| |
| |
| |
Een Fransch-Nederlandsche ‘Leere van hoveschede’ uit het einde der 15de eeuw
De codex Canonicianus miscellaneus 278 van de Bodleian Library te Oxford is een bundel, die vier verschillende, willekeurig samengevoegde handschriften bevat. Deze vier handschriften hebben, strikt genomen, alleen het formaat met elkander gemeen; waarschijnlijk is, dat ook het minder of meerder didactische karakter van hun wederzijdschen inhoud hun gemeenschappelijken eigenaar uit de laatste jaren van de 17de eeuw licht er toe zal geleid hebben, ze onder één hoornen band met rood titelstuk te laten vereenigen. De geheele codex is door dien bezitter met zwarte, Romeinsche cijfers gefolieerd, waarbij een foutje gemaakt is: bl. 5 heeft nl. geen cijfer gekregenGa naar voetnoot1).
Het vierde gedeelte van dezen codex, dat bll. 129-176 omvat, is een handschrift op perkament, bestaande uit zes quaternen, dus 48 bladen, 200 mM. hoog bij 138 breed; elke bladzijde is verdeeld in twee kolommen, die met inkt afgeschreven zijn: 139 bij 42 mM., met 5½ mM. tusschenruimte; maar niet regelmatig gelijnd: het getal regels, aanvankelijk 24 en 23, wordt spoedig 22 en vermindert gaandeweg tot 20. Van de signaturen is hier en daar nog een miniem spoor van een lettertje overgebleven; de custoden zijn het mes van den binder geheel en al ten offer gevallen. De tekst is geschreven in een duidelijke, vaste, regelmatige hand, zoogenaamd bastaardschrift, om en bij het jaar 1470, eer iets later dan iets vroeger. De interpunctie is gering: hier en daar een punt; maar de
| |
| |
verkortingen zijn talrijk, vooral in den Franschen tekst. Het handschrift is nog niet gerubriceerd: de ruimte voor de roode of blauwe lombarden is opengebleven, en zelfs de representanten zijn, op twee na, niet ingevuld.
* * *
De inhoud van dit gedeelte bestaat uit een - grootendeels nog niet bekenden - Franschen tekst, van het slag dat men in Frankrijk, sedert Erasmus, een traité de civilité puérile noemt, een onderwijs in de scone manieren (zooals men in Vlaanderen nog altijd zegt), in de cortoisie, in de hovescheit, waarin vooral les contenances de table, de tafeltucht (zooals ze in de 16de eeuw ook bij ons genoemd zijnGa naar voetnoot1)) een ruime plaats innemen en, merkwaardigerwijze, een berijmde vertaling van de Disticha Catonis opgenomen is, nl. die van Adam de SuelGa naar voetnoot2); dat alles vergezeld van een Nederlandsche vertaling.
Zoowel ter wille van onze kennis van zeden en gewoonten uit vroeger tijdGa naar voetnoot3) - waarbij men er zich voor zal hooren te hoeden, daarin specifiek Nederlandsche zeden en gewoonten te zienGa naar voetnoot4) - als van de taal en letterkunde verdienen beide teksten, die ik nu al 35 jaar in portefeuille heb, te worden uitgegeven, te meer daar in den loop dezer jaren van den Franschen herhaaldelijk gewag gemaakt is, en er zelfs passages uit medegedeeld zijn door geleerden, die den codex zelf niet gezien haddenGa naar voetnoot5).
| |
| |
Om ons thans bij den Nederlandschen tekst te bepalen: zoowel voor de ‘klank- en vormleer’ als voor den woordenschat bevat hij opmerkelijke gegevens, en het getal der bekende Nederlandsche Cato-teksten wordt weer met één vermeerderd. De vertaling is klaarblijkelijk in Vlaanderen geschreven, zooals aan verschillende taalvormen, resp. graphieën te zien is: ê = ei; ei = ē; au = ou; ou = oe; z = s; het verkeerd plaatsen der h:hende bl. 129 a, b; 131a, 167a; altre bl. 153a; andele, bl. 143b; antierne bl. 130a; antfat bl. 139a; dandfat bl. 146a; asel noeten bl. 148b; gheaet bl. 154a; ghehidelt bl. 150a; heure, huere bll. 133b, 152a, 172b; assimilaties als mes = mest, mist, bl. 152b; neestelike = neernstelike bl. 137a; samentrekkingen als (tuwen) boofe = behoeve, bl. 144b. Verder, vormen als toogen = toonen 129a, 137b, 145a, 157b; zoe = zij 131b, bis; 173a, 175b, 176a; slink 147b; duust 155b; me = men 135b, 139b, ter; 140a, 145b,
162b, 167a; seine, seint 136a, 136b.
Nu werd het eerste gedeelte van den geheelen codex, zijnde bll. 1-16, bevattende de itineraria van Brugge naar Rome over Venetië, alsook eenige aanteekeningen over het H. Land, geschreven in 1468 en 1470, en wel te Brugge, zooals uit verschillende aanteekeningen van den kopiïst duidelijk blijkt. Het tweede gedeelte, zijnde bll. 17-96, bevat een ongedateerd afschrift van de drie Martijns mét Bukelare's Latijnsche vertaling, dat nogal sterk Vlaamsch gekleurd is, en omstreeks 1480, wellicht nog iets later, moet geschreven zijn. Het derde gedeelte omvat bll. 97-128, is gevuld met: 1. een afschrift van de Disticha Catonis vergezeld van de Fransche vertaling van Jehan Le Fèvre; 2. een welbekend Fransche gedicht tot de H. Maria (O doulce vierge plaisant et coye enz.);
| |
| |
3. een aantal Middelnederlandsche rijmspreuken, geestelijke gedichten en prozastukken, alles geschreven in 1467; en heeft eveneens te Brugge thuis behoord: op bl. 99b staat nl. te lezen, geschreven omstreeks 1500: Dit boeck hoert toe Jan van hersvelt toe brugghe int cronuneghent hofGa naar voetnoot1). Het vierde gedeelte stamt dus vrijwel zeker óók uit Brugge, al komen specifiek Brugsche taalvormen er niet veel in voor: op de Westvlaamsche uitspraak van ou wijst zeker coult, bl. 153a, bekende Fransche spelling, = cout; heure 133b, 172b kan een poging zijn om de Brugsche uitspraak van ure -, tzeen 130a, om die van te zijn aan te wijzen; as 138a, 149a, 172b = als, komt in Brugsche stukken niet zelden voor; woester 141b, schijnt niet uitsluitend Zuidnederlandsch geweest te zijn, maar in Zuid-Nederland is het Westvlaamsch geweest. Maar ontwijfelbaar, zelfs treffend Brugsch is de vertaling van vng oisel de riviere met eene rye voegle: te Brugge heeten alle stadsgrachten immers vanouds reien.
Dat deze leere juist te Brugge vertaald werd, zal wel geen louter toeval geweest zijn: in het ‘Venetië van het Noorden’ moet voor dergelijke handboeken een publiek bestaan hebben. Werd te Brugge niet ook het bouc vanden ambochten, le livre des mestiers gecomponeerd, dat den auteur van dít geschrift waarschijnlijk wel bekend zal geweest zijn?
Het lijdt nauwelijks eenigen twijfel, dat we hier het autograaf van den vertaler voor ons hebben. Op bl. 156a is in den Nederlandschen tekst een geheele regel open- en op bl. 168a is sommeille onvertaald gebleven: zou de vertaler het ‘juiste woord’ niet hebben kunnen vinden? Omgekeerd zijn de laatste Fransche woorden van bl. 158b in zijn pen gebleven, terwijl ze wél vertaald zijn. Hij schrijft zelfs een Nederlandsch woord in den Franschen tekst: a la crebbe bl. 153a, en vergist zich naderhand, bl. 174a, zóó zeer, dat hij een geheelen Nederlandschen regel in den Franschen tekst gaat
| |
| |
schrijven, dat pas bij 't laatste woord merkt en dan ophoudt: tviere meer b. Herhaaldelijk schrijft hij et in plaats van ende 151a, 158b; Cathon en francois vertaalt hij letterlijk, ja slaafsch: Caton in walsche (bl. 156a), terwijl hij het in 't Nederlandsch doet. Een aantal n's en andere letters, zelfs een paar maal geheele silben, zijn evenzeer in 's mans pen gebleven; omgekeerd schrijft hij ook wel eens een lettertje te veel, of bezondigt zich aan een dittographie. Zijn spelling vertoont hier en daar eigenaardige vormen, als ware hij nog niet gewoon de pen te hanteeren. w doet herhaaldelijk dienst als v: wrawe 129a; wonnesse 164a, bis; tweele 172b; waert 156a, 175b; weet(?) 166b; éénmaal staat w voor uw:wer = uwer 129b; ook nw = nu 167b; nwe = nuwe 157b; ch voor gh:eeniche 135a; meniche 158a; zincht 173b; werdichen 137b; daarnaast ook nog eerwerdichghen en nighten, 133b. - ie en ij verwart hij vaak met elkander: bliescepe 129b; die = di 131b, bis;
137a; 141b; 150a; 158b; 159b; 166b; ziet = zijt 129a; daarentegen dij = die 145a; 158b, bis; 163b; 167b(?); 170b; mesbijds 144a; mesnijde 162b; ook tijst = tist 157b; evenzoo ie en i:siet = sit 152b; ĭ en
ī:zwicht = zwijgt, 168b, setten en zitten, 146b; ver- en voor:voorstaen, 175a; ӗ, ê en ē: ghereicht = gerecht, 150b, 151a; weict = wekt 168a, en zelfs kneicht 175a; nieghen = negen 155a, bis, 155b. Terwijl te vrijwel altijd geapocopeerd is, schrijft hij, bl. 145b: Te fier, waar tfier verwacht wordt. Een paar maal ch = k:nacht = naect 146a; versoucht 164a. Of keken 142b, knelande 149b, gherich 170b, seen 130b, 149b, maer 171a, 172b = meer, alleen maar schrijffouten zijn, is moeilijk uit te maken; duidelijk is dat het geval met bridel 153a, dat waarschijnlijk aan bride in den Franschen tekst te wijten is (intusschen staat op de vorige bladzijde breidel!). a in onbeklemtoonde lettergrepen: knelande 149b, knielande 150a, beloeuande 170a, wellicht ook and 149b = end is een uit Vlaamsche oorkonden bekende, ‘ouderwetsche’ spelling;
duechte(n) 164b, 166b, 172b, gebenedite maget 131a, eist = is 146a, 173a, 174b, bis, zijn weer andere vormen, die gebrek aan
| |
| |
taalgevoel verraden. Voeg bij dat alles, dat de geheele vertaling woordelijk en letterlijk is, tot onbeholpen, ja zinloos wordens toe (zie b.v. de haest ant spit 145b).
Daardoor krijgen we wel een bijzonderen kijk op dit geschrift: we zien den vertaler om zoo te zeggen aan zijn schrijftafel aan het werk; we zien hem worstelen met de moeilijkheden van zijn taak, die hij wellicht niet eens ten einde heeft gebracht: de tekst is onvolledig en immers ook niet gerubriceerd; maar: het vervolg van het handschrift kan verloren gegaan zijn. We zijn getuigen van 's mans onoplettendheidjes, verstrooidheidjes, vergetelheidjes en - van de grenzen van zijn talent. Deze vertaling is zeker in Vlaanderen, zegge te Brugge, gemaakt, maar of ze wel het werk van een Vlaming is? Dat is meer dan twijfelachtig. Ze lijkt veeleer afkomstig van een walschen scoolmeester, die lichtelijk dialectisch Fransch schrijft (coraige 164b, 167b), le saison 148a, biau 158b, 160a, 162b, 167b), maar van een die veel minder Vlaamsch kende dan de vertaler van den livre des mestiers en niet alleen met de Vlaamsche geslachten op gespannen voet stond. Zijn fouten en foutjes zijn, een enkele wellicht uitgezonderd, overduidelijk en leveren geenerlei moeilijkheden op. De daardoor volstrekt onmisbaar geworden verbeteringen zijn in de hier volgende uitgave uit cursief gezet en in de noten verantwoord, behalve ingevoegde letters, die tusschen rechte haakjes staan en daaraan alleen reeds herkenbaar zijn. De spaarzame interpunctie van den ‘schrijver’ is behouden, geen nieuwe bijgevoegd. Vooreerst is de tekst allesbehalve diepzinnig; en dan: waarom zouden wíj voor 't lezen van een ‘middeleeuwschen’ tekst de moeite niet over hebben, die ‘de ouden’ er wél voor over hadden? Alleen de verkortingen zijn opgelost.
Waar deze uitgave afwijkt van de lezing van Paul Meyer of J. Ulrich (die zelfs herhaaldelijk een of meer regels heeft overgeslagen), wordt, menschelijkerwijze gesproken, voor de juistheid van dézen tekst ingestaan.
* * *
| |
| |
Intusschen: deze vertaling blijkt niet de eenige te zijn, die van dezen Franschen tekst gemaakt is. Karel Stallaert heeft in den eersten jaargang van De Dietsche Warande (1855), blz. 235-236, een fragment: Onderrigtingen om de tafel te dienen. Fransch en Nederduitsch uitgegeven, die op bl. 147b-149b van het Oxfordsche handschrift te vinden zijn. Terwijl de Fransche teksten kennelijk identisch zijn, verschillen de Nederlandsche zoo zéér, dat ze onmogelijk twee afschriften van één archetypus zijn kunnen: het zijn twee van elkander onafhankelijke vertalingen van hetzelfde Fransche origineel. Het fragment schijnt, jammer genoeg, verloren te zijn.
