Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 48
(1929)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 18]
| |
Een onbekend volksboek van Merlijn
| |
[pagina 19]
| |
‘van den wonderlicken Meerlijn’, heeft bezetenGa naar voetnoot1). Het exemplaar, dat hij aan de Utrechtsche bibliotheek heeft gelegateerd in 1599, is daar niet meer aanwezig. Evenmin zijn er, ondanks hardnekkige nasporingen in binnen- en buitenland, elders exemplaren van gevonden. Door de heer Nijhoff is mij gevraagd het fragment verder te onderzoeken en desgewenscht bekend te maken, een verzoek, waaraan ik gaarne voldoe. Bij mijn onderzoek heb ik allereerst trachten uit te vorschen, of dit volksboek een zelfstandige bewerking van 't welbekende Merlijn-verhaal is dan wel een vertaling. De kans is altijd groot, dat dergelijke vroege producten van epischen huize naar een Fransch origineel vertaald zijn. De uitvoerige Fransche roman in prozaGa naar voetnoot2), eens het voorbeeld van Maerlant's berijmde Merlijn en zelf weer bewerkt naar het oudere Fransche gedicht van Robert de BorronGa naar voetnoot3), bleek het prototype niet te zijn. Ook in de latere vorm van Fransche volksboeken, waarvan ik in het British Museum vier verschillende uitgaven kon raadplegenGa naar voetnoot4), wijkt dit verhaal te veel af van ons Nederlandsch fragment om aan een letterlijke vertaling te kunnen denken. Een radicaal verschil, dat het gevonden volksboek vertoont met alle Fransche lezingen, die mij onder oogen kwamen en eveneens met Maerlants vertaling, ligt in de rangschikking van de stof. Ons fragment vertelt in | |
[pagina 20]
| |
katern B, hoe Vortiger tot koning wordt gekroond en de wettige opvolgers, Uter en Pandragon, worden uitgedreven; het verbond met koning Angis en het huwelijk tusschen Vortiger en diens dochter Sarasine en vervolgens hoe Vortiger een sterke toren laat bouwen, om zich tegen mogelijke aanslagen van Uter en Pandragon te beveiligen. Katern D verhaalt dan de episode van Merlijn's geboorte, de aanklacht tegen zijn moeder, haar verantwoording voor de rechter en hoe Merlijn, het wicht van zes maanden, haar op wonderbaarlijke wijze verdedigt. De ontbrekende katern C heeft dus ongetwijfeld behelsd het verdere verhaal van de torenbouw en de tegenspoeden, hierbij ondervonden, en is vandaar overgesprongen naar de beraadslagingen der duivels en de wijze, waarop Merlijn gewonnen is. In de Fransche versies, zoowel als bij Maerlant, is de volgorde anders. Daar gaat het gedeelte van Merlijn's geboorte en de verdediging voor de rechter vooraf aan Vortiger's avonturen, zijn kroning, huwelijk, torenbouw. Het Nederlandsche volksboek vertoont nog een andere, 't zij dan minder ingrijpende afwijking van het Fransche prozaverhaal en van Maerlant's navolging. Wanneer de boden hem naar koning Vortiger geleiden, geeft Merlijn onderweg drie staaltjes van zijn prophetische gave: 1o de aangekondigde dood van de man, die nieuwe schoenen koopt; 2o bij de begrafenis van 't kind, wanneer hij lachend opmerkt, dat de zoogenaamde vader weent, terwijl hij blijde behoorde te zijn en de echte vader, de priester, voor 't lijk loopt te zingen in plaats van te schreien om zijn zonden; 3o de opmerking, dat de ‘camerlinc’, op wie de koningin verliefd is geworden, een vrouw blijkt te zijn. De beide eerste bewijzen komen ook in de gewone Fransche verhalen voor, het derde ontbreekt daar echter. Uit de inleiding van Mead tot de Engelsche proza-uitgave is mij gebleken, dat ons volksboek beide afwijkingen, de andere rangschikking van 't verhaal en het derde voorbeeld van Merlijn's zienersgave, gemeen heeft met de oudste Engelsche vorm, de | |
[pagina 21]
| |
berijmde Arthour and MerlinGa naar voetnoot1). Aangenomen wordt door Mead, dat dit Middelengelsche gedicht (begin 14e eeuw of iets vroeger) weer teruggaat op een latere Fransche versie van de bovengenoemde Roman de Merlin in proza, Maerlant's voorbeeld. Nu is het in hooge mate onwaarschijnlijk, zoo niet ondenkbaar, dat het Nederlandsche volsboek een bewerking van de Middelengelsche Arthour and Merlin zou zijn. Maar een gemeenschappelijke Fransche stamvader zullen ze stellig gehad hebben. Langs welke wegen ons volksboek daarvan afstamt, zal een later onderzoeker moeten uitmaken, wanneer eerst eens de vele Fransche Merlijn-bewerkingen zijn uitgegeven en in hun onderling verband gerangschikt. Ondanks de ontleening van de stof is het waarschijnlijk, dat het Nederlandsche verhaal vrij zelfstandig staat te midden van alle Merlijn-versies. De een of andere ongenoemde rederijker zal het, omtrent de eerste helft van de 16e eeuw, hebben samengesteld. Het vertoont de karakteristieke eigenaardigheid van volksboeken, dat het verhalende proza soms afwisselt met dramatische berijmingGa naar voetnoot2). Deze poëzie is van gering allooi; slechts twee regels met een welluidende alliteratie verheffen zich eenigszins boven de rest: Nv oorlof dochter wi willen ten weghe
Want die wint wayet nv juyst te deghe.
