Johan Hendrik Kern (24 Januari 1867 - 19 December 1933)
Het heengaan van Kern is voor de Redactie van het Tijdschrift voor Nederlandsche taal- en letterkunde een gevoelig verlies. Hij trad, geheel in overeenstemming met zijn aard, niet naar buiten op, zijn bijdragen in het tijdschrift zijn niet talrijk geweest, maar mocht hij zich spaarzaam uiten in woord of geschrift, hij was niettemin een stille kracht van ongemeen groote werking. Het advies van Kern betreffende ingekomen bijdragen was helder, zakelijk en humaan; het bezat daardoor een gewicht, dat in de beraadslagingen bijzonder zwaar woog. Wanneer na een voordracht, door een der redactieleden ter vergadering gehouden, Kern het woord nam, luisterde men met meer dan gewone aandacht, omdat zijn opmerkingen steeds van een helder oordeel getuigden, meermalen het gesprokene aanvulden of nog dieper in het vraagstuk doordrongen.
Diezelfde zekere blik op de verschillende kanten van een probleem, dat rustig afwegen der verklaringsmogelijkheden, de wijde omvang van zijn kennis, die hij steeds meer liet raden dan tentoonspreidde, vooral ook de hooge geest van onpartijdigheid, sine ira et studio, waarin hij zaken en personen oordeelde, dat alles kwam het beste uit in de voordrachten, die Kern zelf in onze bijeenkomsten hield. Recht door zee, sober en mannelijk, zoo was hij in het verkeer met ons als met allen; wij kunnen niet anders dan dankbaar zijn, dat hij tot het laatste toe zijn kennis en zijn krachten aan ons tijdschrift heeft gewijd. Het was moeilijk dezen vijand van veel woorden te toonen, hoezeer men hem hoogschatte; nu na zijn dood getuigen wij gaarne, dat hij ons de onuitwischbare herinnering heeft nagelaten aan een geleerde van meer dan gewoon formaat en, wat hooger roem is, aan een goed mensch.
De Commissie voor Taal- en Letterkunde