Dat deze leere van hoveschede menige concordantie met het bouc van den ambachten en andere dergelijke geschriften vertoont, ligt voor de hand. In één bepaald geval gaat de concordantie zoover, dat de overeenstemmende gedeelten ontwijfelbaar aan een gemeenschappelijk voorbeeld moeten ontleend zijn. Dit is b.v. stellig het geval met den service de la table die voorkomt achter het Vocabulair pour aprendre romain et flameng. Vocabulaer om te leerne walsch ende vlaemsch, bij Roland vanden Dorpe te Antwerpen ca. 1500 verschenen: déze tafeltuchtGa naar voetnoot1) komt nl. geheel overeen met die van het Oxfordsche handschrift, bl. 145 b-151 b, - behoudens geringe verschillen zooals men die in dergelijke gevallen altijd aantreft.
Intusschen, voor een nader onderzoek naar het verband met en de verhouding van deze leere van hoveschede tot andere van 't zelfde slag, schiet thans de ruimte te kort. Wij hopen dat bij een andere gelegenheid den belangstellenden vakgenoot aan te bieden.
| |
| |
| |
[Ene Leere van hoveschede]
Ga naar margenoot+ o benoite |
o ghebenedide |
sainte trinite |
helgh drievuldicheit |
Pere et filz |
vader ende zone |
Et saint esperit |
Ende heligh gheest |
Qui estes vng |
die ziet een |
en deite |
inder godheit |
Aides moy a ce |
helpt mj te dien |
Que jay entrepris |
dat ic hebbe ondernomen |
que a bonne fin |
dat te goeden hende |
Je le puisse traire |
Ic moghe bringhen |
Et aueucque ce |
Ende daer toe |
tout mon affaire |
Al mijn doen |
A ce me vueillent |
Daer toe wil mj |
aider |
helpen. |
Ma dame sainte |
Mijn wrawe sinte |
marie |
marye. |
Et tous les sains |
Ende alle sante |
de paradis. Amen |
van hemelrike. Amen |
o vray dieu |
o warachtich god |
qui tout auez |
die al hebt |
En vostre puissance |
In uwe moghentheit |
Monstres en moy |
Toocht in mj |
vostre doulz pouoir |
uwe soete macht |
Et debonnairete |
ende goedertierhede |
Ga naar margenoot+ Et vostre courtoisie |
ende uwe hooschede |
Et donnes moy |
ende gheift mj |
Sens daprendre |
zin te leerne |
Par qui je puisse |
waerby ic moghe |
Saigement viure |
vroedelike leuen |
En ce siecle |
In deze werelt |
Et que je puisse |
ende dat ic moghe |
Deservir |
verdienen |
La gloire |
die bliescepe |
du ciel. |
des hemels |
Par qui je |
waerby ic |
puisse sire |
moghe here |
par vostre amour |
bi uwer minnen |
et par la priere |
ende bijder bede |
| |
| |
des bonnes gens |
van goeden lieden |
Ma vie mener |
Mijn leuen leden |
En bonne fin |
te goeden henden |
Si que je puisse |
Soo dat ic moghe |
par vostre grace |
bij wer gracie |
venir a la gloire |
commen ter glorien |
du ciel la sus des |
hemels daer bouen |
On dist et |
Men seit ende |
cest verite |
hets waer |
Ga naar margenoot+ Que belle parole |
dat scoone sprake |
Ne couste rien |
Niet en coste |
Par belle parole |
bij scoone sprakene |
Par bonne raison |
bij goeder redene |
Et oncquore plus |
Ende noch meer |
Par bonne maniere |
bij goeder manieren |
et par biau maintieng |
en bij scoone oufeninghe |
Et par bonnes |
Ende bij goede |
oeuures faire |
werken te doen |
Peult on acquerre |
machmen vercrijghen |
Lamour de dieu |
Die minne gods. |
Et des bonnes gens |
en van goeden lieden |
pource doibt |
daromme es sculdich |
ung enfant |
een kint |
Anter et maintenir |
te antierne en te offene |
encontre toutes gens |
Jeghen alle lieden |
estre doulz et courtois |
Tzeen zoete en hoosch |
Du quoy grant profit |
waer of groet profit |
Luy pourra auenir |
hem commen mach |
En ceste maniere |
In dezen manieren |
Si fait on |
Soo doet hem |
estre ame. |
tzijn ghemint |
Ga naar margenoot+ Quant ilz verront |
Al zij zullen seen |
courtois et bien apris |
hoosch en welgheleert |
Et quant ilz orront |
ende al zij zullen hooren |
de doulce parole |
van zoeter sprake |
Ilz prieront |
zij zullen bidden |
A dieu pour lui |
Tgode voor hem |
Que il lui |
Dat hij hem |
donne grace |
gheue gracie |
Ainsi acquiert on |
Aldus vercrijchmen |
La grace |
Die gracie |
Et lamour |
Ende minne |
| |
| |
De dieu |
van gode |
et des bonnes gens |
ende van goede lieden |
Pource doibt |
daeromme es sculdich |
ung enfant |
Eenen kint |
Le matin |
Smorghens |
quant il se lieue |
as hij vpstaet |
Tout premier |
Aller eerst |
A dieu tout puissant |
Tot gode almachtich |
humblement dire |
Otmoedelike segghen |
Chier sire dieu |
Lieue heere god |
Ga naar margenoot+ Loe et benoit soiez vous |
ghelooftGa naar voetnoot1) ende ghebenedijt sidi |
de tous les biens |
van alle den goede |
Que vous |
dat ghij |
maues fait |
mj hebt ghedaen |
Je vous prie |
Ic bidde .v. |
Par vostre courtoisie |
bij uwer hooschede |
que vous me tenez |
dat ghij mj hout |
en vostre seruice |
In uwen dienste |
Et gardes moy |
ende wachte mj |
En ce jour |
En dezen daghe |
et en tout temps |
ende in allen tijden |
donnes moy grace |
Gheift mj gracie |
Que je vous |
Dat ic .v. |
puisse seruir |
moghe diennen |
Par qui ma vie |
waerbij mj leuen |
vienge a bonne fin |
comme te goeden hende |
Apres salueres |
daer naer sultu groeten |
La benoite vierge |
de ghebenedite maget |
Marie |
Marye. |
la mere |
die moeder |
de nostre seigneur |
van onsen heeren |
Ga naar margenoot+ Jhesu Crist. |
Jhesus kerst |
Et dites Aue maria |
en seight. aue maria |
Si lui pries |
So bidt haer |
Quelle prie pour toy |
Dat zoe bidde vordi |
A son chier filz |
tot haren lieuen zone |
Et quelle meismes |
En dat zoe zelue |
Par sa doulce |
bij hare zoete |
debonnairete |
goedertierhede |
Te donne sa grace |
die gheue hare gracie |
| |
| |
Quelle te |
Dat zoe die |
vueille la grace |
wille de gracie |
de son chier filz |
van hare lieue zone |
Impetrer. |
Impetreren |
Quant tu serres |
Alstu zuls zijn |
vestu et leue |
ghecleert en vpghestaen |
dont fetes |
dan maect |
de ton pouce |
met dijn dume. |
En ton front |
An dijn voorhoft |
lenseigne |
die tekene |
de la sainte croix |
vanden heleghen cruce |
Et dites |
Ende seicht |
Sire dieu |
Heere god |
Ga naar margenoot+ Soies ma defense |
Weist mijn beschermer |
Contre mes ennemiz |
tjeghen mijnen vianden |
dont irez tu lauer |
Danne zultu gaen dwaen |
nettement tes mains |
suuerlike dijne handen |
Ne lez seches point |
Ne droch se niet |
Au nap |
Ant scoolaken |
Ne a la panuceGa naar voetnoot1) |
noch ande slippe |
de ta chemise |
van dijnen hemde |
Mais a la touaille |
maer ande dwale |
fetes ainsi tes yeulx |
doe also dijn oghen |
Ta visaige |
dijne anesichte |
Et ta bouche |
Ende dijne mond |
Et quant tu |
En alstu |
Aures fait |
zuls hebbe[n] ghedaen |
Nettement |
Suuerlike |
sans haster |
sonder hasten |
Et par bone maniere |
ende bij goeder manieren |
dont dires tu |
dan sulstu segghen |
bien doulcement |
wel zoetelike |
Saluerez tous ceulx |
zulstu groeten aldie |
qui tu encontreres |
die du zuls ghemoten |
Et chascun nounm |
En elker namen |
Ga naar margenoot+ Comme lui affiert |
Als hem to behoort |
Encontre ton pere |
Tjeghen dijnen vader |
Ou ta mere. |
Of dijne moder |
Osteras ton chaperon |
Zulstu af doen dijn capron |
| |
| |
Et vng peu encliner |
ende eene lettel nijghen |
du chief |
Metten hooft |
et des espaulles |
ende metten schoud[er]en |
Envers ceulx |
Tjeghen hemlieden |
Lesqueulx |
Welken |
Tu encontreras |
Du ghemoets |
Tu dois |
Du bes sculdich |
dire sire pere |
Tzegghen here vader |
Ou dame mere |
Of vrauwe moder |
Se cest au matin |
Eist snuthensGa naar voetnoot1) |
Dieu vous doint |
god gheue .v. |
Bon Jour |
goeden dach |
Se ceft apres none |
eist naeder noenen |
Tu dois dont dire |
du bes dan sculdich tzeghen |
Dieu vous doint |
God gheue .v. |
Bon vespre |
goeden auont |
ou bonne nuyt |
of goeden nacht |
Ainsi doibstu dire |
Aldus bestu sculdich tzeghen |
Ga naar margenoot+ Come dessus est dist |
Als bouen gheseit es |
Ne plus ne moins |
Noch meer noch minne |
Ainsi te doiz tu |
Aldus zulstu |
maintenir |
di mainteneren |
Et saluer |
En groeten |
Pere et mere |
Vader en moeder |
EtGa naar voetnoot2) aussi |
Ende ooc |
En telle maniere |
In zulker manieren |
Encontre |
Tjeghen |
ton cure |
dijn prochipape |
Ou encontre |
Oft tjeghen |
Aucun |
Eeneghen |
Honneurable |
Eerwerdichghen |
Homme ou femme |
Man of wijf |
de grant estat |
Van groeten state |
Encontre vng prestre |
tjeghen eenen priestre |
Ou gentil homme |
Of joncheere |
Ou damoiselle |
Of joncvrawe |
Ou riche bourgois |
Of rike porters |
| |
| |
Pour leur |
Omme huerlieden |
Dignite |
Weerdichede. |
Ga naar margenoot+ Les autres |
Den anderen |
Apres |
Daer naer |
Salueres |
Sulstu groeten |
Par tel nounm |
bij zulker namen |
que il receut |
als hij ontfincGa naar voetnoot1) |
En son baptesme |
In zijn dopsel |
En telle maniere |
en zulker manieren |
freres et seurs |
broeders en susters |
Oncles et Amites |
Oom en moyen |
Nepveus et niepces |
Neuen en nighten |
Cousin germain |
Recht zwer |
Cousin en autre |
Ander zwer |
Rogier Soijer |
Rogier Seigre |
Gaultier |
Woutre |
dieu vous doint |
god gheue .v. |
Bon jour |
Goeden dach |
Ou bon vespre |
of goeden auent |
Selon leure |
Nade heure |
du jour |
van den daghe |
Qui conques te salue |
So wie dat di groet |
Tu le resalueres |
du zulten wedergroeten |
Par telle salutacion |
bij zulker groetnesse |
Ga naar margenoot+ Comme il te salue |
Als hij di groet |
Se on te dist |
Of men di zeit |
Dieu vous doint |
god gheue .v. |
Bon jour. |
goeden dach |
Tu responderes |
du zulst antworden |
bon jour |
goeden dach |
vous doint dieux |
gheue .v. god |
Se on te salue |
of men di groet |
par bon vespre |
bij goeden avent |
Respon |
Antwoort |
Bon vespre |
goeden auent |
vous doint dieux |
gheue .v. god |
Se aucun vient |
Of yement comt |
A ta maison |
Te dijnen huis |
ou la tu demeures |
of daer du woens |
Et il dist |
En hij zeit |
| |
| |
Dieux y soit |
hier zij god |
Respondes |
Antwoort |
lui et dites |
hem en zeit |
bien soies venu |
wel sijt ghi comen |
que vous plest il |
waet ghelieft .v. |
Ga naar margenoot+ Se il dist |
Of hij zeit |
Je parleroie volentiers |
Ic sprake gheerne |
Au seigneur |
den heere |
ou a la dame |
Of der vrawe |
Se ilz y sont |
vp dat sij daer zijn |
Dites a lui |
Seight hem |
Ne vous |
Ne welt .v. |
desplaise mie |
niet belghen |
Je liroie dire |
Ic salt gaen segghen |
Se ilz ny |
Of zij daer |
sont mie |
niet en zijn |
Se lui dites |
So seight hem |
Sil vous plaist |
ghelieft .v. |
Quelque chose |
Eenich dinc |
que je lui |
dat ic hem |
puisse dire |
mach segghen |
je le ferroie |
Ic salt doen |
voulentiers |
gheerne |
vostre messaige |
uwe bodescep |
Quant ilz |
Als zij |
Seront venues |
zullen sijn commen |
Ga naar margenoot+ Et se il dist |
Ende of hij zeit |
Je vueil meismes |
Ic wil zelue |
Encontre |
Tjeghen |
Eulx parler |