Nog enkele opmerkingen over de vondst, van bibliografisch standpunt beschouwd. Het fragment bestaat, gelijk reeds gezegd is, uit de katernen B en D, beide van 4 bladen, in 4o. Elke bladzijde telt 33 regels en is gedrukt in de z.g. Lettersnijder-type (M 75/96). Zekerheid omtrent de drukker kan ik niet geven. Maar wel is er eenige aanleiding, daar Symon Cock te Antwerpen voor aan te zien. De type, zoo | |
[pagina 22]
| |
dikwijls bij uitstek het middel om een ongeteekende druk te determineeren, is te algemeen om er conclusies uit te trekken. De houtsneden - het fragment heeft er vier - ken ik nog niet van elders. Echter komt het karakteristieke randje met de twee paardekoppen, afgedrukt naast de houtsnee op blad Bi verso, volmaakt identiek voor bij Symon Cock in een druk van 't jaar 1533, Dat heylige leven ons Heeren Ihesu ChristiGa naar voetnoot1). Het ornamentje, dat op dezelfde bladzij boven het randje met de paardekoppen staat, is eveneens terug te vinden in andere drukken van Cock, enkele der Souterliedekens-uitgaven van 1540Ga naar voetnoot2). Al legt deze laatste overeenstemming in het geheele verband wel eenig gewicht in de schaal, een overtuigend bewijs is het niet, aangezien dit ornamentje ook bij andere Antwerpsche drukkers, o.a. bij Willem Vorsterman, voorkomt. Het zal vermoedelijk nooit meer uit te maken zijn, ook niet te Brussel, wanneer de vergissing bij het binden heeft plaats gehad, toen de twee katernen van het Merlijn-boek in de Cronijcke van Vlaenderen zijn terecht gekomen. De band is nieuw en laat dus ruimte voor twee veronderstellingen over: òf het is gebeurd bij 't verbinden, òf de vergissing was al in een vorige band begaan en is in de nieuwe slechts voortgezet. Het lijkt mij ondertusschen niet zeer aannemelijk, dat de verwarring eerst in later tijd in de Brusselsche bibliotheek zou hebben plaats gehad. Want in dat geval zouden het aanvullende voorstuk, d.i. katern A, benevens katern C en het ontbrekende slotgedeelte van de Merlijn daar toch bekend moeten zijn. Grooter lijkt mij de kans, dat de katernen van Cronijcke en Merlijn reeds op de drukkerij dooreen zijn gehaspeld. In dat geval zouden we weer tot Symon Cock komen, die de drukker van de Cronijcke is. Slaat men een oog op diens uitgaven, dan valt een volksboek in de landstaal niet uit het kader. Hoewel Cock ook verscheiden Latijnsche werken heeft | |
[pagina 23]
| |
uitgegeven, overwegen toch de Nederlandsche populaire boekjes. Zoo zou ik dus, onder alle voorbehoud, de mogelijkheid willen aannemen, dat Symon Cock te Antwerpen de drukker van deze Merlijn is geweest. Misschien brengt een latere vondst - de houtsneden bieden nog kansen - een zekerder resultaat. Misschien ook komt er nog eens een volledig exemplaar aan 't licht. Als approximatieve datum van uitgave neem ik c. 1540 aan. Wat het afschrift betreft, de spelling is geheel onveranderd overgenomen, met behoud van u en v. Alleen zijn de afkortingen opgelost en is hier en daar, waar anders onduidelijkheid dreigde, de slechtverzorgde punctuatie door een toevoeging tusschen haakjes aangevuld. | |
Fragment volksboek Merlijn.Ga naar margenoot+heere gecoren om coninc ende regent vanden lande te zijn ende presenteren v die croone. Hier af bedancte vortigher seer den heeren ende was seer verblijt ende hi ontfinc die croone / ende wert met groter eeren coninck ghemaect. Ende ten feestdaghe van sinen cronemente waren daer seer eerlijc alle die edele des lans. Ende daer waren sommighe van goeden bloede die dese verraderie wel verstonden ende duchten voor die kinderen dat die gedot souden worden. Daer om namen si Uter ende Pandragon ende sonden die so heymelijc wten lande datter nyemant af en wiste waer si beuaren waren. Ende als die feest vanden cronemente ghedaen was so hielt vortigher een gemeyn parlement van heeren want vortighers opset was Uter ende pandragon te doen doden met onrecht ende gheboot datmense tot hem brenghen soude / maer niemant en conde die vinden. Als vortigher dat hoorde wert hi weemoedich duchtende namaels voor grijf ende ongeual Nochtans gheboot hy ter stont al den heeren ende edelen ende den ghemeynen volck dat si hem ghereet souden maken om met hem te striden teghen zijn vianden so dat hi in totter (lees: corter) tijt versaemde een grote heercracht / ende deylde zijn volck in drie scharen / ende vortigher leuerde doen Angis strijt daer seer vreeslic gheuochten wert / die speren ghebroken / die helmen | |
[pagina 24]
| |
