Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 49
(1930)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 156]
| |
Gheterjuint.Op twee plaatsen komt in de 17de eeuw een woord gheterjuint voor, nl. in Roemer Visscher's Brabbeling (1614), blz. 137: Hans is gheteriuynt op een neusdoeck te mincken,
Beter dan de Schoenmakers op het leer te recken,
Beter dan de Duyven op het trecke becken,
Beter dan een dronckaert een glas uyt te drincken.
en in J. Oudaan's Agrippa van Nettenh. (1651), blz. 443: aller eedelen ghenoeghzaam eedelheyd eyndelijck word hier in beweezen, zooze op de weyerij gheterjuint, zooze op den teerlingh te schendigh afghevaardigt zijn, enz. Beide voorbeelden worden vermeld in Dr. J. van der Laan's bloemlezing uit Roemer Visscher, 2, blz. 79, waar tevens uit de Latijnse tekst van Agrippa de oorspronkelike woorden ‘si venaticam noverint’ worden aangehaaldGa naar voetnoot1). Hij vertaalt aarzelend ‘ervaren, bedreven (in)’. Dit, of ‘afgericht, gedrild, uitgeslapen (op)’ is ongetwijfeld de bedoeling. 't Gelijkbetekenende Engelsche trained (16de eeuw en later) wijst ons de weg ter verklaring. In 't Middelnederlands bestond een adjektief ghetrahijnt, ghetraijnt (var. ghetraent), ogenschijnlik 't participium van trahinen (bij Verdam 6 maal), trainen (drielettergrepig, 4 m.), treyinen (3 m.), traiynen (1 m.), *traihinen (part. pt. getraihijnt, 1 m.) ‘voortsleuren’, ‘mishandelen’ e. dgl. (evenals Oudfra. trahiner, traïner enz.), maar daarvan afwijkend in betekenis. 1o. Ferg. 1243: Die Minne es soe ghetrahijnt, Hare scichte sijn soe ghefenijnt, Wien si scietet, wijf of man, Dat hijs genesen niet en can; Verdam (8, 634) vertaalt ‘geslepen, doorslepen, valsch, loos, afgericht’ of ‘verraderlijk’, waarvan 't voorlaatste of ‘bedreven’, ‘ervaren’ | |
[pagina 157]
| |
't beste past: de bedoeling is dat de Liefde zo 'n goed schutter is ('t Frans geeft geen licht). 2o. Nat. Bl. 2, 670: honde ... Die moordenaers rieken ende dieve. Also ons segghen somme brieve, Sijn si met vrouwen melc ghevoet Ende ghetraijnt (V. en A.; var. ghetraent, ghetemt) in mans bloet, waar ‘afgericht’ voor de hand ligt (Also - bloet schijnt een toevoegsel van Maerlant te zijn). Hoe de betekenis ‘africhten’ enz. bij Eng. to train en Mndl. ghetra(h)ijnt is ontstaan, ligt in 't duister. De door Verdam aangehaalde verklaring van J.H. Halbertsma, Letterk. Naoogst, blz. 95, als zou getrahijnt eigenlik betekenen ‘getrokken’, ‘vol van treken’, vindt in 't Oudfrans geen steun, en al zou men desnoods ghetrahijnt op de ene plaats uit de Ferguut kunnen beschouwen als ontleend aan een onbekend adjektief Ofra. *traïné, een nieuwe formatie van traïne ‘bedrog, list’ (bij traïr), voor die uit de Nat. Bl. en voor Eng. to train ‘africhten’ zou daarmee niets gewonnen zijn, terwijl Nfra. entraîner un cheval, un boxeur zeker op Engelse invloed berust (Littré). Deze moeilikheid daargelaten evenwel, is de gelijkenis tussen 't Mndl. ghetra(h)ijnt en 't 17de-eeuwse gheterjuint in betekenis zo volmaakt, in vorm zo groot, dat vereenzelviging van de twee woorden onbetwistbaar lijkt. De Mnl. spellingen treyinen en traiynen naast tra(h)inen tonen duidelik dat in de Middeleeuwen van 't verbum (onder anderen?) een vorm bestond met --, hetzij beantwoordende aan een Oudfrans traiiner (Taal en Lett. 7, 101), hetzij in 't Nederlands uit traïnen voortgekomen. Er kan geen bezwaar tegen zijn om bij ghetra(h)ijnt dezelfde ontwikkeling aan te nemen, en daarmee is de j in gheterjuint verklaard. Onverschillig of in de Mvla. spelling treyinen de e een ε- of een ǝ-klank voorstelt, in gheterjuint is de e = ǝ geenszins onverwacht, immers zowel in 't Hollands als in andere Nederlandse dialekten vinden we dikwijls ǝr (of ) in plaats van Frans of Latijns protonies ra, re, ri, ro, vgl. de in Noord en | |
[pagina 158]
| |
Zuid min of meer ver verspreide ǝr bij trapezium, (prieel, Mndl. prayel); precies, present, sekretaris; kontributie, (sakristij); proberen, (processie), professor, (profijt); evenzo ǝl () voor la enz., b.v. bij remplac¸ant,fluweel, met dissimilatie: fǝrwe·l, plat voor *fǝlwe·l < *flǝwe·lGa naar voetnoot1). Zonder de tegenwerking van school en schrift zouden de voorbeelden van ǝr en ǝl in zulke woorden wel talrijker zijn en ook buiten huiselike, dialektiese of platte taal voorkomen. Bij gheterjuint was die tegenwerking niet aanwezig, omdat niemand 't bestaan van een oudere vorm met tra- vermoedde.
De enige overblijvende moeilikheid, die misschien een ander zal kunnen oplossen, is de ui (ui1 of ui2?). Al is, zoals we weten, in enige woorden ui voor Mndl. ī, ij in de plaats getreden, in al die woorden schijnt een labiaal (of labiodentaal) in 't spel te zijn, die hier ontbreekt. 't Bezwaar van de ui lijkt me echter niet ernstig genoeg om 't overige omver te werpen.
Leiden. j.h. kern.
[Met gheterjuint stemt in betekenis en ten dele in vorm overeen ghetryn(n)eert in Breero's Klucht vande Koe, r. 643: Dat is een gauwe-dief, die isser gheweldich op ghetrynneert (var. ghetryneert), een plaats waarop Dr. A.A. van Rijnbach zo vriendelik is geweest mijn aandacht te vestigen. In zijn aantekening op de plaats (Kluchten, blz. 129) verwijst hij te recht naar Mndl. ghetrahijnt. Naderbij dan die vorm ligt Mndl. ghetrijnt, dat echter alleen bekend is in de zin van ‘mishandeld, toegetakeld’, z. Verdam op trinen (2de art.) en vgl. dit tijdschrift, jg. 21, 308-311. Salverda de Grave, Fra. Woorden, blz. 198, verklaart dit *trīnen uit traínen, van de stam van Ofra. traïner met weggevallen a, welke verklaring eveneens dienen kan voor *ghetrin(n)eert < *getraïnéert, bij | |
[pagina 159]
| |
*trainéren, van de Ofra. infinitief. Het is onloochenbaar dat 't Middelnederlands naast ghetra(h)ijnt, ghetraiijnt ook ghetrijnt en *ghetrin(n)eert moet hebben bezeten. De betekenis van ghetryn(n)eert bij Breero is een nieuw bewijs dat Ofra. traïner ook voor ‘africhten’ in gebruik moet zijn geweest. Het komt méér voor dat een bepaald begrip van een Oudfrans woord alleen uit 't Engels en Nederlands of uit één van beiden blijkt.] |
|