hemlieden spreke[n] |
Si lui dites |
So seit hem |
de par dieu |
In gods name |
dist il a dieu |
Seit hij te gode |
Je men veulz aler |
Ic wille gaen |
dites. alez a dieu |
Seit gaet te gode |
Qui vous garde |
Die v bewaere |
Se on tenuoie |
Of men di sent |
En aucun lieu |
In eniche stede |
Ou en aucune |
Of en enich |
messaige |
boodscepe |
Se tu trouues |
Of du vints |
Luis clos |
de duere ghesloten |
| |
| |
Ne louures mye |
Ne doetse nyet open |
Soudeinement |
Haestelike |
maiz huches hault |
maer clopt lude |
ou bas entre deulx |
of stille tusshen twee |
Apres |
Daer nae |
Ga naar margenoot+ Ouures luis |
doet open de duere |
doulcement |
Soetelike |
Se on y est assis |
Of mer es gheseten |
A la table pour mengier |
Ter tafel om eten |
Quant tu seres |
Alstu zuls zijn |
Dedens lostel |
binnen der herberghe |
Recloses luis |
Slute weder de duere |
Et salues les gens |
en groete de lieden |
Et dites |
En seight |
dieu vous gart |
god bewaer .v. |
Seigneurs |
Heeren |
Et dames |
En vrauwen |
Et dites |
En seght |
ton messaige |
Dijn boodscepe |
Se on te offre |
Of men di biet |
A boire |
Te drinckene |
Receuez le hanap |
ontfanc den nap |
Et beues |
En drinckt |
Courtoisement |
hooschelike |
dont mettez |
dan stelt |
Le hanap |
de nape |
Devant celui |
voor de[n] ghonen |
Ga naar margenoot+ Qui le te bailla. |
dien di ghaf |
Ou mettez le jus |
of setten neder |
Sur la table |
vp den tafel |
doulcement |
Soetelike |
Sans respandre |
Sonder stuerten |
Puis di dieu |
dan seght god |
vous benie seigneurs |
Seine v heeren |
Et toute |
Ende al |
La compaignie |
de gheselscep |
et dieu le vous rende |
En god loont .v. |
Se tu voiez seoir |
of du sies sitten |
Moyens |
Middelbaer |
compaignons |
ghesellen |
qui assiz |
die gheseten |
sont a la table |
zijn ter tafle |
| |
| |
ou de petit estat |
of van cleene state |
Tu dires |
du zuls segghen |
preu vous face |
goet moet .v. doen |
Sil i a |
zij daer |
aucune personne |
enich meinsche |
de ta cognoissance |
van diner kennesse |
Plus que les autres |
maer danGa naar voetnoot1) andre |
Ga naar margenoot+ Tu le nommeres |
Du sulten nommen |
par son nounm |
bij zijne namen |
Et dires |
En sult segghen |
Jehan ou gaultier |
Jan of woutre |
dieu vous benie |
God seint .v. |
et toute la companie. |
en al de gheselscepe |
Ainsi dires |
aldus zultu segghen |
Aux femmes |
de vrauwen |
comme dessus est dist |
als bouen gheseit es |
de moyennes gens |
van middel lieden. |
Se ilz te Of |
zijGa naar voetnoot2) dij |
offrent a boire |
bieden drincken |
Tu feres ainsi |
du zult doen alzoe |
que tu doibs faire |
dat du zuls doen |
Aux moyennes gens |
te middelbaer lieden |
Quant ilz te font |
Als zij dij doen |
Courtoisie |
hooschede |
ou aucuns biens |
of enich duecht |
dont tu dires |
dan sulstu segghen |
sire dieu le vous rende |
Heere god loont .v. |
Ou dame |
Of vrauwe |
Ga naar margenoot+ Ou damoiselle |
Of joncvrauwe |
Tu enfant |
Du kint |
qui veulx aprendre |
die wils leeren |
Tu doibs |
du bes sculdich |
Retenir |
te onthouden |
Ce que tu |
Tgh[u]ent dat du |
voiez et otz |
sies en hoores |
Et pource |
En daeromme |
quant tu es |
als du bees |
Aveucque qui |
Met wien |
que ce soit |
dat zij |
donnes ton |
ghef dij |
| |
| |
entente |
verstannesse |
A ce quon dist |
Tghuent dat men seit |
Et fetes |
En doet |
Soigneusement |
Neestelike |
Ce que on te commande |
dat men dij beueilt |
Se on tenuoie |
Of men die zent |
En aucune |
In eenich |
messaige |
boodescepe |
qui te soit charge |
die dij zij ghelaeftGa naar voetnoot1) |
Ga naar margenoot+ A vng |
Tot eene[n] |
vaillant homme |
werdichen man |
hastez toy |
Haestu |
celle part |
daer waert |
Et fai ton message |
en doe dijn boodscepe |
Et quant tu ton |
En als du dijne |
messaige |
boodscepe |
aurez fait |
zuls hebbe[n] ghedaen |
Et il te semble |
En het v dinct |
quil soit temps |
dat het zij tijt |
De retourner |
Tweder kerne |
dont va deuant lui |
dan ganc voor hem |
Et monstres toy |
En toocht dij |
Et dites lui |
En secht hem |
Sire par |
Heere bij |
vostre congie |
uwen oorlouen |
Me retourneroie |
Ic soude weder keren |
bien voulentiers |
wel gheerne |
dou je suis venu |
van dien ic ben commen |
Sil vous plaist |
waer et dat v ghelieft |
me done response |
mj tgheuen antwoorde |
Je feroie volentiers |
Ic sal gherne doen |
Ga naar margenoot+ vostre messaige |
uwe boodscepe |
Ce que vous voles |
dat ghij wilt |
Celle part |
daerwaert |
demander |
ontbieden |
a qui que ce soit |
Tot wien dat zij |
Et sil te fait |
en of hij dij doet |
courtoisie |
hooschede |
quant de lui |
want van hem |
tu partires |
scheiden zuls |
| |
| |
sire dieu le vous rende |
Heere god loont .v. |
Aussi comme dessus |
Alzo as bouen |
on dist |
men seit |
Ainsi dires tu |
also sulstu |
tousdiz |
altoos |
a vng grant seigneur |
tot enen groeten heere |
Quant il te fait |
Als hij dij doet |
courtoisie |
Hooschede |
Quant tu sers |
Als du diens |
Seigneur |
Heere |
Ou dame |
Of vrauwe |
Ou ce que tu es |
of dattu bes |
Aueucque pere ou mere |
met vader of moeder |
Ga naar margenoot+ va darrier ton pere |
gaet achter dijn vader |
et deuant ta mere |
en voor diner moder |
Et soies de |
En zijt van |
belle maniere |
[...]Ga naar voetnoot1) scoone manieren |
et de biau jeu |
ende van scoone spele |
et courtois |
ende hoosch |
Et quant tu |
En als du |
seres venu |
zulz comme[n] zijn |
Ens le moustier |
Inder kerke |
aueucque ton seigneur |
met dijn heere |
ou aueucque ta dame |
of met dijne vrawe |
Ne soies mye |
Ne wezet niet |
volagieux |
vlieghende |
Ne regardes |
Ne siet niet |
ne ca ne la |
hier en daer |
Mais mettez toy |
Maer setty |
a geneulx |
knielende |
deuant la sainte croix |
voor theleghe cruce |
ou deuant lymaige |
of voor die beilde |
de nostre dame. |
van onser vrawe |
la mere de dieu |
die moeder gods |
et di tez oroisons |
en seit dijne ghebede |
Ga naar margenoot+ Et aies tousdiz |
En heift altoos |
Ton aime a dieu |
dijn herte tot gode |
Et a nostre dame |
ende tot onser vrawe |
et tes yeulx tousdiz |
en dijne oghen altos |
sur ton seigneur |
Op dijnen here. |
| |
| |
Ou sur ta dame |
of op dijne vrawe |
Par qui que tu |
waerbi dattu |
ne les perdes |
niet se en verliez |
Et que ilz ne |
En dat zij niet |
Senuoisent |
niet en gaen |
sans toy |
zonder dij |
Et quant tu |
En alstu |
Serez reuenu |
zuls wedercommen zijn |
du moustier |
vander kerke |
Se tu voyes |
of du sies |
aual la maison |
achter huuse |
Aucune chose |
Enich dinc |
Desordonnee |
ongheordineert |
comme bacins |
Als beckin |
Ou lauoir |
of antvat |
Tables tresteaux |
Taflen scraghen |
Cuissins |
Cussene. |
Ga naar margenoot+ Bancquiers |
Bancleeder |
Draps quon met |
Laken dat men leit |
sur les sieges |
vp de banken |
Remettes lez a point |
Leghse te pointe |
chascun en son lieu |
Elke vp zijn stede |
Se ton seigneur |
Of dijn heere |
ou ta dame |
Of dijne vrawe |
vueillent sauoir |
willen weten |
Quon y fait |
wat mer doet |
a moustier |
Inde kerke |
Se ilz dient a toy |
Seit hiGa naar voetnoot1) tot .v. |
Ou lung deulx |
of enich van hemlieden |
va voire |
Ganc sien |
en lesglise |
Inde kerke |
que on y fait |
wat me daer doet |
se on chante messe |
of mer zingt messe |
Ainsi que tu |
So dattu |
saiches dire |
wits tsegghen |
que on y fait |
wat mer daer doet |
Au moustier |
Inde kerke |
Respondez selon ce |
Antwoorde nae dien |
Ga naar margenoot+ Que tu as |
dattu hebs |
veu et oy |
ghesien en ghehoort |
| |
| |
A vne fois |
Ter eene werf |
peult auenir |
mach commen. |
que tu peulz dire |
dattu machs segghen |
Il nya nully |
daer en es niement |
Pour chanter |
Omme te singhen |
a lautre fois |
Tander werf |
par auanture |
bij auentueren |
Pourres tu dire |
mochstu segghen |
La messe est |
de messe es |
commencee |
begonnen |
a chanter |
Omme tsinghen |
A la tierce fois |
Ter derde werf |
pourres tu dire |
moghstu segghen |
On chante kyryel |
me sinct kyryel |
Ou on dist lespistre |
of men seit depistel |
ou on est a loffrande |
of men es toffrande |
Ou on fait |
of men maect |
le sacrement |
Tsacrement |
Ou il est fait |
of hetz ghemaect |
Ga naar margenoot+ On a donne |
men heift gheuen |
La paix |
de paes. |
Ou on a |
Of men heift |
tout chante |
al ghesonghe[n] |
Se ton seigneur |
of dijn heere |
Ou ta dame |
of dijne vrawe |
te dient au matin |
dij segghen snuthensGa naar voetnoot1) |
quant tu seres |
Alstu zuls zijn |
Reuenu du |
Commen van |
moustier |
der kerke |
va voire |
ganc sien |
La marchee |
Ter maert |
Quoy on y fait |
wat men daer doet |
Et que poisson y a |
en wat visch datter es |
Respondes volentiers |
Antwoorde gheern |
Et va tost |
en ganc raesch |
Et quant tu |
en alstu |
Sercs reuenu |
zuls commen zijn |
de la marchee |
vander maert |
Aduisez toy bien |
aduiseert v wel |
Que tu diz |
dattu seghs |
| |
| |
A ton seigneur |
Tot dijn heere |
Ga naar margenoot+ Ou a ta dame |
of tdijne vrawe |
Confait poisson |
Hoedaen visch |
Tu y trouues |
du daer vints |
Si que tu saiches dire |
so dattu weitz tsegghen |
A ton retour |
Tdijne weder comen |
Quant on te |
Als men dij |
demandera |
vraghen zal |
confait poisson y a |
hoedaen visch datter es |
Et lui nommes |
En noompt hem |
Les poissons |
de vischen |
Qui cy apres |
die hier naer |
Sont escript |
zijn ghescreuenGa naar voetnoot1) |
Lung jour lung |
deen dach deen |
Lautre jour lautre |
dander dach dander |
Si lui respondes |
so antwoort hem |
Il y a grant plenite |
daer es groete vulte |
des poissons |
van visch |
de mer et deaue doulce |
vander zee en vander zoete watre |
Car il y a balaine |
want dar es wale visch |
porc de mer |
Meer zwijn |
Esclevin et plice |
sceluisch en pladijs |
Ga naar margenoot+ Cabelliau mules |
cabelliau en herde[r]s |
Lieures de mer |
zee hasen |
Bout et merlans |
butten ende wijtinc |
Makerelz et herans |
makerel en heranc |
Raies et Calant |
Rochen ende vloeten |
Moulles et istres |
musselen en woestren |
Esturin et saulmon |
Stuer ende salm |
Luus et beckets |
heutenGa naar voetnoot2) en snouken |
Carpres et tenches |
caerpers en tencken |
Roches et perches |
blieken en baersen |
Et hannons |
Ende willocx |
Lamproies |
Lampreiden |
Anguilles |
paelinghen |
Ainsi est il besoing |
alduz es behouelic |
de cognoistre |
Te kennene |
Toutes manieres |
alle manieren |
| |
| |
des Chars |
van vleesch |
et des poissons |
en van visch |
En auenture |
In auentueren |
Quant on te |
als men die |
commandra |
sal beuelen |
Ga naar margenoot+ A achater |
Te coopene |
Autre viande |
Andre spijse |
Se on te dist |
Of men dij zeit |
va et achatez nous |
ganc en coopt ons |
Bonne char |
goed vleesch |
Tu demanderes |