doorhouden / so dat in dit gheuecht menich hondert verslaghen werden van beyden siden. Maer dat inghelsche behielt dyen dach die ouerhant / daer wert menich siel ter hellen ghesonden van die grote menichte der verslaghen sarasinen van Angis volc / ende die ander vloden die te lieue bleuen. Ende coninc Angis vliede op een sterc casteel Tintageel ghenoemt met al dat bi hem mocht comen ende ontquam also(.) Vortigher dit siende dede den coninc Angis seer sterckelijc beleggen aen alle siden wantmen dat casteel niet winnen en mocht met Ga naar margenoot+fortse ende met ghewelt maer met hon*ghere doen opgheuen. § Hoe die coninc Angis tracteerde ende begheerde pays van Vortigher. (volgt een houtsnee: vorstenpaar op troon, koning Angis geknield ervoor; rechts van de houtsnee randje en ornamentje). ALs angis sach dat hi so sterckelijck beleghen was ende dat hijs nyet ontgaen en mochte quam hi vanden casteele hebbende sekerheyt zijns selfs lijfs ende vraechde Vortigher oft hi hem wilde laten passeren met sinen volcke hi wilde hem besweren nemmermeer over de zee te comen om tegen hem te striden / dwelck vortiger blidelijc consenteerde ende den eedt ghedaen zijnde vertrac die coninck Angis met zijn volc wederom na Denemercke. Ende als aldus haer vianden verwonnen ende wech waren so hielt Vortiger open hof menighen dach met groter bliscap ende deden alderhande genuechte.Ga naar margenoot+ ende daer tornoydemen ende men tor*noydemen (sic) ende men stacker met speren. Als die feeste ouerleden was so quamen tot Vortigher die .xij. heeren die den ionghen coninc Moyn verslagen hadden hem biddende om gracie. Doe seyde vortiger ghi verraders v sal loon na werck geschien / die uwen coninck so moordelic verslaghen hebt daer om sal ic v aen een galghe doen hangen Niet langhe daer na Vortigher dede peerden nemen ende liet die voorseyde heeren ouer die straten sleypen ter galghen ende hi dedese daer alle hangen. Ende cortelijc hier na menich edel man zijnde vanden geslachte der voorseyder heren waren toornich ende gram ende worden vortighers vianden ende ontseyden hem van liue ende goet / ende vergaderden al haer macht met haren vrienden so dat si in corter tijt een grote heyrcracht versaemden / ende quamen vortigher te velde ende leuerden hem strijt daer vreeslic gheuochten wert so dat fortiger vlien moste ende verloos dagelijcx veel volcx. Ende Ende (sic) dese heren voorseyd veruolchden Vortiger so stranghelijc dat hi wel sach dat hijs | |
[pagina 25]
| |
niet ghehouden en soude mogen tegen hemlieden want haer volc dagelijcx meerderde (volgt een houtsnee, links van de bladzijde: bode geeft brief aan koning Angis) waer om Vortiger bedruct was ende dacht hulp te crigen § Hoe vortigher bryeuen sandt aen coninc Angis van Denemercke om bistant. NU vortiger siende den groten last benauden hem ende sandt messaghiers met brieuen (die hem swoeren ghetrou te sine) tot den coninc Angis hem biddende om bystant ende behulp tegen zijn vyanden. Als Angis dat hoorde so gaf hi Ga naar margenoot+den boden *goede antwoorde dat hy doen soude sonder eenich vertoeuen / ende also ontboot hi terstont alle zijn edelen dat si hem bereyden souden om met hem in engelant te trecken. Ende so trac hi ter stont ouer zee met groter heyrkrach by vortigher die hem blidelijc ontfinc ende seyde Ic set in v handen mijn half rijc mach ic mijn vianden verwinnen. Ende aldus bereyden hem beyde partyen om strijden ende si vergaderden bi der stadt van Salsburch ende sloeghen vreeslic malcanderen so datter menich mensche verslaghen wert aen beyde siden so datter sonder twifel menich duysent verslaghen bleuen. Ende die binnen lantsheeren mosten vlien wten velde door den groten last haerder vianden Ende die heeren werden gebannen wten lande in grooter allende achter latende wijf kinderen ende al haer goeden welcke goeden hy tot hem nam ende gafse den deenssche voor sout bi rade van Coninc Angis. ende so bleuen dye heeren verdreuen .xv. iaren lanck. § Hoe vortigher vercreech coninck Angis dochtere in huwelike. (volgt een houtsnee: groep van acht personen, Vortiger en Sarasine worden getrouwd; rechts een randje). Ga naar margenoot+ALs alle dinghen ouerleden waren na dbegheren van vortiger so vertrac hi tsinen palleyse ende Angis vertrat (lees: vertrac?) op een casteel nyet verre van daer om hem met sinen volck daer wat te rusten. Ende vortigher wert doen gheseyt hoe die coninc angis een dochter had ende van haer schoonheyt was hem woonder gheseyt so dat hi op haer verliefde ende sandt abbassaten aen den coninc Angis begerende zijn dochter te huwelijck. Ende een abbassaet seyde tot Angis. Angis coninck / mamet verleen v gracien.
