Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 51
(1932)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 134]
| |
Potteriana.Potter's Minneloop is gebouwd op de theorie der vier verschillende soorten ‘minne’. Achtereenvolgens heeft hij het over ‘gecke’, ‘goede’, ‘ongheoirlofde’ en ‘gheoirlofde minne’. In de ‘goede’ of ‘rechtvaardige’ liefde zal men vier trappen doorloopenGa naar voetnoot1). De eerste graad wordt doorbloosd door de zoete verwachting van de uiteindelijke bekroning der jonge liefde; de tweede wordt geensceneerd ‘in den gairde’. So varen sy ten roden monde
Ende maken een vriendelyc ghescheyt
de derde is een soort ‘finstern’ en eindigt ‘in cameren’ Den vierde graet en sal gheen man
Mit bescheyde hem nemen an,
Ten moet mit sulker voirwairde sijn
Als ons bescrivet dat Latijn.
Daarbij teekende Te Winkel aan: ‘Potter's denkbeeld om bij zijn cursus der liefde aan te wijzen, hoe men trap voor trap de zaligheden der liefde moest leeren genieten, was zeker op zich zelf niet oorspronkelijk. Hij paste eenvoudig op de wereldlijke liefde toe, wat al reeds sinds de twaalfde eeuw met de geestelijke liefde tot God was gedaan door de stichters der mystiek, die meer en meer de oude scholastiek was beginnen te verdringen’Ga naar voetnoot2). Dat is misleidend: bijzonder die zet ‘op zich zelf niet oor- | |
[pagina 135]
| |
spronkelijk’ wat beteekent - hetgeen er op volgt bevestigt die verklaring - dat die indeeling van den geleidelijken groei van den liefdehandel in trappen niet door Potter verzonnen werd: maar dat hij zelf het denkbeeld der trappen of graden in het liefdeproces overnam van de mystische opvattingen en voorstellingen van zijn tijd. Dat is op zijn minst overdreven. Het is natuurlijk klaar dat hij den geest van zijn tijd, die zulke sterke voorliefde voor die scala der goddelijke caritas en voor dit geheiligd getal vier aan den dag legde, weerspiegelt, maar het is niettemin een feit dat die overdracht op het aardsch liefdeleven niet door Potter werd ingevoerd, wat Te Winkel schijnt te suggereeren. Woordelijk vindt men het reeds in Andreas CapellanusGa naar voetnoot1): ‘Quod autem dixi, eius, qui nulla bona fecit, amorem potius eligendum, quam qui bona plurima peregit, hoe non in quarto gradu sed in tribus praecedentibus gradibus interpreteris amoris. Sed si forte horum te sermonum perturbet obscuritas, eorum tibi sententiam indicabo. Ab antiquo quatuor sunt gradus in amore constitute distincti: primus in spei datione consistitGa naar voetnoot2), secundus in osculi exhibitioneGa naar voetnoot3), tertius in amplexus fruitioneGa naar voetnoot4), quartus in totius personae concessione finitur’Ga naar voetnoot5). Kan de overeenkomst klaarder uitkomen? Ook kan men hier wel terloops aanstippen dat Potter eldersGa naar voetnoot6) een zinspeling maakt op een Latijnsch geschrift en dat een weinig verder een andere passus uit zijn tweede boek weer overeenstemt met het onderscheid tusschen de ‘amor purus’ en ‘amor mixtus’ zooals dit wordt gemaakt bij Andreas CapellanusGa naar voetnoot7). | |
[pagina 136]
| |
Op een ander gebied stoot men op een soortgelijke uitbeelding. Uit de 14e eeuw bezit men een vierhoekig kastje waarop de verschillende stadia van het minnespel worden voorgesteld en waarvan er drie met de bij Potter afgeschilderde trappen overeenkomenGa naar voetnoot1).
j.f. vanderheijden. |
|