du zuls vraeghen |
Quon faite char |
HoedaenGa naar voetnoot1) vleesch |
voles vous |
wild v |
que je vous achate |
dat ic v coope |
Achates nous |
Coopt ons |
Char du buef |
Ossin vleesch |
Char du mouton |
wedern vleesch |
Ou toutes deulx |
of alle beede |
A lautre fois |
Ter ander werf |
Te dira on |
Salmen dij segghen |
fetes nous venir |
doet ons commen |
Char daigneau |
Lammerin vleesch |
ou char du porc |
of zwijnen vleesch |
Se on te dist |
Of men dij zeit |
va si nous achates |
ganc en coopt ons |
Aucun roost |
Eenich roest |
Ga naar margenoot+ Pour rosterGa naar voetnoot2) |
Omme te roestene |
dont dires |
Dan zaltu segghen |
Confait roost |
Hoedaen roest |
volez vous auoir |
wildi hebben |
A vne fois |
Ter eene werf |
Te dira on |
salmen dij segghen |
Achates nous |
Coopt ons |
deux oiseaulx |
Twee vueglen |
vne aue ou deux |
eene gans of twee |
A lautre fois |
Tauder werf |
Te dira on |
salmen dij segghen |
fetes nous venir |
doet ons commen |
vng Chapon |
Een capoen |
vne geline ou deulx |
eene henne of twee |
| |
| |
Et prennez garde |
Ende nem waer |
quelles soient jeunes |
datti ioncGa naar voetnoot1) zijn |
Et aussi grasses |
En ooc vet |
A la tierce fois |
Ter derde werf |
Te dira on |
salmen dij segghen |
fetez nous venir |
doet ons comen |
vng poucin ou .ij. |
Een hoen of twee |
deulx poules ou .iij. |
Twe keken of drie |
Ga naar margenoot+ deulx colons ou iij |
Twee duue of drie |
Trois paire de pijons |
drie paire duue joncghen |
vng signe ou .ij |
Eene zwaene of twee |
vng oisel de la riuiere |
Eene rye voegle |
sauuaige ou priue |
wilt of tem |
vng Malart |
een masseelGa naar voetnoot2) |
ou vne anelle |
of eenen andekin |
A la cinquiesme fois |
Ter vijfte werf |
Te dira on |
salmen dij segghen |
Achetes nous |
Coopt ons |
deulx plouuiers |
Twee plouuieren |
ou deulx perdris |
of twee pertrissen |
vng lieure |
Een haese |
Ou deulx conins |
of twee coninnen |
Quant tu achates |
Als tu coops |
Char sauuaige |
wilt vleesch |
si prennes garde |
Soe nem waer |
quelle soit freisse |
dat se vreesch zij |
et nouuellement tuee |
ende nielinghe doet |
et nouuellement prise |
en nielinghe gheuanghen |
Quant tu veulx achater |
Alstu wils coopen |
La viande suisdite |
de spijse voorseit |
Ou autre viande |
of ander spijse |
Ga naar margenoot+ Maines les |
Andele se |
et bargaignes |
en dincse |
Courtoisement |
Hooschelike |
Tu direz |
du zuls segghen |
Preudhomme |
Goed man |
ou compaignon |
of gheselle |
| |
| |
Que fetes vous |
wat louedijGa naar voetnoot1) |
Cest escleuin |
desen sceluisch |
Ou ce butoir |
of dezen buttor |
fetez moy raison |
doet mj redene |
que me costeront |
waet zalse my costen |
Ces trois plijsez |
deze dri pladijsen |
Que donrege |
wat sal ic gheuen |
de ces ij Chapons |
van deze ij capoens |
quant il taura dist |
als hij di sal heb[ben] gheseit |
de tout le pris |
van alden prijs |
soit .v. sols ou xij deniers |
zij v. scellinghe of xij penningheGa naar voetnoot2) |
Respondez et lui dites |
antwoert hem en seit |
Mais pour raison |
Maer om redene |
sil te semble trop |
of v. dinct te veele |
offres lui |
Biet hem |
Hardiement |
Stoutelike |
Ga naar margenoot+ Ce que vous |
Tghuent dat .v. |
semble bon |
dinct redene |
et pourpensez toy |
en bepeinse dij |
Que tu ne lui |
dattu hem niet |
ne maloffres mie |
en mesbijds |
ce que il te fait xij. deniers |
dat hij dij looft xij. penningheGa naar voetnoot2) |
ou ce quil te semble |
of tghoent dattu dinct |
quelle peult valoir |
dat werdich mach zijn |
Ou aussi pres |
of alzoe naer |
Que bon soit |
Alst goet es |
Et sil te semble |
Ende dinct .v. |
quil test trop chier |
datti te diere es |
si lui di doulcement |
So seit hem zoetelike |
donnez le moy. |
Gheeuet my |
de par dieu |
In gods name |
se il fut builli |
waeret ghesoden |
vous le pourres |
ghij soude[t] moghen |
Aider a mengier |
Helpen eten |
bien volentiers |
wel gheerne |
et si achateroie |
ende ic sal coopen |
vne autre fois |
een ander werue |
| |
| |
plus volentiers a vous |
Tlieuer tjeghen v |
Et se il dist |
Ende of hij seit |
Ga naar margenoot+ Je vueil bien |
Ic wille wel |
Que vous laies |
dat ghijt hebt |
A vostre vse |
Tuwen boofe |
dont di |
dan seght |
Par dieu ce soit |
In gods name zijt |
se il te conuient |
Of ghijt moet |
Trop achater |
Tdiere coopen |
ou oultre ta volente |
Of ouer dijne wille |
Si lui dites |
So seight hem |
Je lachate |
Ic coopt |
Trop chier |
Te diere |
Mais je auroie |
maer ic sal hebben |
vne autre fois |
een ander werf |
Se dieu plaist |
of god ghelieft |
Et vous voles |
ende ghij wilt |
meilieur marche |
better coop |
Et quant tu aures |
en als du zuls |
Achate |
ghecoocht [hebben] |
Si huchez |
Soo roopt |
vng gaingne pain |
een wijnne broet |
qui le porte a lostel |
diet draghe ter herberghe |
Et se il ne scet |
en of hij niet en weet |
Ga naar margenoot+ Ou tu demores |
Waer dattu wones |
Si va aueucque lui |
So gang met hem |
et le fetes bien paier |
en doet hem wel betalen |
ou paies le |
of betalen |
vous meismes |
ghij zelue |
soit a don |
zijt dan |
ou vne autre fois |
of een ander tijt |
quant la viande |
als dij spijse |
sera a lostel |
sal zijn ter herberghe |
si la monstres |
So tooch se |
a ton seigneur |
tot dijn heere |
ou a ta dame |
of tot dijne vrawe |
et prennes garde |
ende nem ware |
quelle soit |
dat sij zij |
bien appareillee |
wel bereet |
et nettement |
ende suuerlike |
Et dites combien |
en seight hoe veele |
La viande cousta |
de spijse coste |
| |
| |
Et la fetes |
En doetse |
appointer |
bereet |
en telle maniere |
In sulker manieren |
que ton seigneur |
dat dijn heere |
Ga naar margenoot+ Et ta dame |
Ende dijne vrauwe |
te en saichent gre |
dij weten danc |
Mettes a ce |
Leght te dien |
selon ton sauoir |
na dijn weten |
toute ta puissance |
alle dijn macht |
aider a tourner |
helpen keeren |
et appareillier |
ende bereeden |
vne viande |
Eene spijse |
et vne saulse faire |
ende een saulse maken |
Tu amenderes |
du zuls bettren |
Le feu |
Te fier |
et mettres |
en zuls legghen |
la haste a lespoye |
de haest ant spit |
Et aider estamper |
en helpen staempen |
et broier vne saulse |
en wrijuen eene saulse |
Quant la viande |
als de spijse |
sera appareillee |
zal zijn bereet |
Se on est |
of mer es |
accoustume |
ghecostumeert |
dachater du pain |
Te coopen broot |
si en va querre |
so gaets haelen |
Ga naar margenoot+ Tel quon |
zulke as men |
commandera |
beueelen sal |
fetes apporter |
doet bringhen |
petit pain brun |
cleene brune broot |
Si en fetes |
en maecter of |
tailleurs |
taillioren |
dont pain a tout |
dan broot met allen |
Et pain blanc |
En witte broot |
a mangier |
Omme teten |
Quant le diner |
als der maltijt |
saproche |
nacht |
va a ton seigneur |
gang tot dijnen heere |
et lui dites |
En seght hem |
que la viande |
dat de spijse |
soit preste |
Eist bereet |
Escurez lez culteaux |
Scuert de messen |
Nettes les bacins |
Suuert de becken |
| |
| |
Et le lauoir |
Ende dandfat |
et soies pourueu |
en weist voorseen |
dune blanche |
van eene witte |
touaille |
dwale |
quant temps sera |
Als tijt zijn sal |
Ga naar margenoot+ Se on te commandra |
of men dij beueilt |
a dresser |
trechten |
ou a mettre |
of tlegghene |
la table |
de tafel |
si mettes les estaus |
So stelt de scraghen |
dont le nap |
dan tscoelaken |
dont mettes le pain |
dan leght broot |
au lez de la table |
ter zide van de tafel |
La ton seigneur |
daer dijn heere |
ne siet mye |
niet en set |
quant on yra lauer |
als men sal gaen dwaen |
Tu doneres eaue. |
du zuls gheuen water |
et tu tenras |
en du zuls houden |
la touaille |
den dwaele |
La ilz torchent |
daer zij en droeghen |
leur mains |
hare handen |
Quant tu sers |
Alstu diens |
a la table |
Ter tafel |
tu serez en ta cote |
du zuls zijn in dijn roc |
Et sans chaperon |
en sonder caproen |
quant tu portes |
Als du draghes |
Ga naar margenoot+ La viande |
de spijse |
en la main senestre |
In de luchter hande |
et la saulse |
Ende saulse |
en la main destre |
Inde recht[e] hande |
Tu ires tout droit |
du zuls gaen al recht |
Tu mettres |
du zuls stellen |
Les metz |
die ghereichten |
Premierement |
eerst weruen |
deuant le plus hault |
voor den hoochsten |
de la table |
vander tafel |
dont seruires |
dan zulstu dienen |
Les autres |
den andern |
Ensieuant |
volghende |
Ainsi comme ilz |
also zij |
sont assiz |
gheseten zijn |
Tu doibz |
du bes sculdich |
| |
| |
bien regarder |
wel te wachten |
Sil y fault |
of daer ghebrec es |
aucune chose |
enich dinc |
Tu tenres |
du zult houden |
Tes bras |
dijnen aermen |
Ga naar margenoot+ ploies dessoubz |
gheuouden onder |
tes espaulles |
dijne oxele |
Tu ne doibz point |
du ne bes niet sculdich |
grater nulle part |
tcrawene nerghens |
et souuent |
Ende dickens |
netter la table |
de tafel tsuuerne |
des osseletz |
vanden beenekins |
du char |
van vleesche |
et du poisson |
en van vische |
Et des briseurs |
en van den crumelinghenGa naar voetnoot1) |
du pain |
van de brootGa naar voetnoot2) |
et les osteres |
en du sultse wech doen |
de deuant les gens |
van voor de lien |
de la main destre |
metter rechte hande |
et les mettres |
ende zultse legghen |
en la main senestre |
In de slinke hande |
Tant quelle soit |
Tot dat zij sal zijn |
Toute pleine |
Al vul |
Et dont |
dan zult |
les getteres |
se werpen |
en vne corbille |
In eene corf |
Ga naar margenoot+ Ou en vng |
Of in een |
grant plat |
groet platel |
puis mettez les |
dan leghse |
La ou ilz deuent estre |
daer zij sculdich zij[n] tzijn |
Se on te commande |
of men dij beueilt |
a porter du fruit |
te bringhen fruit |
Tu demanderes |
du zuls vraeghen |
Confait fruit |
Hoedaen fruit |
Ilz vueillent auoir |
zij willen hebben |
Nouueau fruit |
Niewe fruit |
Quant on taura dit |
als men dij sal heb[ben] gheseit |
prennes vne touaille |
Nemt een dwale |
| |
| |
et les va querre |
ende gaets halen |
Et fetes ce quon |
ende doet dat men |
taura dist |
dij heift gheseit |
a lune fois lung |
deene werf deene |
a lautre fois lautre |
dander werf dander |
selon le saison |
Nae den tijt |
de lan |
vander jaeren |
et fetes volentiers |
ende doet gheerne |
Ga naar margenoot+ Ce quon te commande |
dat men dij beueilt |
Se on te dist |
Of men dij seit |
Aportes nous |
Brinct ons |
poires hastiuelGa naar voetnoot1) |
peren hastiuel |
poires de Popringhe |
peren van Popringhe |
poires dangoise |
peren anguisseGa naar voetnoot2) |
poires de Lisle |
peren van Rijselle |
Nois de gauckes |
Oker noeten |
Nois de Caire |
Asel noeten |
ou pommez doselensGa naar voetnoot3) |
of applen odselint |
Ou blandreaulx |
of blandereelenGa naar voetnoot4) |