Tot alder spacien moetse v omtrent zijn
Ende desen heeren van hogher nacien
Die tuwer stacien hier nv present zijn
Angis die conick seyde.
| |
[pagina 26]
| |
Sijt willecome ghi heeren laet mi bekent zijn
V begheeren ende al v intent fijn
Een abbassaet.
V doet een edel coninck groeten.
Die machtich is ende croone draecht.
Hi is rijck ende oock bequame
Seer moghende is hi van fame.
Hi biddet dat ghi hem wilt gheuen te wijue
Sarasine v dochter reyn van lijue
Twort tuwen becliue en tot haren ghewinne
Want in al zijn lant wort si een coninghinne
Met bliden sinnen alderhoochste gheseten nv
Angis die coninck seyde
Ick most sinen name ierst weten nv
Die abbassaet
Vortigher die moghende is hi gheheeten nv
Dus is zijn edelheyt groot om noemen
Die coninck Angis
Ghi heeren te vergheefs sidi dan comen
Ga naar margenoot+Na dat vortigher is also ghi segt.
Want hi versloech int velt in een gheuecht
Mijn heeren mijn ridders in groten ghetale
Hi bracht ter doot so menich vassale
Hi schuerde mijn heyr ontsiende yser noch stale
So dat ick met scanden moste vlyen van dan
Hi scheen bat een duuel dan een man
Hoe soude ick hem mijn dochter ghegheuen
Die mijn vrienden heeft ghenomen dleuen.
Maer tis gheschiet bi appollijn
In feyten van wapenen / dus salt zijn
Ende mijn herte is eens deels te sochtere
Ende ick sal spreken met mijnder dochtere
Ende swighen voort stille van allen gheschille
Consenteert zijt tis oock minen wille
Aldus heeft Angis zijn dochter ontboden dat se bi hem comen soude in Enghelant / datse dede. ende seyde aldus Heer vader coninck wt reuerencien
Met diligencien come ick tuwaert vaerdich
Wats v begheeren wat is v intencie
Die vader
Siet lieue dochter waerdich
Hier staen nv veel heeren fier
| |
[pagina 27]
| |
Ende dese abbassaet die coninck sendtse hier.
Van enghelant die Vortigher heet blikelijcke
Hi doet v soecken te huwelijcke
Nv siet oft ick daer consent toe dede
Oft ghi wilt houwen in kerstenhede
Aen den conick voorseyt van vromer daet
Sarasine
Vader alle dat ghene dat ghi mi raet
Daer ben ick minlijck toe gheneghen
Ga naar margenoot+Belieuet v ick sal met goeder seghen
Gaen trouwen den edelen deghen
Aldus yst huwelijc gheconsenteert van vader ende dochter ende vortiger troude de schone Sarasine. daer wert rijckelijck hof ghehouden menighen dach Daer waren ter feesten de meeste des lants daer wert grote triumphe gedaen van steken tornoyen ende meer ander ghenuechten. Ende als die feeste ouerleden was so nam yegelijc oorlof ende vertrack na tsine / ende Angis die coninc nam ooc oorlof aen Vortiger ende zijn dochter ende seyde ooorlof (sic) begherende Angis
Vortigher. wij hebben hier binnen uwen ghesate.
Langhe gheweest in groten state
Dat v seer costelijck is gheuallen.
