Geen dichterlijk bloedverwant, maar toch een poëtisch bentgenoot van Vondel.
Nu de heer Wijnman zoo vriendelijk is, mij in de gelegenheid te stellen een paar kantteekeningen bij zijn artikel te maken, kwamen mij Vondels verzen te binnen:
‘Het voor of nae brengt lof aen noch verwijt;
De jongste vindt wel, dat geen outsten vonden’.
Wanneer men zich toelegt om nieuwe wegen te vinden, volgt men soms allicht een verkeerde aanwijzing, vooral wanneer die schijnbaar overtuigend in de goede richting duidt. Dat is zelfs den grootsten speurders en ontdekkers eigen.
Het kwam mij dan ook vrij zeker voor, dat er verband moest bestaan tusschen Abraham de Craen, die genoemd wordt in de boedelscheiding van Sara Pietersdr. Cranen, weduwe van Joost van den Vondel Sr, en den dichter uit den Amsterdamschen Pegasus A. Pietersz. Craen. Ook Mej. Dr. Ruys had er de mogelijkheid reeds van verondersteld. Dat Abraham de Craen, uit de boedelscheiding, geen familielid zou zijn van Sara, zal toch nog nader bewezen moeten worden; zijn vermelding in die scheiding geeft toch wel aan, dat hij haar zeer van nabij bestond, al komt hij bij zijn huwelijk uit Haarlem; ook van Hans de Wolff, den man van Clementia, vind ik aangeteekend, dat hij te Haarlem woonde, al was hij koopman in zijde te Amsterdam.
Maar de dichter Andries Pietersz. Craen, mag, mijns inziens, ook maar niet zoo ‘uit den kring van Vondels verwanten en bekenden geschrapt worden’. Uit den kring der verwanten wellicht; maar uit de bekenden? Deze (kaart-)afzetter, dat is kleurder, was dichter en lid van Costers Nederduitsche Academie. Daar was hij toch zeker onder de bekenden van Vondel, die er vaak verkeerde met Dr. Coster. Beide dichters