Cherises |
Kersen |
ou cheses |
of crieken |
prunes ou peches |
prunen of perkren |
et fordines |
ende sleenGa naar voetnoot5) |
figues et dades |
fighen en daedelen |
Ou roisins |
Of rozijnen |
Ou mesples |
of mesplen |
Et ce fruit |
En dit fruit |
mettras |
zulstu leghen |
| |
| |
Ga naar margenoot+ deuant ton seigneur |
voor dijn heere |
ou deuant ta dame |
of voor dijne vrawe |
Se on te commande |
of men dij beueilt |
A partir |
Te deelen |
Prennez garde |
Nemt ware |
quant personnes |
hoe veele meinsche |
y a a la table |
datter zijn ter tafel |
Et combien |
Ende hoe veele |
tu as de fruit |
fruits dattu hebs |
Et en mettes |
En leght |
autant deuant lung |
also veele voor den een |
comme deuant lautre |
as voor den andre |
Mais mettes |
Maer leght |
le plus biau |
Tscoonste |
deuant le |
voor den |
plus digne |
werdichsten |
de la table |
vander tafel |
Quant tu aures |
alstu zuls hebben |
du tout serui |
van als ghedient |
de boire |
van drincken |
Ga naar margenoot+ et de mangier |
en van eten |
Aincois que tu |
Eerst dattu |
ostes le nape |
weers tscoolaken |
et ce quil y a dessus |
ende datter vp es |
Seres pourueu |
zulstu zijn vorseen |
dune belle touaille |
van een scoone dwale |
et deaue chaude |
en van watre waerm |
Pour lauer |
Omme te dwaen |
les mains |
De handen |
Et quant le nape |
ende als tscoolaken |
sera oste |
sal zijn gheweert |
dont prennes |
dan nemGa naar voetnoot1) |
le hanap |
den nap |
a tout le vin |
metten wijne |
dont tu as serui |
daer du of hebs ghedient |
et dones a boire |
and ghef drincken |
en genoillant |
al knelande |
dung geneul |
met eene knye |
Jousques a dont |
Tot danne |
que tu as receu |
dattu hebs ontfaen |
| |
| |
Ga naar margenoot+ Le hanap de lui |
den nap van hem |
et dont te lieue |
ende dan staet vp |
se on ne te fait |
of men die niet endoet |
Aincois leuer |
ErstGa naar voetnoot1) vp staen |
quant tu es |
Alstu zijs |
Releue |
vp ghestaen |
dont fetes |
dan doet |
verser oncquore vin |
weder schinken wijn |
Selon ce que |
Nae dien dat |
le hanap est vuyde |
de nap ghehidelt es |
Si donnes a boire |
So gheift drincken |
Au plus hault |
den hoochsten |
en genoillant |
knielande |
comme deuant |
als te vooren |
Et sil te commande |
ende heiti di |
a leuer |
te vpstaen |
La premiere fois |
Ter ersten werf |
luy respondes |
Antwoort hem |
Sauf vostre grace |
Bij uwen paijs |
et sil te commande |
en beueiltGa naar voetnoot2) hij di |
deulx fois ou iij |
Twee werf of .iij. |
Ga naar margenoot+ Et fetes |
En doet |
son commandement |
zijn beueelen |
fetes ainsi |
doet also |
chascune fois |
telker werf |
aux autres |
den andern |
Tant quilz |
Tot dat zij |
auront tout beu |
alle hebben ghedronken |
dont vestes |
dan doet an |
ta coste |
dijnen roc |
et va mangier |
ende ganc eten |
quant tu es assiz |
alstu bes gheseten |
si te sees tout droit |
so sitte al recht |
et ne tapuyez pas |
ende ne leint niet |
sur la table |
vp de tafel |
dez bras ne queutes |
met aerm noGa naar voetnoot3) elleboghen |
Et se tu mangies |
ende of du eitz |
Ou es drece |
of zijs ghereicht |
| |
| |
aueucques dames |
met vrauwen |
ou damoiselles |
of joncvrauwen |
si les serues |
so dientse |
courtoisement |
hooschelike |
Ga naar margenoot+ de ce que tu as |
van dattu hebs |
ou sont elles |
Of zijnt |
mechines |
joncwijuen |
si les sers |
so dientse |
gracieusement |
grasselike |
Tailliez du pain |
Snijt broot |
et mettes |
en leght |
deuant elles |
voor hemlieden |
Nen tailliez mie |
Ne snijdes niet |
trop a vne fois |
tveele teene werf |
Taillies char |
snijt vleesche |
et poisson |
enGa naar voetnoot1) vische |
et mettes deuant |
en leghs voor |
eulx |
hemlieden |
le plus bel |
dat allerscoonste |
quant tu veulx boire |
als du wils drinken |
si leur offres premier |
so biedt hem eerst |
a boire |
Tdrinckene |
Es tu drece |
beestu ghereicht |
aueucques varletz |
met knapen |
ou compaignons |
of ghesellen |
Ga naar margenoot+ de ton affaire |
van dijnen doen |
Se il se lieue |
of hij vpstaet |
pour aucune chose |
om eenich dinc |
et tu cuidez quil |
ende du waens dat |
se resoira |
hij weder sitten zal |
Se tu as loysir |
of du moet hebs |
de lui attendre |
hem te verbeiden |
si ne mangez point |
So en eits niet |
Tant que il |
Tot hij |
soit rassis |
wederseten es |
Gardez toy bien |
wachte di wel |
De boire |
van drinckene |
tant que tu as |
Twilen dattu hebs |
viande en ta bouche |
Spijse in dijn mont |
et je te commande |
Ende ic beuele di |
| |
| |
que tu te gardes |
dattu di wachtz |
sur toute chose |
bouen al dinc |
de vileine parole |
van dorper sprake |
ainsi faisant |
aldus doende |
comme dessus est dist |
als bouen es gheseit |
Tu feres estre |
sulstu dij doen zijn |
Ga naar margenoot+ de chascun |
van elken |
bien ame |
welghemint |
mais il conuient |
maer hij moete |
qui veult seruir |
die wille dienen |
quil saiche aider |
dat hij can helpen |
a son seigneur |
zijnen heere |
quant il |
Als hij |
veult cheuaucher |
wille rijden |
de tenir son estrier |
thouden zine steghereep |
et lui seruir |
en hem dienen |
en la maniere |
Inder maniere |
cy ensieuant. |
hier naer volghende |
a toutes heures |
Tallen hueren |
Quant ton seigneur |
Als dijn heere |
veult cheuaucher |
wille rijden |
si va en lestable |
so ganc int stael |
et prennes garde |
ende nem ware |
aux cheuaulx |
Ten perden |
de ton seigneur |
van dijn heere |
silz ont couchie |
of zij heb[ben] gheleghen |
Ga naar margenoot+ En leur fien |
In huer mes |
Si les frotes bien |
So wrijf se wel |
dune torche destrein |
met eenen stroe wisch |
Et les estrilles |
En campse |
dune estrille |
met eene roscam |
tant quilz soient netz |
Tot zij suuer zijn |
mettez sus les selles |
leght vp den sadellen |
donnez leur la bride |
gheift hem den breidel |
en la bouche |
inden mont |
Ne montes pas |
ne siet niet vp |
deuant ton seigneur. |
voor dijnen heere |
quant du dois estre |
als du bes sculdich tzijn |
a son monter |
Tzijne vp sittene |
et a son descendre |
ende tzijne beetene |
Et quant ton seigneur |
ende als dijn heere |
sera descendu |
sal zijn ghebeet |
| |
| |
dois tu monter |
bestu sculdich vp tsitten |
et mener |
Ende leet |
lez cheuaulx |
de perden |
A leaue |
Tot water |
Pour respaumer. |
Omme spoelen |
Ga naar margenoot+ dont menes les |
dan leedse |
en lestable |
Int stael |
Ostez la bride |
doet den br[e]idel of |
et loies les |
ende bindse |
du liecoul |
met den altre |
a la crebbe |
anden crebbe |
puis leur donnez |
dan gheift hem |
foin et aueine |
Hoy en haure |
Ne leur ostez point |
ne doet hem niet af |
les selles jousques a ce |
de sadelen voor dat |
que ilz sont |
dattiGa naar voetnoot1) zijn |
bien refroidees |
wel vercoelt |
Se le temps |
Eist weder |
est froid |
coult |
si lez couures |
so deckese |
daucune chose |
met enich dinc |
soit flasart |
zijt flassarghe |
ou autre |
of ander |
couuerture |
deckene |
quant ilz seront |
als zij zullen zijn |
bien refroidees |
wel vercoelt |
Ga naar margenoot+ Si leur ostes |
So doet hem af |
Les selles |
den sadelen |
et pendes les |
ende hanc se |
ou que ce soit |
waer datzij |
a vng clou |
an een naeghel |
et silz ont sue |
en hebben zij ghesweet |
si les frotes bien |
So wrijfse wel |
dune torche destrein |
met eene stroe wisch |
et prennes garde |
en nem ware |
silz sont deferrees |
of se zijn onbeslaghen |
Se mestier est |
Of noot es |
si les menes |
so leedse |
au mareschal |
smarescal |
et fetes les amender |
en doet hem betren |
| |
| |
Abruuez les |
waetre se |
au soir |
snauens |
et leur fetes |
en maect hem |
bonne litiere |
goet letier |
auant que tu |
eer dat ghij |
vois dormir |
gaet slaepen |
Ga naar margenoot+Et comptes |
En rekent |
au vespre |
snauens |
aueucques loste |
metten weert |
ou lostesse |
of werdijnne |
de ce quauez eu |
van dattu hebs gheaet |
Se vous estes |
vp dat ghij zijt |
Logie |
gheherbercht |
pour vostre argent |
omme v. ghelt |
et ce que on |
en dat men |
te comptera |
dij rekene[n] zal |
soit bonne marche |
zijt goet coop |
ou autre |
of ander |
tu le recompteres |
du zuls verreekenen |
a ton seigneur |
dijnen heere |
et chascun a part |
ende elke bij hem |
ainsi comme dessus |
alsoet bouen |
est dist |
es gheseit |
Tu maintendras |
zulstu dij beleeden |
quant temps sera |
als tijt sal zijn |
[S]e tu veulx |
[E]nde wilstu |
aprendre |
leeren |
Ga naar margenoot+A compter |
Treekenen |
par la lettre |
bij der lettren |
veecy le compte |
siet hier de ghetael |
[V]ng |
j |
[E]en |
deulx |
ij |
Twee |
Trois. |
iij |
drie |
quatre |
iiij |
viere |
Cincq |
v. |
viue |
Six |
vj |
zesse |
sept |
vij |
zeuene |
Huyt |
viij. |
Achte |
Neuf. |
ix. |
neghene |
[D]ix |
.x. |
[T]iene |
Onze |
xj |
Elleue |
Douze |
xij |
Twalue |
| |
| |
Treze |
xiij |
dertiene |
Quatourze |
xiiij |
viertiene |
Quinze |
xv |
vicht[i]ene |
Sesze |
xvj |
Sestiene |
dixsept |
xvij |
Seuentiene |
dixhuyt |
xviij |
Achtiene |
Ga naar margenoot+ dixneuf |
xix |
Neghentiene |
[V]Ingt |
xx |
[T]wijentich |
vingt ung |
xxj |
eenentwijentich |
vingtdeulx |
xxij |
tweentwijentich |
vingt trois |
xxiij |
drieentwijentich |
vingt quatre. |
xxiiij |
vierentwijentich |
vingt Cincq |
xxv. |
viuentwijentich |
vingt six |
xxvj |
zessentwijentich |
vingt sept |
xxvij |
zeuenentwijentich |
vingthuyt |
xxviij |
Achtentwijentich |
vingtneuf |
xxix |
Nieghenentwijentich |
[T]Rent[.]eGa naar voetnoot1) |
.xxx. |
[D]Ertich |
Trente ung |
.xxxj. |
Eenendertich |
Trentedeulx |
.xxxij |
Tweendertich |
Trente trois. |
xxxiij |
drieendertich |
Trente quatre. |
xxxiiij |
viereendertich |
Trente cinq. |
xxxv. |
vijueendertich |
Trente six. |
xxxvj. |
zessendertich |
Trente sept. |
xxxvij |
zeuenendertich |
Trente huyt. |
xxxviij. |
Achtendertich |
Trente neuf |
xxxix. |
Nieghenendertich |
[Q]uarante. |
xl. |
[T]viertich |
quaranteung. |
xlj. |
een en viertich |
Ga naar margenoot+ quarantedeulx |
.xlij |
Tweenviertich |
quarante trois |
.xliij |
drieenviertich |
quarante quatre |
.xliiij |
viereenviertich |
quarantecincq |
.xlv |
vijue en viertich |
quarantesix |
.xlvj |
zesse en viertich |
quarantesept |
.xlvij |
zeuen en viertich |
quarante huyt |
.xlviij |
Achte en viertich |
quarante neuf |
.xlix |
Nieghen en viertich |
[C]Incquante |
.l. |
[V]Ichtich |
Soixante |
.lx. |
Tzessetich |
Septante |
.lxx. |
Tzeuentich |
| |
| |
Huytante |
.lxxx. |
Tachtentich |
Nonante |
.xc. |
Tneghentich |
Cent. |
c. |
hondert |
Mille. |
M |
Dusentich |
Millefoiz mille |
.Mm |
dusentich werf duust |
Cest tout |
Hets al |
[S]Eigneurs |
[H]Eeren |
puis que je |
eer dat ic |
vous commence |
v. beghijnne |
dexpondre |
Texponeern |
Ga naar margenoot+Cathon |
Caton |