Bi groter menichte van ons allen
Dus docht uwen rade goet coninck vermaert
Ick soude vertrecken te mijnen lande waert
Bi auontuere oft eenighen last
Den lande toe quame
Sarasine
Lieue vader alst v past
Tvertreck mach ick wel beclaghen.
Want ict seer qualick can verdraghen.
Tscheyden vanden liefsten vader mijn
Angis Vortigher danckende seyde
Ia verre gheseten. alst is aenschijn
Vanden anderen / dus versamen wij selden.
Maer die vrientscap sal ick v noch verghelden
Die ghi mi ghedaen hebt coninck vol vromen
Vortigher.
Neen ghi zijt hier tot minen wille comen
Dus moet ick v dancken al dat ick mach
Angis.
| |
[pagina 28]
| |
Ga naar margenoot+Nv oorlof dochter wi willen ten weghe
Want die wint wayet nv iuyst te deghe.
Sarasine.
Nv oorlof vader wi moeten scheyden
Duer tscheyden mijn oghen zijn al een traen.
Der goden gracie wil v beureden
Ende v mijn vadere met hulpe bystaen
§ Aldus is angis weder tsinen lande gereyst. Ende Sarasine zijn dochter leefde by vortigher menighen tijt. Ende vortigher en leefde niet na gods geboden Maer hi leefde bat als een hont. § Hoe Vortigher dede maken een sterc casteel opt pleyn van Salsburch. ALs alle tweedracht ghedaen was ende dlant in goeden peyse stont so wert coninck Vortigher denckende op die .ij. hinderGa naar voetnoot1) die noch waren buten lants. So nam hi raet hoe dat hi hem best mochte beurien van allen toecomenden anxten ende sorghen So ontboot hi veel metsers ende timmerlieden ende hi seyde hem. Ghi metsers ick heb op geset te maken een casteel so sterc ende wel doorwrocht dattet onwinnelijck si / ende oft icx noot had dat ick daer op mochte vlien ende mijn lijf salueren tegen mijn weder partie die mi noch mochte ouercomen Ende dit casteel wil ic ghemaect ende gefondeert hebben op den pleyn van Salsburch seer groot ende wijt van begrijp / sterc van mueren torren ende vesten Ende ic sal v lonen na uwer lieden begheren. maer sonder langher verbeyden wil ict beghinnen om dat te fonderen. Doen die metsers ende werclieden verstaen hadden des conincx begheerte maecten si bereyt al dat ghene dat hemlieden van node was van steenen van calck ende van houte / soe datter an dat voorseyde casteel wel vijf dusent mannen worchten / soe dattet werc seer wel spoeden / ende is terstont ronts omme knyes hoochde ghewor (einde van katern B, katern C ontbreekt)
Ga naar margenoot+ter noyt sulcken wonder gehoort had sprac hi. Desen dach en sal v gheen leet ghescien voor dat v .xij. vrouwen gheuisiteert hebben ende segghen ofter eenich kint ghewonnen mach worden sonder mans toedoen / ende yst dattet zijn mach ghi en sult niet steruen ende anders sal v na recht ghescien. Daer waren ontboden .xij. vrouwen die al eerbaerliken seyden dat noyt gheboren noch ghewonnen was sonder mans toedoen | |
[pagina 29]
| |
dan alleen christus iesus die ontfanghen was vanden heylighen geest gheboren vander maghet maria. Doe seyde die heremijt. Heer rechter dese vrouwe is mijn biechtdochter ende heeft mi al haer leuen te kennen ghegeuen. Ick hebse vermaent bi haerder hoochster salicheyt ende si swoer mi dat noyt man met wercken haren lichaem genaecte Maer oft also is datse teghen recht ghedaen soude hebben des en heeft die vrucht in haren lichaem gheen schult / daer om waert beste dat ghijse liet bewaren tot dat tkint is geboren / ende dan salse haer kint selue moeten een half iaer lanc voesteren. Ende als dan dien tijt volgaen is moechdi dan na castume v recht vorderen / want bi auontueren dat kint mocht een heylich man worden daer de eere gods bi mocht vermeerdert worden Als die rechter hoorde dat zijn woorden duechdelick waren seyde hy Blasius uwe antwoorden bewisen met goeden reden dat ic na uwen wil sal doen / ende hy gheboot sinen dienaers dat si die vrouwe int gheuangenis souden brenghen op eenen torre die seer sterc was. Ende by haer en mocht niemant comen dan een vroet wijf die als den tijt volcomen waer des kints lijf salueren mochte. Ende als si voldragen had so baerde si eenen soon schoon van maecsel ende leden maer swert ende rou als een swijn. Ende dat vroetwijf verscricte haer vanden kinde ende mercte wel dat nyet natuerlijc bi mans toedoen ghewonnen was. Ga naar margenoot+ § Hoe die heremijt quam tot dat vroetwijf ende begheer*de dat kint te doopen. BLasius die heremijt