een woord als Hippocratesmengsel, Hippokrateskras of in Potjes-Latijn Hippocratocras, door een vereenvoudigingGa naar voetnoot2), die men beter een ruwe amputatie kan noemen, zijn nieuwe populaire vorm heeft gekregenGa naar voetnoot3). Zulk een verklaring is iets anders dan een willekeurig verbinden van ὑπό en ϰρὥσις, door Littré, Hatzfeld en Darmesteter (i.v.) te recht ‘une fausse étymologie’ genoemd. De nauwe betrekking die tussen Frankrijk en Griekenland ontstond na de vierde kruistocht en na de stichting van Franse baronieën en vorstendommen in Hellas, maakt bekendheid met Griekse gebruiken en benamingen van dranken zeer begrijpelik. Ons kandeel is te beschouwen als een vertaling van Lat. caldellum, de geleerde en daardoor internationaal geworden term, naast Frans chaudeau, en dit caldellum is weer een navolging van Gr. lochozema, letterlik de warme kraamvrouwendrank der ByzantijnenGa naar voetnoot4) Griekse wijnen (ik herinner slechts aan malvezij, | |
[pagina 47]
| |
Fr. malvoisie, romenije, Fr. romenie) waren beroemd en de Grieken meesters in het bereiden van medicinale en geparfumeerde wijnen als ἰᾶτον, ῥοζᾶτον, ϰ;υινᾶτον, ἀνιστον, dus dranken waaraan een al of niet geneeskrachtig bouquet was gegeven door viooltjes, rozen, anijs of komijn. Ook οἶνος ϰιναμὠμου, dus ‘kaneelwijn’ en ἀϕψινϑτον ‘absinthwijn’ worden genoemdGa naar voetnoot1). Als punt van uitgang heb ik de naam van de drank genomen, niet slechts op gezag van Du Cange (die evenmin als Kiliaen van het woord als benaming van de arts rept) en op grond van het hierboven (blz. 6, noot 3) gezegde, maar ook omdat, naar de bekende voorbeelden te oordelen, (h)ypocras meer voorkomt om de drank, dan om de uitvinder aan te duiden. Dit is ook zeer natuurlik. De overbekende, juiste naam van Hippocrates als arts belemmerde het veldwinnen van de verminking, terwijl men bij de drank alle herinnering aan de etymologie van lieverlede zal hebben verloren. Ondanks het voorkomen van Ypocras (= arts) in de Roman de la Rose (v. 15959) schijnt alleen in Germaanse landen, als de Nederlanden en Duitsland, niet zo verbonden aan de Oudheid, de naam Ypocras voor die van een beroemde geneesheer vrij sterk verbreid te zijn geweest. Bij de voorbeelden door Het Woordenboek en door Verdam aangehaald, voeg ik nog een door Wackernagel (zie hierboven, blz. 2, noot) vermeld; hij haalt twee Latijnse verzen aan uit een grafschrift (13de of 14de eeuw), waarvan het laatste luidt: ‘quod mihi nunc, tibi cras, non te salvabit Ipocras’. Nader onderzoek zou moeten uitmaken of mijn indruk van de betrekkelike zeldzaamheid in 't Frans van Ypocras als persoonsnaam juist is. | |
[pagina 48]
| |
Hoe moet men zich nu voorstellen dat via de naam van de drank ook die van de uitvinder is verminkt? Ik onderstel als volgt. In het Oudfrans wordt de naam van een persoon die in het Latijn door een genetivus subjectivus werd weergegeven, niet voorafgegaan door de. Zo verklaart men uitdrukkingen als le corn Rollant, een constructie waaraan nog heden ten dage vele eigennamen de herinnering bewaren; men noemt Fête-Dieu, Hôtel-Dieu, La Place Thiers, La Rue Richelieu enz. enz. Zo kon dan in vin Ypocras het tweede woord even goed de naam van de arts, dus een substantief, weergeven als de benaming van een drank. Vin Ypocras, geworden tot Ypocras, gelijk vin Dubonnet tot Dubonnet, kon een populaire verminking worden van 't oorspronkelike, daarnaast nog altijd gehandhaafde, Hippokrates. In verfranste vorm, met gedeeltelik Franse klank maar wisselend aksent (‘non te salvabit Ipὓcras’), is 't woord internationaal geworden.
Wassenaar. d.c. hesseling. |
|