Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 51
(1932)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdSymen sonder Soeticheydt/ vs. 415.Symen wil Teuntje aan de man helpen:
Symen:
Ja 't is een keuningh.
Teuntje: Van waer?
Symen: Maer vande water-rotten.
Van Rijnbach: ‘Het is mij niet duidelik geworden wie hiermede bedoeld wordt, of wat er de geestigheid van is’. Dr. Verdenius heeft in dit Tijdschrift dl. 49, blz. 42 deze plaats, m.i. ten onrechte, in verband gebracht met de tonnen van vs. 420, waar Symen voor de tweede maal een loos grapje maakt en triomfeert: ‘daer had ickje weer’. Niet alleen Bredero kent deze koning der waterratten, ook Focquenbroch, die toch geenszins Bredero naschrijft en die deze koning trouwens ook niet noemt in verband met zaken, die aan het ‘vervoer van afval en faecaliën te water’ kunnen doen denken. Focquenbroch, Alle de Werken (1766), II, 76: een knecht stelt zijn meester, een snoevende kwakzalver, voor aan het publiek met de spottende woorden: sta ruim mannen, hier hebje de opperkeuning van de waterrotten
Grimm spreekt in zijn Wörterbuch over een Rattenkönig | |
[pagina 276]
| |
(geeft plaatsen uit de 16de eeuw en latere tijd), evenzoo R. Riegler in zijn rijk boek Das Tier im Spiegel der SpracheGa naar voetnoot1). Ik citeer Riegler p. 76: ‘Besondere Erwähnung verdient der im Deutschen übliche Ausdruck Rattenkönig, womit eine eigentümliche Krankheit der Ratten bezeichnet wird, die darin besteht, dass mehrere von den Tieren mit den Schwänzen zusammenwachsen. Nach Brehm ist dies Wort zu erklären aus einem alten Volksglauben, demzufolge man sich vorstellte ‘dass der Rattenkönig, geschmückt mit goldener Krone, auf einer Gruppe innig verwachsener Ratten throne und von hier aus den ganzen Rattenstaat regiere’. Etc. Ik acht het voorloopig aannemelijker, dat Bredero hier op een dergelijke, voor ons niet meer te achterhalen voorstelling uit ons volksgeloof zinspeelt, dan dat hij er de directeur van de stadsreiniging mee aangeduid zou hebben, zooals Dr. Verdenius t.a.p. meent. Dat in onze hedendaagsche folklore-litteratuur geen bekendheid van deze rattenkoning blijkt (wel spreken eenige auteursGa naar voetnoot2) er terloops over) maakt mijn veronderstelling, naar ik meen, niet minder aannemelijk. Al blijft ze daardoor ook een veronderstelling.
Lonneker. h.l. bezoen. |
|