wist wel den tijt der gheboerten des kints so quam hi totter vroevrouwen ende vraechde ofter gheen kint gheboren en was. ende seyde Lacen iaet hier is een wonderlijc kint gheboren (er staat: ghbeoren). Doen seyde Blasius gheuet mi ick salt kersten maken. Dus gaf dat vroetwijf den heremijte dat kint ende hi ghebenedidet ende dooptet ende gaf hem den naem Merlijn / mits welcken naem die duuelen al haren opstel verloren gauen. Ende die heremijt bracht tkint weder ende seyde dat merlijn hiet. Des morghens als hi gewermt wert was tvroetwijf seer beureest ende sprac segt mi wie was v vader van wat gheslachte bistu comen. tis iammer dat v moeder om dinen wille sal moeten steruen Ic wilde dat ghi waert voor den duuel ende dijn moeder die doot mocht ontgaen ende comen in haren iersten slape. Ende als merlijn hoorde dese woorden so began hy seer wreedelijck te sien / op dat vroetwijf met eysschelijcken grimmaetse ende seyde. Ghi oude tandelose quene daer liechdi aen / maer ic | |
[pagina 30]
| |
sal mijn (er staat: miju) moeders lijf salueren in spijt hem allen die haer leet begheren dat ghijt sien ende horen sult. Als tvroetwijf dat aenhoorde si viel van vresen neder ter aerden ende began luyde te criten ende had wel ghewilt datse van daer had gheweest. Ende die moeder lach oock in anxte ende vrese van hem ende began haer ghelijc tvroetwijf te crucen ende te seghenen ende vermaende hem byden name gods almachtich dat hi hem segghen soude wie hy waer ende wat auentuere dat hem daer ghebracht had Ende als hi vijf maenden out was had hem zijn moeder op haren schoot om hem te warmen ende si began seer druckelijc te screyen ende seyde tot merlijn. O mijn lieue sone om dinen wil moet ic zijn ghedoluen(.) Merlijn seyde Lieue moeder ten sal so niet zijn. daer en is niemant die v ter doot verordelen sal so verre als ic spreken mach. Ende doen wert die moeder wat verblijt want si wel hoorde bat (lees: dat) hi wonder doen soude bi zijnder tale Ga naar margenoot+ § Hoe merlijns moeder voor tgherechte quam daer dat ionghe kint haer sone haar verantwoorde. (volgt een houtsnee, Merlijn's moeder voor de rechter, achter deze mannen met speren; links een randje). ALs den tijt ouerleden was die de heremijt begheert had so dede die rechter die vrouwe comen ende sprac datmense deluen soude na rechte des landts / waer op dat si sweech. Maer haer kint merlijn datse in haren arm had sprac grammelijc totten rechter. Ghi heer rechter du en zijt niet goet ghenoech mijn moeder te verdoemen ter doot / want ghi noyt quaet en hoordes van mijnder moeder. Daer en is niemant (so elc wel weet) die teghen fortune mach Ic ben door schaemten in desen lande comen. Ende om sulcker saken en ben ick niet ghewonnen dat mijne moeder om mijnen wil soude worden bracht ter doot. Als die heren ende omme staenders dit hoorden hadden groot wonder vanden antwoorden des ionghen kints Nochtans die rechter swoer datse steruen soude. Doe seyde merlijn ghi en sult dye macht niet hebben doet dat ghi cont / want ten sal na uwen wil niet gaen want mijn vader die mi Ga naar margenoot+ghewan *is een duuel van groten macht ende subtijlheyt want hi meende kerstenrijc te schenden door mi so quam hi bi mijnder moeder ende wan mi sonder haer wete want si niet daer af en wiste want al die duuelen inder lucht hielden raet om mi ende meenden kerstenrijck te schenden ende groot behulp van mi te hebben: maer god heeft mijn gebuerte ver- | |
[pagina 31]
| |
keert int goede want ic nv kersten ben: maer door mijns vaders subtijlheyt kan ic segghen dinghen die geschiet zijn / nv zijn / ende noch wesen sullen. Daer om heer rechter si is mijn moeder maer ghi en weet niet wie v vader was. dus wil ick bi rechte bewisen dat v moeder bat die doot verdient heeft dan mijn moeder want ghi een onecht ouerwonnen bastaert zijt daer om moecht ghi niemant verordelen. Doe verwonderde hem menich man hoe dat kint alsoe begonst te spreken. Die rechter wert doe seere toornich ende sprack grammelijc tot merlijn. Du bist een valsch wicht daer liegestu aen / mijn vader was een edel baroen / ende mijn moeder is een eersame ioncfrouwe die noyt (so ic meene) sulcken onerbaerheyt dede. Doen seyde Merlijn heer rechter swighet stille of ic salt hier openbaer maken Ende sent om haer ick salt haer