en francois |
In walsche |
veul deuiser |
willic v onderscheden |
les sentences |
die sentencien |
dont noz maistres |
daer onse meesters |
sont ententifz |
|
Car les aucuns |
want de eeneghe |
dient a deliure |
segghen metter waert |
que celuy cathon |
dat die cathoen |
qui fist ce liure |
dat maect[e] dezen bouc |
fut vng maistre |
was een meester |
moult sene |
harde vroem |
de la Cite |
vander staet |
de Rome natif |
van Rome gheboren |
qui en son temps |
die tzijnen tijt |
fut enseigneur |
was bewijserGa naar voetnoot1) |
dez estres dez gens |
van lieder wesen |
et Juge |
ende JugierGa naar voetnoot2) |
et pource |
ende omme |
quil sceust |
die hij wiste |
plus que nul |
meer dan yement |
Ga naar margenoot+Auoit il a nounm |
heddi te namen |
Cathon sensorinus |
Cathoen sensorinus |
Les autres dient |
dandern segghen |
que ce fu celui |
dat was de ghoone |
qui en Lubie |
dat jn Libien |
fut en exil |
was in ellenden |
en temps que Cesar |
den tijde dat Cesar |
conquist Rome |
vercreech Romen |
| |
| |
et que ilz |
ende dat zij |
deuindrent |
woorden |
tous ses hommes. |
alle zijne mannen |
Ce fu Cathon |
Het was Cathoen |
vticensis |
vticensis |
qui tant fu saige |
die ouervroetGa naar voetnoot1) was |
et pensoit |
ende bedochte |
de garder |
te verwaren |
sa nobilite |
zijne nobelhedeGa naar voetnoot1) |
Car Antique |
want Antique |
vne Cite |
Eene stede |
conquist Cesar |
vercreech Sesar |
Ga naar margenoot+ vousist ou nounm |
woude of ne woude |
pource eust il |
daromme haddi |
vticensis |
vticensis |
a nounm |
te naemen |
Encquore dist |
Noch seit |
lautre partie |
dander partie |
que cest cy |
dat deze |
ne lautre |
noch dander |
ne fut mie |
niet en was |
Maiz vng maistre |
Maer een meester |
qui auoit nounm tulius |
die Tulliez hiet |
qui ne fu point |
die en was noch |
fole ne tutilles |
zot noch vercustGa naar voetnoot2) |
Mais pource |
Maer omme |
que Cathon |
dat Cathoen |
fut vng preudhomme |
een goet man was |
fist son liure |
dede zijne[n] bouc |
apeler Cathon |
hetten Cathoen |
Saige fut il |
wijse was hij |
et bien lettre. |
ende welghelettred |
Ga naar margenoot+ Prennez lequel |
Nemt den ghonen |
que vous voles |
dien ghij wilt |
Lequel ce fut |
dien dat was |
Il apert bien |
het blijct wel |
en loeuure |
ant werc |
La ou il nous |
daer hij ons |
son sens monstre |
zijne zinne toocht |
| |
| |
et descoeuure |
ende ondecte |
que il fu saige |
dat hij wijse was |
de ceste vie |
van desen leuen |
Car a honestete |
want ter eerzamicheden |
Il nous enuoie |
Hij ons tijst |
par vng |
bij een |
sien filz |
zijne zone |
que il enseigna |
dien hij leerdt |
en que maniere |
in waet maniere |
il se contienge |
hij hem ouffenenGa naar voetnoot1) zal |
des ore vueil |
Als nwe willic |
a compte venir |
ten verhaelne commen |
Et vous penses |
En ghij lieden peinst |
Ga naar margenoot+ Pour retenir |
Omme tonthouden |
les commandemens |
die gheboeden |
que il a fait |
die hij heft ghedaen |
a son filz |
Tzijne kinde |
|
[C]e dist cathon |
[D]it seide cathoen |
quant je veoie |
als Ic aensach |
lez hommes aler |
de meinsche gaen |
mauuais chemin |
quade weighe |
et les plusieurs |
ende meniche |
comme vne beste |
als eene beeste |
mainent vie |
leeden leuen |
deshonneste |
onnerlike |
je me pensoie |
Ic bedochte mj |
que mestier il fut |
dat nootzakelic ware |
que on leur |
dat men hem |
enseignast |
bewijsde |
la maniere |
de manieren |
par qui |
waer bij |
ilz lessassent |
dat zij lieten |
leur folye |
haer dwaesheden |
Ga naar margenoot+ et amendassent |
ende betterden |
leur vie |
haer lieden leuen |
Si que lez grans |
So dat dij meeste |
et les petitz |
ende dij minste |
puissent viure |
mochten leuen |
par honneur |
bij eeren |
| |
| |
[B]iau filz |
[S]Coone zone |
or te veul |
nw willic dij |
descripre |
bescrijuen |
et monstrer |
enGa naar voetnoot1) bewijsen |
comment tu |
hoe du |
dois viure |
zijs sculdich tleuen |
mais gardes |
maer sie |
que tu |
dattu |
lisez en telle quise |
leses in zulker wijs |
ce que la lettre |
Tghone dat de lettre |
te deuise. |
die bediet |
que tu entendes |
dattu verstaes |
tout laffaire |
al twezen |
car au tant |
want alzo veele |
Ga naar voetnoot2) |
oorboors |
Ga naar margenoot+ soulait il faire |
pleicht hij te doen |
lomme qui list |
die man die leist |
et rien nentent |
ende niet ne verstaet |
comme celui |
als hij |
qui chace |
dat jaghet |
et rien |
ende niet |
ne prent |
ne vaet |
[P]Remier doibz |
[E]erst bestu sculdich |
a dieu supplier |
goede tsupplierneGa naar voetnoot3) |
et humblement |
ende otmoedelike |
mercy prier |
ghenade bidden |
Amez ton pere |
Minne dijn vader |
et puis ta mere |
ende dan dire moeder |
qui ce ne fait |
diet niet en doet |
il [l]achate |
hij becoopt |
Tes parens |
dijne maghen |
craines |
ontsie |
et si les ames |
ende minnese |
et cousins |
ende neeuen |
et amis |
ende vrienden |
les clames |
Heetze |
Ga naar margenoot+ gardes la chose |
hout de dinc |
que on |
die men |
| |
| |
te do[n]e |
die gheift |
quelle que soit |
hoedanich dat ze zij |
ou poure |
of aerm |
ou bonne |
of goet |
quant tu vois |
Als du gaes |
au marchie |
ter maert |
si taffetes |
so bereed dij |
que tu fol |
dattu dwaes |
ne soies |
niet en zijs |
Mais bien |
maer wel |
te gardes |
verhoedi |
Ne alez pas |
ganc niet |
aueucques |
metten |
lecheurs |
loedersGa naar voetnoot1) |
mais va |
maer ganc |
tousiours |
altoos |
aueucques |
metten |
lez meillieurs |
besten |
Ga naar margenoot+Rendes volentiers |
gheif gheerne wedre |
ce que on |
dat men |
te preste |
dij leent. |
Gardes que tu |
wachte dattu |
a nullui |
te nyement |
ne molestes |
ne mesdoetGa naar voetnoot2) |
biau filz |
scoone zone |
a mesure |
In maeten |
te tien |
houd di |
gardes a qui |
Wachte diGa naar voetnoot3) wien |
tu donnes |
du ghefft |
le tien |
dijne |
Se tu voiez gens |
siestu lieden |
ensemble |
Tgadere |
parler |
sprekene |
se on ne tapelle |
Roopmen di niet |
ny alez point |
ne gancter niet |
Ayez mesure |
hebbe maet |
de ta goulle |
van dijn mont |
si nentendez pas |
ende ne verstaezGa naar voetnoot4) niet |
| |
| |
aux folies |
Tzotternien |
Ga naar margenoot+ tousiours |
altijds |
Menes |
leed |
ta vie |
dijne leeuen |
honestement |
eerzamelike |
et si te |
ende di |
maintenez |
ouffene |
saigement |
wijze[..]likeGa naar voetnoot1) |
Dormes |
Slaep |
a mesure |
te maeten |
et a raison |
en te redene |
quant |
Als |
de dormir |
te slaepen |
est en season |
es in saisoen |
Salue |
groete |
volentiers |
gheerne |
les gens |
de lieden |
ne soies mie |
ne weze niet |
necligent |
gauweloosGa naar voetnoot2) |
Ames et |
Minne ende |
honeures |
Eere |
Ga naar margenoot+ Moult |
zeere |
ta femme |
dijne wijf |
Tu soies |
du weze |
seigneur |
heere |
et elle |
ende zoe |
dame |
vrauwe |
Quant vng |
Als eenen |
meillieur |
bettren |
de toy |
dan du |
voires |
zuls sien |
de la |
van daer |
te lieuez |
stant vp |
ou tu soires |
du sitten zuls |
gardez que tu |
wachte dattu |
ne soies |
niet en wordes |
periure |
verswoerne |
de la chose |
van den dinc |
que tu jurez |
dattu sweers |
| |
| |
Ames |
Minne |
Ga naar margenoot+ ton maistre |
dijnenGa naar voetnoot1) meestre |
et portes lui |
ende draeghe hem |
honneur |
eere |
et si le craines |
ende ontsietene |
comme |
Als |
ton seigneur |
dijn heere |
Ne beuez mie |
Ne drinct niet |
tant du vin |
soe veele wijns |
que il te face |
dat hij di maeke |
fol diuin |
zot clappaert |
soies |
weeist |
vergoigneux |
bescaemt |
et honteux |
ende scamel |
ne parles pas |
ende ne sprekt niet |
rudement |
stuerlike |
pour ton paijs |
Omme dijne landscep |
et pour ta terre |
ende omme dijne eruen |
deurois tu bien |
zulstu wel |
entrer |
commen |
Ga naar margenoot+ en guerre |
en oorlogeGa naar voetnoot2) |
GuardesGa naar voetnoot3) |
wachte |
ta chose |
dijne dinc |
par telle |
bij zulker |
art |
cuensten |
que on ne te |
dat men di ne |
tienge |
Houdt |
pour musart |
ouer dwaes |
Ne croiez mie |
Ne ghelooft niet |
trop |
AlteGa naar voetnoot4) |
folement |
zottelike |
Car teulx |
want zulke |
cuident vray |
waentGa naar voetnoot5) ware |
dire qui |
segghen die |
ment |
liecht |
A ton |
Te dijne |
proufit |
orboore |
mettes |
stelt |
ta main |
dijne hande |
| |
| |
Ga naar margenoot+ Naproches |
Ne ghenake |
nulle fole |
gheene lichte |
femme |
wijf |
Car tost |
want vluecsGa naar voetnoot1) |
y pert on |
verliest mer |
corps et ame |
lijf ende ziele |
biau filz |
scoone zone |
de ta |
van dijne |
meisnie |
mesnijde |
pensesGa naar voetnoot2) |
peinst |
quant |
als |
deuant toy |
voordi |
as ta |
hebs dijnen |
despense |
coste |
tes enfans |
dijne kindren |
aprennes |
leere |
et enseignes |
ende bewijse |
comment chascun |
hoe elke |
deulx |
van hemlieden |
Ga naar margenoot+ se contienge |
hem bestiere |
Aux poures |
den aermen |
fetez bien |
doe goet |
si lez gardes |
ende bewaerse |
Il fait |
hij doet |
grant bien |
harde wel |
qui enprent |
diere af nempt |
garde |
ware |
Soiez |
weest |
doulx |
zoete |
et debonaire |
ende godertiere |
vers toutes gens |
Talle lieden waert |
Ce dois tu |
dat bestu sculdich |
faire |
Te doen |
quant tu |
alstu |
doibs |
sculdich zijs |
faire |
te doen |
aucune rien |
yet |
conseillez toy |
beraedter di |
Ga naar margenoot+ si feres bien |
so zulstu wel [doen] |
gardez toy de |
wachte dij met |
| |
| |
gaber nullui |
yement tfoolen |
Car nullui |
want [n]yement |
ne scet |
en weet |
quoy vendra |
wat werde[n] zal |
de lui |
van hem |
Ne soies mie |
Ne weze niet |
mal parleur |
quade spreker |
ne poues |
ne mochs |
amender |
niet bettren |
Soies vng |
Beestu een |
Retien |
Behoudt |
en ton cueur |
in dijn hert |
ta emance |
dijn glozingheGa naar voetnoot1) |
fol est |
zot es hij |
qui son penser |
dij zijn ghepeins |
auance |
openbaert |
va aux pletz |
ganc ten dinghijn |
Ga naar margenoot+ Et aux |
Enten |
parlemens |
paerlementen |
pour aprendre |
om te leerne |
lez jugemens |
de wonnessen |
donnes |
gheif |
counseil |
gheraed |
se on |
Of datmen |
le te requiert |
an dij begheert |
A celui qui |
den ghonen die |
son droit |
zijn recht |
requiert |
versoucht |
juges |
wonnesse |
au mieulx |
ten besten |
qne pourres |
zo du best moch[s] |
au droit |
int recht |
Ne faulsez ja |
Ne valsche nw |
en nul |
in gheene |
endroit |
maniere |
Ne mentes |
Ne lieghe |
Ga naar margenoot+ oncques |
ghenen tijden |
pour auoir |
omme goeds wille |
de ce dont |
van dien dat |
| |
| |
tu sceis |
du weits |
dire vray |
ware segghen |
Attempres |
Tempre |
ton yre |
dijne gramscepe |
et ta coraige |
ende dijne moet |
quant tu es |
alstu wortz |
esmeu |
gheporret |
a raige |
tverwoedscep |
