Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 55
(1936)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 8]
| |
Huijsmorsen en Verhuijsmorsen Huijsmossen schietenEn jou goetje en werd je niet ontmomt, noch verhuijsmorst.
Wat hetme onze Aecht wel goet of-handich ghemaeckt, en ontlorst.
De helft van den tijdt mis ick dit of dat, van neusdoecken of van huijve.....
(Bredero, Klucht van den Molenaer, 211/13.)
....., so dat wij ons eygen moeders-tael, die doch na 't seggen van Becanes een tael-moeder is, selfs haar eygentschap niet en wisten, noch haar Ryckdom niet en kende, maar huijsmorsten en lorsten, met behulp der vreemder tonghen. ....., beweecht met een kloeck-sinnighe ijver, dese Nóóde-lóóse Pracherije eens af te schaffen en de Troggelsack met al de Beedel-brocken eens na Vranckerijc... te sende..... Dit zijn de beide bekende plaatsen, waar de eerste boven dit artikeltje gedrukte woorden voorkomen en ogenschijnlijk weinig moeite opleveren. Wie er zich mee bezighield, verklaarde toch zonder nadere uitleg verwaarlozen, knoeien, verbasteren of iets van dien aard. Zeker moet men erkennen, dat door die gissing een leesbare zin ontstaat, die wel past in het geheel. Maar bij zorgvuldig toezien rijzen bezwaren. Op beide plaatsen bedient Bredero zich n.l. van een enigszins wijdlopige stijl, met behulp van synoniemen; in de Molenaar zeer van pas. De ste-vrouw Trijn Jans kan hier maar moeilijk de verdorvenheid van haar dienstbode ten volle uitmeten: ze gebruikt ontmompen, ofhandich maecken en ontlorsen, drie woorden voor stelen bijeen. Past daar dan een woord voor knoeien, verwaarlozen, wel tussen? Hoeveel waarschijnlijker is een vierde synoniem. | |
[pagina 9]
| |
Wat in de klucht, evenals elders in het dramatisch werk (Spaanse Brabander 225/7 bijv.) zo natuurlijk klinkt, lijkt een geijkte figuur in de brief. Huijsmorsen en lorsen worden hier samengevat als Nóóde-lóóse Pracherije, terwijl de Troggel-sack verduidelijkt, dat de schrijver het bij voortduring over ontlening heeft; eerst in het eind van de brief wordt het revel-Duijtsch, de brabbeltaal die er door ontstaat, gehekeld. Wie geneigd is hierbij een vraagteken te plaatsen, leze het voorbeeld dat Bredero in het begin van zijn brief vrij slaafs gevolgd heeft en waar hij zelf op zinspeelt: de Twe-spraeck. Voor ons is daaruit Coornhert's ‘Voorreden’ van belang, waaruit ik citeer: ...... bemerkend... dat men zó ghantschelijck zonder alle nóód ghewoon was te lenen ende te lortsen van vreemde talen.... derhalven ick voor mij nam mijn moeders tae... vande onnutte lappen en vuijle brodderijen te suijvere...Ga naar voetnoot1) Het schuin gedrukte verklaart Bredero's bedoeling volkomen: lenen en lortsen, twee woorden voor ontlenen.
Al is nu huijsmorsen = ontlenen en verhuijsmorsen = stelen, verdonkeremanen wel duidelijk, onverklaard blijft nog de vorming van deze woorden. Echter is ze er niet moeilijker op geworden. Tot nu toe zocht men verband met morsen = knoeien,Ga naar voetnoot2) maar dit woord had ook een betekenis ‘oneerlijk zijn’; morsen en lorsen kwamen samen zo voorGa naar voetnoot3) en ontmorsen hoorde hier bij.Ga naar voetnoot4) Nu wordt verhuijsmorsen in de Molenaar dadelijk doorzichtig, wanneer men aan huisdief en huisdieverij denkt, waarvan het Woordenboek een paar jongere voorbeelden geeft: als inwonend bediende iets van den meester of de meesteres stelen.Ga naar voetnoot5) | |
[pagina 10]
| |
Op grond van de brief moet men aannemen, dat huijsmorsen in de volkstaal reeds verruimd was tot stelen zonder meer, geen ongewoon verschijnsel, waardoor Bredero er weer in figuurlijk gebruik ontlenen van kon maken.
In aansluiting op het bovenstaande wordt nu Sewel's nergens in de literatuur gesteunde verklaring van ‘huijsmosschen schieten’ interessant: a canting phrase; to steal. De afstand tussen de 16de-eeuwse betekenis ‘langs de huizen bedelen’ en de vertaling van Sewel is niet al te grootGa naar voetnoot1), maar het feit blijft bestaan, dat op geen enkele bekende plaats stelen goed past. Daarom vraag ik mij af, of Sewel zich hier misschien vergist heeft, zodat van twee echte volksuitdrukkingen uit dezelfde sfeer, de ene die hij opnam, juist de verklaring van de andere kreeg? Utrecht b.h. erné |
|