doen bekennen ende liden. Doen sandt hi om zijn moeder / ende als si teghenwoordich was sprac dye rechter tot merlijn Du beschames mi zijt nv so stout dat ghi die woorden verhaelt van mijnder moeder. Doe seyde merlijn heer rechter daer en spreect ghi nyet wijsselijck / want seyde ict hier voor al dit volc hoe dat ghi gewonnen waert so sout ouer al bekent zijn dan soudy verliesen dijn eere / dijn officie ende v moeder soude ghedoluen werden. Doen verstont die rechter wel dattet kint seer wijs was ende groot van verstande ende begheerde dat merlijn bi hem comen soude in zijn camer bi zijn moeder. Ende als si tsamen alleen waren inde camer sprac de rechter Lieue merlijn wilt mi segghen wie mi ghewan Doe seyde merlijn dat was de prochiaen van uwer kercken. Doe seyde die moeder daer Ga naar margenoot+liechstu an / zijn vader was een edelman / maer ghi zijt een miswonnen hoerekint. ic bidde god dat v de duyuel vervueren moet. Doen seyde merlijn vrouwe swijcht stille het waer v recht dat ghi ghedoluen waert / want ick daer af dye gheschiedenisse ende rechte waerheyt weet wildijt versaken ic sal v segghen al tghene dat ghi bedreuen hebt zijnt dat ghi opter aerden gheweest hebt Vrouwe seyde doen dat kint merlijn Eest v vergheten hoe v sone ghewonnen was ick salt v voor hem vertellen. Ende eest dat ghijt wilt loochenen dan sal ict v segghen al tsamen dat ick weet. Die vrouwe wert seer mismoedich ende meerlijn seyde. Vrouwe doen v here was ghesonden totten cardinael ende hi zijn saken wt ghericht had quam hi by nachte thuyswaert ende die prochiaen lach doen in v bed ende als v here clopte aen dijn camer waert ghi seer beureest ende scoot op int hemde ende deet een venster | |
[pagina 32]
| |
open ende liet den prochiaen wt ende doen liepti haestelic om die duere op te doen voor dynen heer / ende op den seluen nacht wert dijn sone ghewonnen. Die rechter dit hoorende seyde lacen moeder wat moet ic horen. Die moeder seyde sone alwaert dat ic steruen moste so liecht dit kint al dese woorden Die rechter wert seer gram om der scaemten wil op zijnder moeder ende beual haer dat si thuys gaen soude so onbekent als si mocht. Doen seyde merlijn. Dijn moeder sal nv thuys gaen(;) sent haer yemant na diese subtilic wachte ende men sal vinden dat si den prochiaen ontbieden sal ende vertellen al tgene dat ic haer geseyt heb. Ende als de prochiaen dit ghehoort sal hebben om der sorgen ende scaemten wil sal hi gaen op een brugge ende daer sal hi int water springen ende verdrincken hem ende heer rechter ist dat so niet en si(,) doet mi van desen dage hangen Die rechter dede den raet van merlijn ende eenen diet bespiede ende alle saken quamen so merlijn gheseyt had. Doen liet hi merlijn zijn moeder nemen Ga naar margenoot+ende lietse vry gaen voor alle den volcke *ende die rechtere seyde hi en wilde nemmermeer achter dye tijt eenighe vrouwen verwisen ter doot ende aldus saluerde merlijn zijn moeder. Ende doen Merlijn out was vijf iaren was hi wijs ende dede zijnder moeder maken een graeu habijt ende na dien dach voort diende si gode almachtich seer neerstich. § Hoe merlijn dat kint gheuonden wert. OM weder te comen tot onser materien so sullen wij swighen vander moeder ende scriuen vanden boden dye wt ghesonden waren vanden coninc om te soecken merlijn om te hebben zijn bloet. So geuielt op eender tijt dat .iij vanden boden quamen inde stadt daer merlijn was ende ghinc spelen met ander kinderen ende hi misdede een van den kinderen wat. Ende dat kint wert roepende o du vuyl wicht gaet van ons du bist een kint onwettelijc ghewonnen soe dat niemant en weet wie v vader is ic meene dat v dye duuel ghewonnen heeft want ghi doet ons altoos quaet. Die boden dit horende terden vast naerder ende dochten terstont het soude merlijn zijn ende si dachtent doot te slaen ende togen haer swerden / ende merlijn seyde totten kinderen / hier comen des conincx boden die mi langhe ghesocht hebben om te crighen mijns herten bloet. Haer opstel is dat si my desen dach verslaen willen / maer eer si van mi sullen scheyden sullen wij goede vrienden zijn ende merlijn ghinc totten boden ende groetese huesschelic met goeden woorden so hi wel conde ende seyde willecoem ghi heren die zijt boden | |
[pagina 33]
| |