penses |
peinst |
du bien |
duechte |
a oeuure |
te werke |
mettre |
te stelne |
de ce |
van dien |
que tu |
dattu |
ne saues |
en cons |
entremettre |
bewijnden |
Se ton pere |
Of dijn vader |
Ga naar margenoot+ te mesaime |
dij leed heift |
seuffrez le ja |
ghedoocht nw |
nen aures |
ne zuls hebben |
blasme |
gheenen blaemen |
jues |
Spele |
au topet |
metten toppe |
tout en apert |
int ghemeene |
bon est le jeu |
goet es tspel |
ou nul |
daer nyement |
ne pert |
en verliest |
le jeu |
den spel |
dez tables |
vande tafel |
et les dets |
ender terlinghen |
par moy |
bij mj |
te soient |
zij dij |
defendues |
verboeden |
ne fetes ja |
Ne doe nem[m]ermer |
par force rien |
bij crachten yet |
car peu |
want lettel |
vault |
doocht |
Ga naar margenoot+ force |
Crachte |
sans engin |
zonder conste |
plus petit de toy |
minder dan ghij |
ne despisez point |
ne veronweerd niet |
encquore soit il |
Al es hij |
| |
| |
de force |
van crachte |
pire |
weeker |
La foy |
Die ghelooue |
que dieu |
dat god |
ta donne |
dij heift ghegheuen |
gardes |
wachte |
que par toy |
datse bij dij |
ne soit faulse |
niet zij gheualscht |
Noubliez mie |
Ne vergheit niet |
les bienfais |
de duechden |
que les |
die de |
bonnes gens |
goede lieden |
tauront |
dij zullen hebben |
fait |
ghedaen |
A ton mangier |
Tdijnen eten |
Ga naar margenoot+ parles petit |
sprekt lettel |
ce doibs tu |
dit bestu sculdich |
tenir |
Thouden |
de mon escole |
van mijre leere |
vng mescheant |
een keytyf |
homme |
meinsche |
de mocquer |
Tghecken |
de ce |
daerof |
te veul. Ie |
willic dij |
bien garnir |
wel verhouden |
Nen va mie |
Ne ganc niet |
souvent |
dickens |
disant |
segghend |
ce que tu |
Tghone dattu |
penses |
peinses |
des gens |
vanden lieden |
Ne aiez daultrui |
Ne begheert niet |
conuoitise |
der lieder goet |
la tienne |
dijne zelue |
chose |
dinc |
Ga naar margenoot+ Te souffise |
ghenoughe dij |
Paix |
paijse |
et amour |
ende minne |
entre les |
onder de |
gens portes |
lieden drach[s]te |
guerre |
weetGa naar voetnoot1) |
| |
| |
et hayne |
ende haitie |
mettez hors |
ontghef |
Ne scei |
Ic en weit |
que plus |
waet meer |
briefuement |
die corter |
te die |
ghesegghe[n] |
fetes |
doet |
le bien |
de duechte |
et lesses |
en laet |
la folie |
de dwaesheden |
[S]Elon |
[N]Aer |
la maniere |
de manieren |
du liure |
van den bouc |
aueucque |
metten |
Ga naar margenoot+ le pouoir |
macht |
que dieu me |
dat god mj |
liure |
veerleent |
et le sens |
ende die zin |
que Il |
die hij |
ma donne |
me heift ghegheuen |
ay je |
hebbe ic |
le prologue |
Tprologhe |
a fin mene |
thende brocht |
des ore |
als nw |
commenceroie |
salic beghinnen |
les vers |
die veersen |
et les |
ende die |
commandemens |
gheboeden |
diuers |
diueers |
ainsi |
ghelik |
comme les |
datse |
a fait |
ghemaect heift |
Cathon |
Cathoen. |
Ga naar margenoot+ Or de par dieu |
Nw in gods name |
lez commenceons |
beghinne wij se |
Biau filz |
Scoone zone |
si dist |
so seght |
Cathon |
Cathoen |
le saige |
die wijse |
vers Dieu |
Tgoede |
soit tourne |
waert ghewent |
ta couraige |
dijne moet |
| |
| |
en telle |
in zulker |
maniere |
manieren |
et en telle |
ende in zulker |
guise |
wijze |
que du cueur |
dat met herten |
faces |
does |
son seruice |
zijne dienste |
tu ne dois mie |
duGa naar voetnoot1) zijs niet sculdich |
trop entendre |
tveele pooghen |
a dormir |
tslaepene |
Ga naar margenoot+ ne a repos |
noch ten rueste |
prendre |
nemen |
Car qui |
want wie |
trop dort |
tveele slaept |
et sommeille |
en |
les vices |
de smetten |
de son cueur |
van ziere herte |
esueille |
weict |
Retien |
bedwinne |
ta langhe |
dijne tonghe |
et ta parole |
ende dijne tale |
quant tu |
Als tu |
dois parler |
sculdich zijs tsprekne |
si parles |
zoe spreict |
et si te tesez |
ende so zwicht |
quant tu |
alstu |
doibs |
zijs sculdich |
taire |
tzwijghen |
ainsi |
alzoe |
pourres tu |
moeghestu |
Ga naar margenoot+ a dieu plaire |
god ghelieuen |
Naiez mie |
Ne hebt niet |
muable voloir |
wandelen wille |
ce que tu veulx |
dattu wils |
ne deueulliez mie |
ne ontwille niet |
car qui |
want wie |
a soy meismes |
hem zelue |
est aduersaire |
tjeghen es |
Il est a |
hij es tot |
aultrui |
anderen |
| |
| |
contraire |
contrarye |
En ton propos |
In dijne propost |
tousiours |
altoos |
te tien |
houdt dij |
Cest raison |
dat es redene |
et ce font |
en het doen |
les saiges |
de vroeden |
qui sceiuent |
die connen |
muer |
verkeeren |
Ga naar margenoot+ leur couraiges |
haren moet |
Se ta femme |
eist dat dijne wijf |
se plaint |
haer clacht |
a toy |
tot dij |
de ton seruant |
ouer dijn cnape |
je te chastie |
Ic castie dij |
Ne la croiez mie |
ne gheloof ze niet |
pour son dire |
omme haer zegghen |
Car teulz |
want zulk |
hait la dame |
haet vrauwe |
que le seigneur |
die den here |
ayme |
mint |
Se tu ton |
Eist dattu dijnen |
amy |
vrient |
amonestes |
waernsGa naar voetnoot1) |
qui est |
dat es |
prudhomme |
goed man |
et honneste |
ende eerzamich |
qui tu |
die du |
Ga naar margenoot+ plus aimes |
meer mins |
Chastiez |
zo castie |
le plus |
te meer |
ja soit ce quil |
al est dat |
ne lui plest mie |
hem niet en ghelieft |
Se on |
heift men |
ta fait |
dij ghedaen |
aucun |
eenich |
bon seruice |
goeden dienste |
Ne le ceelez point |
ne heylet niet |
Mais le prisez bien |
Maer priset wel |
| |
| |
Et se tu as |
Ende hebstu |
a aultrui |
toten andern |
bien fait |
welghedaen |
se tu ten vanntes |
beromstu dies |
cest malfait |
dats mesdaen |
Soiez lierre |
weize blijde |
en ta pourete |
in dijn aerm[o]ede |
Car tu sces |
want du weitz |
Ga naar margenoot+ bien de verite |
wel verwareGa naar voetnoot1) |
que tu fus nu |
dattu waes naect |
et poure ne |
ende aerme gheboeren |
Ce counseil |
Dien raed |
est a tous |
es telke |
donne |
ghegheuen |
Ne va pas |
Ne ganc niet |
tousdiz |
altoos |
promettant |
beloeuande |
que tu |
dattu |
donneres |
gheuen zuls |
Ne tant |
Noch veele |
ne quant |
noch welken tijde |
Et pource que |
Ende om dat |
mieulx te gardes |
dij bet verhoets |
Cuides |
waens |
tout temps |
allen tijden |
auoir necessite |
thebben ghebrec |
se dieu te donne |
verleent dij god |
dauoir enfans |
Thebbe[ne] kindren |
Ga naar margenoot+ et tu nas mie |
ende du ne hebs |
asses dauoir |
goeds ghenouch |
Tu te doibz |
du bes sculdich |
a tel mestier |
tzulken ambochte |
mettre |
te stellen |
dont chascun se |
daer elk hem mede |
saiche |
conne |
entremettre |
ontdraeghen |
La viele chose |
dat ontwaerde dinc |
tenez en chierte |
houdt in waerden |
Et la chiere |
ende dat waerde |
| |
| |
tenes en vilte |
houd in onwaerden |
Adont diront |
dan zullen segghen |
les gens |
dij lieden |
entre eulx |
onderlinghen |
Ne soies |
Ne weze niet |
auaricieux |
vrec |
ne couoiteux |
ne gherich |
ne fetez mie |
ne doe niet |
ce que tu |
die dattu |
Ga naar margenoot+ veulx blamer |
wils blameren |
Car on doit bien |
want men mach wel |
pour fol clamer |
om zot clameerenGa naar voetnoot1) |
Le maistre |
Die meester |
quant il |
als hij |
meismes fait |
zelue doet |
la chose quil |
die dinc die hij |
tient pour mesfait |
houdt voor mesdaen |
En vng homme |
In eenen man |
de ta cognoissance |
van dijnre kennesse |
plus quen |
meerGa naar voetnoot2) dan in |
vng aultre |
eenen anderen |
aiez fiance |
hebbe betrauwen |
Car sur |
want vp |
le cogneu |
den bekende |
est on hardi |
es men vrye |
et de lestrange |
ende vp den vremden |
est on desconfist |
ghescoffert |
Naie cure |
Ne roucke niet |
de commencer |
Tbeghinnen |
Ga naar margenoot+ enuers |
tjeghen |
ton ami |
dijne[n] vrient |
a tencer |
tschelden |
Car par |
want bij |
Ire |
gramscepe |
vient |
comt |
mainte haine |
menich haitie |
Mais |
Maer |
concorde |
ghedochsamichede |
fait amour fin |
maect minne fin |
| |
| |
A tes amis |
Tdijnen vrienden |
donnes |
gheif |
de tien |
van dijne |
et les affies |
ende ghetroost se |
et les retien |
ende onthoud se |
et gardez que |
en wachte dattu se |
ne lez enchaces |
niet en verjachs |
Tant comme |
als langhe as |
tu as |
du hebs |
leur facez bien |
doetse goet |
Ga naar margenoot+ dez plusieurs maulx |
van veele quaeden |
que je otz dire |
dattic hoore segghen |
doibt on |
es men sculdich |
le moindre |
de minste |
mal eslire |
quaet kiesen |
et dez biens aussi |
ende van duechten ooc |
tellement faire |
Soe te doen |
Tous lez meillieurs |
Alle den besten |
a soy attraire |
tot hemward trecken |
A tous ceulx |
Talle den ghonen |
qui tu |
die du niet |
ne cognois |
nen kends |
amis descoeure |
vrienden were |
leur ennemisGa naar voetnoot1) |
haerlieden verdriet |
Et deues |
Ende zuls |
se tu peulx |
mochstu |
leur preu faire |
hare bate zouken |
Car bonne |
want goed |
chose cest |
dinc eist |
damis acquerre |
vrienden behalen |
Ga naar margenoot+ Se tu fais selon |
doestu naer |
mez decrees |
mijne leeren |
ja ne deues |
So ne zulstu der |
celestiens secretz |
hemelscher secreten |
maiz te peineres |
meerGa naar voetnoot2) te poghen |
daprendre |
om te leeren |
et mortelles |
ende sterueliken |
choses |
dinghen |
| |
| |
dois entendre |
zulstu verstaen |
despendez isnel |
doe cost snellike |
et voulentiers |
ende gheerne |
quant tu sces |
als du weitz |
quil est mestier |
dat van noeden es |
car on doit bien |
want men sculdich es wel |
faire despense |
coste te doen |
quant lieu en est |
als stede gheift |
et heure et temps |
ende heure en tijt |
Ne amassez mie |
ne gaedert niet |
trop dauoir |
Tveele goeds |
mieux vault assez |
betre es ghenouch |
que trop auoir |
dan tweele hebben |
Ga naar margenoot+ Car plus tost est |
want veele eer eist |
la nef desconfite |
dat scip bedoruen |
en grant eaue |
in[t] groete watre |
quen petite |
dan int cleene |
gardes que telle |
wachtu dat zulker |
chose ne |
dinc ne |
recomptes |
vercretzGa naar voetnoot1) |
dont tes |
daerof dijn |
compaignons |
ghesellen |
auront honte |
moch[ten]Ga naar voetnoot2) hebben scande |
Car blame |
want scande |
sur eulx esleveres |
vp hem zulstu bringhen |
et trespetit |
ende harde lettel |
y gaigneres |
Zulstu en winnen |
Naiez ja sur |
ne hebbe vp |
autrui enuie |
andren gheene nijt |
en enuie a |
in nijde es |
tant male vie |
so ouerq[u]aed leuen |
encore ne face |
alle ne doet |
elle dommaige |
zoe gheene scaedeGa naar voetnoot3) |
Si met elle |
so set zoe |
Ga naar margenoot+ lomme en |
de man in |
male couraige |
quaden moed |
Se tu as acquis |
hebstu wat |
en ta maison |
in dijn huus |
| |
| |
despendre |
verteren |
le doibs |
bestu sculdich |
par raison |
bij redene |
Car en peu |
want in corte |
de heure |
wijle |
est trespasse |
eist ouerbrocht |
ce quon a long |