vanden coninc Vortigher. Siet ick bent die ghi hebt gesocht ende ghi denct mi te doden om dat ghi sout hebben mijns herten bloet dat uwen coninc gheen profijt en soude doen want die hem dat seyde heeft valsheyt versiert / want hi heeft gheseyt dat mijn bloet sou vast staende maken zijn werc vanden casteel dwelc valsch is. Doen seyden die boden / hoe Ga naar margenoot+condi sulcke dinghen weten Ia sey*de merlijn ick weet al des conincx raet / ende wat v opstel is ende meer ander auontueren. Nv sal ic met v gaen ende uwer alder lijf sal ic salueren. Ende ic sal den coninc segghen dye rechte sake waer om zijn casteel niet staende en blijft ende dan sal ic valsch maken dye gheleerde mannen die mi seyden te doden. Als die boden die woorden aenhoorden van merlijn seyden. Tware grote schade dat ghi gedoot waert want v woorden zijn looflijc ende goet / ghi sult met ons te houe gaen. Segt ons uwen naem / ende wat vrouwe v moeder is / om dat wij moghen hebben seker teekenen om ons te verantwoorden tegen onsen coninc. Merlijn leyde doen die boden eenen groten wech tot zijnder moeder ende vertelde den boden in presencie van zijnder moeder in wat manieren dat hi gewonnen ende gheboren was ende hoe hi door zijn wijsheyt salueerde zijn moeder vander doot als hi out was een half iaer. Als hem merlijn dit al vertelt had dede hi die boden dien nacht ouer bi hem blijuen. § Hoe dese .iij. boden merlijn te peerde setten om hem by haren coninck te brenghen. DEs morghens vroech alst dach was namen si oorlof aen (er staat: aeu) die moeder ende setten merlijn te peerde ende reysden met haesten na den coninc Vortigher. Ende quamen onder weghen in een stadt op den merctdach daer si haer paerden ghelaten hadden / ende merlijn sach eenen man coopen een paer schoenen daer om hi seer wert lachende des hem die boden vraechden waer om dat hi loech. Merlijn seyde / daer staet een man ende coept een paer schoen van stercken leer ende hy smoutse oock wel ende zijn wel ghelapt ende meent dat hise versliten sal / maer eer hi een mile gegaen heeft sal hi doot zijn. Ende een van hem reet hem nae om dit te besien ende hi vant den man doot ligghen aen den wege gheen myle vander stadt ende die boden bleuen dien nacht inder stadt hem rustende ende des morghens spoeden si hem weder op Ga naar margenoot+den wech ende si moesten passeren door een stadt ende doen si daer by dat kerchof quamen wert een doot lichaem ten graue ghedraghen. Ende als merlijn ghenaecte den volc metten | |
[pagina 34]
| |
lijke beet hi sinen breydel ende hi en const hem niet bedwinghen van lachen. Doe vraechden die boden waer om dat hi so loech. Merlijn seyde tis misselijc wisti waer om dattet ware ghi sout oock lachen. Want onder dit volck is een seer bedruct man die seer weent die met recht soude blide zijn / ende een ander die singt die welcke soude weenen want dit doot lichaem is een knechtken van .x. iaren out. Ende die priester dye daer vore gaet singhen dat was dye vader hem behoorde bat voor zijn sonden te screyen ende den droeuighen man behoorde badt vrolijc te zijn want hi bedrijft rouwe voor sinen vyant / want dat kint en soude hem gheen goet ghedaen hebben. Ende die boden spraken die moeder vanden doden kinde ende si bekende dattet also waer was / ghelijc merlijn gheseyt hadde / mer si badt hemlieden dat si haer niet en wilde bescamen. Doe waren de boden seer blide ende reysden voort haren pat. Ten derden loech hi weder dies hem die boden vraechden waer om dat hi weder loech. Ic sal v segghen dinghen die ghi warachtich vinden sult. In desen dage is een grote beruerte om den camerlinc vanden coninc want die coninghinne (er staat: coninghiune) heeft den camerlinc een grote lueghen tale ouer seyt soe datse weerdich ware der doot / want de camerlinc is een wijf ende gaet als een man gecleet. Ende om dat die camerlinc schoon is meende die valsche coninghinne hem te hebben tot eenen lieue. Ende die camerlinc heeft haer dit gheweyghert want hi haer niet helpen en mochte datse van hem begeerde Want als nv die coninghinne haren lichaem presenteerde weerde de camerlinc hem seer. Ende die coninghinne siende dat si nyet winnnen (sic) en mocht wilde haer leet wreken ende dacht ist dat hijt den coninc seyt soe ben ick gheschent ... (rest ontbreekt).
's-Gravenhage, Mei 1928. m.e. kronenberg. |
|