dat men langhe |
temps amasse |
tijt heift vergadert |
filz tout ce |
zone al tghuent |
que tu otz et voies |
dattu hoors en zies |
Je te commande que |
Ic beuele dij dat |
tu ne le croies |
du niet en gheloofs |
Car ce nest pas |
want tenesGa naar voetnoot1) niet |
tout euangille |
al evangille |
ce quon chante |
dat men zincht |
auant la ville |
achter de stede |
Ga naar margenoot+ Se dieu te bat |
Slaet dij god |
pour ton mesfait |
om dijne mesdaet |
ne tennuiez pas |
ne verdriet dij niet |
car qui mesfait |
Want wie doet quaet |
Il lachate ou |
hij becoopt of |
tempre ou tart |
tijl[i]ke of spade |
Tant plus met on |
So meere stelmenGa naar voetnoot2) |
tviere meer bGa naar voetnoot3) |
tvier meer baernd |
Se domaige ou |
Of scaede of |
mal te vient |
quaet dij compt |
ne tesmaiez point |
ne veruare dij niet |
estre conuient |
het wesen moete |
En bon espoir |
In goeder hoopen |
te reconforte |
zo vertroost dij |
ton auenture |
dijne auenturen |
nest pas |
es niet |
toute morte |
al doet |
Sur toutes choses |
bouen alle dijnghen |
ie tenjoing |
belasticGa naar voetnoot4) dij |
que de ta sancte |
dat van dijn ghezonde |
Ga naar margenoot+ aies soing |
hebbes zorghen |
| |
| |
Car pour rien |
want om niet |
est esmahiez |
es hij vervaert |
qui tous jours est |
die altoos eist |
sain et haities |
gans ende ghezond |
Chier amiz chier |
Lieue vrient lieue |
amis aprennez |
vrient leere |
Nul auoir |
gheen goet |
ne vaut tant |
neist zo veele waert |
que sens |
als cuenste |
Car on te |
want men dij |
peult tolir |
mach roouen |
ton auoir |
dijne rijchede |
mais si ne |
maer so ne |
peult on |
mach men |
ton sauoir |
dijne conste |
Se tu es prudhomme |
Bestu goet man |
et de foy |
ende van trauwen |
et vng maluais |
ende een quaet |
homme dist |
meinsche zeit |
Ga naar margenoot+ mal de toy |
quaed van dij |
Je di quil ne te |
Ic segghe dat du |
peult chaloir |
ne daers niet rouken |
Car ja ne pourres |
Want dies ne zulstu |
moins chaloir |
Taergher zijn |
Ne despites |
Ne veronwarde |
oncques |
nem[m]ermeer |
bon conseil |
goeden raed |
Ne dont il vient |
Noch waereuen hij comt |
ne tesmerueil |
ne verwondre niet |
ne te poise |
Ne belghe niet |
se vng garson |
of eenen kneicht |
tenseigne |
dij wijse |
bon est le sens |
de cuenste es goet |
dont il vient |
waenen zoe comt |
Se tu veulx mon |
wilstu mijnen |
conseil entendre |
Raed voorstaen |
naiez cure de |
zo ne rouke gheene |
femme prendre |
wijf te nemene. |
Ga naar margenoot+ Ne pour auoir |
Noch om goet |
ne pour richesse |
noch om rijchede |
Se elle na |
heift zoe niet |
sens et proesse |
zin ende vromichede |
| |
| |
Des saiges |
van wijsen |
gens doibt on |
lieden es men sculdich |
attraire |
te treckene |
quelle chose |
wat dinc |
on doibt |
dat men sculdich es |
lesser ou faire |
laeten of doen |
On dist que celui |
Men seit dat hij |
soueufGa naar voetnoot1) nauie |
zochte waert |
qui par vng aultre |
die bij een andre |
se chastie |
hem castiet |
Gardes que tu |
Wachte dattu |
nen chailliez mie |
niet vp laetenGa naar voetnoot2) |
trop grans |
Tzwaer last |
ce serroit folie |
het ware zothede |
qui oultre pouoir |
die ouer macht |
faire veult |
doen wille |
Ga naar margenoot+ Nest pas meruail |
Nes gheen wonder |
sil sen deult |
of hij hem beclaecht |
Lises liures |
Leist boucken |
et saichez bien |
ende verstaet wel |
Lesqueulx tu lis |
de welke du leis |
si les retien |
ende onthoudse |
Si y doibs |
En zijs sculdich |
ton entente mettre |
dijner zin stellen |
que tu saichies |
dattu weitz |
que dist la lettre |
waet secht de lettre |
Quant tu doibs |
Alstu sculdich zijs |
aueucques gens |
met lieden |
mangi[e]r |
tetene |
Tu dois |
du zuls |
ta langue |
dijne tonghe |
si chastier |
zocastien |
quelle soit |
dat zoe zij |
de parler courtoise |
van sprekne hoosch |
et a mangier |
ende ten etene |
ne facez noise |
ne make gheenen ghescal |
Ga naar margenoot+ Pere et mere |
vader ende moeder |
aymes |
minne |
sans faintize |
zonder veinsen |
| |
| |
et se veulz faire |
ende wilstu doen |
mon seruice |
mijne dienste |
Gardes que tu ne |
wachte dij te |
coroucez ta mere |
vergraeme dijne moeder |
pour bien seruir |
om wel te dienen |
agreez ton pere |
tdanke dijn vaeder |
dauoir acquerre |
Tgoede tvergadren |
ne te penses |
ne wille niet peinsen |
Lauaricieux |
De vrecke |
qui tousiours |
diere tallen dach |
y pense |
na peinst |
naura ja joye |
ne ghecrijcht blijscip |
quoy quon die |
waet men seicht |
Comme plus |
Soe hij meer |
est il riche |
Rijke es |
plus il mendie |
zo meer hij claecht |
La chose doibs |
den dinc zuls |
Cetera desunt
Rotterdam.
willem de vreese. |
-
voetnoot1)
- Zie een - niet in allen deele nauwkeurige - beschrijving van den codex bij Robert Priebsch, Deutsche Handschriften in England. Erster Band (Erlangen, 1896), blz. 172-176; en verg. Jacob van Maerlant's Strophische Gedichten, nieuwe uitgave bewerkt door Joh. Franck en J. Verdam (Groningen, 1898), blz. xiii.
-
voetnoot1)
- Zie de Tafeltucht... Leerende... Hoe men sich ouer Maeltijdt... ende anders manierlijck ende eerbaerlick holden sal, uitgegeven door Peter Warnersen, te Kampen, ca. 1560.
-
voetnoot2)
- Zie Der Cato des Adam de Suel. Zum ersten Male herausgegeben von J. Ulrich, in Romanische Forschungen, dl. 15 (1904), blz. 107-140; de redactie uit het Oxfordsche handschrift heeft J. Ulrich ten slotte ook nog uitgegeven, ibid., blz. 143-149.
-
voetnoot3)
- Zie b.v. Henri Dupin, La Courtoisie au moyen age (d'après les textes du XIIe et du XIIIe siècle). Paris, A. Picard, 1931.
-
voetnoot4)
- Verg. Fr. Callaey, La vie belge au temps jadis d'après les manuels de conversation, in het Bulletin de l'Institut historique belge de Rome, 5de fasc. (1925), blz. 119 vlgg.
-
voetnoot5)
- Op den Franschen inhoud van dit handschrift is het eerst de aandacht gevestigd door Paul Meyer, in het Bulletin de la Société des anciens textes français, 1877, blz. 38 vlgg., die bijwijze van proef een paar uittreksels medegedeeld heeft, en op wiens gezag K.J. Riemens er gewag van maakt in zijn Esquisse historique de l'enseignement du français en Hollande du XVIde au XIXde siècle (Leyde, 1919), blz. 9, noot 2) en in zijn Débuts de la Lexicographie franco-néerlandaise (Paris 1921), blz. 6; in zijn Etude sur le texte français du Livre des mestiers (Paris, 1924), blz. 28-29 en 116-117, heeft de heer Riemens nog iets medegedeeld
over en uit ons handschrift, een en ander echter uit de tweede hand.
-
voetnoot1)
- Zeker wel het te Brugge welbekende huis Cruninghe. Zie het Inventaire des archives de la ville de Bruges. Section Première. Inventaire des Chartes... Table analytique par Edw. Gailliard (Bruges, 1883-1885), blz. 100.
-
voetnoot1)
- De service de la table van Roland Vanden Dorpe werd voor het eerst herdrukt bij K.J. Riemens, Etude sur le texte français du Livre des mestiers (Paris, 1924), blz. 94-101; het geheele Vocabulaer van Vanden Dorpe door Dr. Jan Gessler als nr. IV van zijn werk: Het Brugsche Livre des mestiers en zijn navolgingen. Brugge, 1931.
-
voetnoot1)
-
Bij dit woord heeft Paul Meyer een vraagteeken gezet. Er is echter geen reden om aan de lezing te twijfelen. Zie, voor het woord zelf, Du Cange i.v. pannuceus, en Diefenbach, Glossarium Latino-Germanicum i.v. pannucia.
-
voetnoot1)
-
Men zou geneigd zijn, hier te emendeeren. Maar deze vorm snuthens komt tweemaal (zie ook beneden, bl. 140b) in den tekst voor, en telkens is de lezing van het hs. onbetwijfelbaar. Men kan ook moeilijk lezen *snuchens, aangezien déze vorm geen Vlaamsch is. Waarschijnlijk is dit snuthens een gevolg van 's vertalers onvoldoende kennis van het Nederlandsch, resp. van het Brugsch.
-
voetnoot2)
-
hs. En waarschijnlijk ten gevolge van de twee volgende En's.
-
voetnoot1)
-
Hier in het hs. een dittographie: van roodgeel doorgehaald.
-
voetnoot2)
-
Verwarring met rostir? of aldus te lezen?
-
voetnoot2)
-
Dat is dus de naam van den mannetjeseend, den erpel, den waard. Dit masseel is toch moeilijk te identificeeren met maysel, maiseel in 't Mnl. Wdb. 4, 1204 i.v. masel.
-
voetnoot1)
- louedij: in het hs. in twee woorden loue dij
-
voetnoot2)
-
In het hs. zijn scellinghe en penninghe afgekort: .s. en d met een verkortingsteeken.
-
voetnoot2)
-
In het hs. zijn scellinghe en penninghe afgekort: .s. en d met een verkortingsteeken.
-
voetnoot1)
- crumelinghen: nog niet in 't Mnl. Wdb., tenzij onder crume, en dan nog maar uit Kiliaan.
-
voetnoot1)
-
De lezing van het hs. is onzeker; er kan evengoed hastimel als hastuuel staan. Bij Plantijn is ‘poires de hastiveau’ de vertaling van ‘vroege peren’.
-
voetnoot3)
-
Het door Stallaert uitgegeven fragment (zie boven, blz. 91) heeft: prunes doyselens - applen Dooselinghe, maar het ‘service de table’ achter het ‘Vocabulaer’ van Roland vanden Dorpe heeft: oyselengs - oyghelinghen. Dat dit oygheling werkelijk een soort appel was, blijkt uit de volgende opsomming: Vercocht 21 manden appelen: te weten neghen manden oegelinghen, vier manden crolrettinghen, vier manden groeninghen, ende vier manden stininghen, Hs. Gent, Gemeentearchief, Jaerregister over 1463, bl. 92 (aangehaald bij Diericx, Mémoires sur la ville de Gand, dl. 2 (Gand, 1815), blz. 119, noot 1).
-
voetnoot4)
-
Nog niet in 't Mnl. Wdb., tenzij onder *Slandereel, waarvoor ‘Blandereel’ te lezen is. Voor het Fransche woord zie b.v. Godefroy, Dictionnaire de l'ancienne langue française, dl. 1, 658 op blandurel.
-
voetnoot1)
-
in het hs. verbeterd uit Est: de r boven den regel bijgeschreven met ⌢.
-
voetnoot2)
-
verbeterd uit beueit: de l boven den regel bijgeschreven met ⌢.
-
voetnoot1)
-
Nog niet in 't Mnl. Wdb., wel in 't Mnl. Handwdb.
-
voetnoot2)
-
Te oordeelen naar het Nederlandsch wordt er vereischt: *de prouffit
-
voetnoot1)
-
Van deze beteekenis heeft het Mnl. Wdb. nog geen voorbeelden.
-
voetnoot4)
-
In het hs. verbeterd uit vestaez: de r boven den regel bijgeschreven met ⌢.
-
voetnoot2)
-
Het Mnl. Wdb. kent deze beteekenis alleen uit Kiliaan.
-
voetnoot1)
-
In het Mnl. Wdb. wordt glozinge alleen naar het ‘Haarlemsch Glossarium’ vermeld.
-
voetnoot1)
-
Zie, voor déze beteekenis, het Mnl. Wdb. op warenen.
-
voetnoot1)
- verware = voer waer. Zie een ander voorbeeld in 't Mnl. Wdb. i.v. vorewaer.
-
voetnoot1)
-
Aldus, duidelijk, in het hs. Te oordeelen naar den Nederlandschen tekst zou men echter verwachten *ennois, *ennuis.
-
voetnoot1)
-
Een werkwoord *vercretsen staat nog niet in 't Mnl. Wdb.
-
voetnoot1)
- tenes in het hs. in twee woorden: te nes
-
voetnoot3)
-
In een andere redactie: Com plus cove li feus, plus art.
-
voetnoot4)
-
In deze beteekenis nog niet in 't Mnl. Wdb.
|