Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 46
(1927)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 36]
| |
Reinaert
| |
[pagina 37]
| |
modaliteit, was geweest. Toen hij vs. 2997 neerschreef, ‘voelde’ hij den voorgaanden zin als: ‘Dat hi hem allen, die hi daer liet// Ghaerne hadde beraden alsulke pine// Alse Brunen ende Ysingrine.
Ook tegen de aangenomen beteekenis van ‘te’ valt iets in het midden te brengen. Een voorzetsel heeft eigenlijk geen ‘beteekenis’; het drukt een betrekking uit tusschen een verbum en een substantivisch woord. Wil men de schakeeringen dier betrekking ordenen, in een woordenboek, dan zal men goed doen, zich te richten naar de beteekenis van het verbum en van het substantivisch woord. De verba kan men gemakshalve samenvatten in groepen als verba loquendi, sentiendi; verba van rust, van beweging etc. De beteekenissen van de substantivische woorden kan men onderscheiden als concreta, abstracta, o.a. Een dergelijke ordening is objectiever dan eene, die is gebaseerd op globale aanduiding, in semantischen zin, van de betrekking, of wel op den aard der voorzetsels, die in het Nnl. het grootendeels verdwenen voorzetsel ‘te’ vervangen. Tot welke ongerijmdheden de ordening naar ‘beteekenissen’ leidt, blijkt in het Mnl. Wdb. VIII, 113, waar onder de beteekenis 7): het verkeeren in een toestand, vooral van het gemoed o.a. voorkomen zinnen als: of yemant te banne quaeme; Tkint wart te live; Tkint verrees van dode te live; dat hine hadde brocht te dien; zinnen, die, wanneer we de beteekenis der verba overwegen, veeleer thuis behooren onder de beteekenis 4). Van meer belang voor de vraag die ons bezighoudt, is echter, dat onder 8) ‘de beteekenis met betrekking tot, ten opzichte van’ tallooze zinnen voorkomen, waar niet die vage, globale beteekenis, maar zonder twijfel een schakeering van het begrip ‘richting der handeling’ te onderkennen valt, mits we ten volle de beteekenis van het verbum i.c. overwegen. Is bijv. de gegeven vertaling van Ferg. 1567 Ferguut ten Coninc orlof nam (nam afscheid ten opzichte van den koning) aannemelijk en juist? De ceremonie van het ‘orlof nemen’ is even goed op | |
[pagina 38]
| |
den koning gericht als bijv. het kijken naar, het roepen tegen, het luisteren naar, het gooien naar zelfs. Zoo ook: doe began ic ten scatte hopen, en verbindingen met andere verba sentiendi, als het eveneens onder 8) geciteerde: Wildi eenige dinc te mi wart, duiden ‘de richting’ van een ‘handeling’ aan. En de verbinding uit Teest. 2972, geciteerd door Dr. Goslinga naar Mnl. Wdb. 610: Mi wondert sekerlike, dat gi aldus fellike spreect toten vrouwen waert, komt, evenmin als Rein. 2843-4Ga naar voetnoot1), door Dr. Goslinga daarmede vergeleken, tot haar recht door ‘de beteekenis: spreken met betrekking tot, te zeggen hebben op.’ We dienen hier nl. rekening te houden met de beteekenis van Mnl. spreken, die, blijkens Mnl. Wdb. VII, 1811, is: ‘Spreken, met meer of minder plechtigheid het woord voeren’, of wel ‘Spreken, van al hetgeen in rechte plaats heeft’. Ik geloof dat we dichter bij de waarheid komen, wanneer we den bedoelden zin uit Teest. weergeven door: ‘het verbaast me, dat je aan het adres van de dames zulke grove uitdrukkingen lanceert’, waarbij de dames zeer wel absent kunnen zijn; en den zin van Rein. 2843-4 begrijpen we alleen, wanneer we ‘spreken’, opvatten in juridischen zin, bijv. van: ‘een aanklacht indienen tegen R.’, ‘beschuldigingen uiten aan het adres van R.’ Ik wil niet beweren, dat er onder de in het Mnl. Wdb. geciteerde gevallen geene zijn, waar bij een vertaling in het Mnl. de uitdrukking ‘met betrekking tot’ het naaste equivalent zal blijken. We moeten er dan echter op verdacht zijn, dat ook het verbumGa naar voetnoot2) is vertaald òf in een andere beteekenis gebruikt, terwijl bovendien, ten gevolge van het ontbreken van ‘te’ in zijn voornaamste functies in het Mnl., de keuze van het equivalente voorzetsel op den tast geschiedt. | |
[pagina 39]
| |
Er komt nog bij, dat Prof. Goslinga (blz. 36) er geen bezwaar in ziet, de beteekenis van te = met betrekking tot te aanvaarden, zonder dat, zegt hij, het voorzetsel ‘in verband met een werkwoord staat.’ De uitdrukking is, gezien de functie van een voorzetselbepaling, niet gelukkig. De zaak is veeleer deze, dat in den voorgestelden zin ‘Alse te Brunen ende te Isingrine// Hadde hem wel moghen ghevallen’ het praedicaat ‘hadde hem mogen ghevallen’, waarmee de voorzetselbepaling wel degelijk is ‘verbonden’, onpersoonlijk is. Er zit geen levend subject achter de handeling en van eenige ‘richting’ der handeling kan hier dus geen spoor worden gevonden. Ook daarom is er reden om aan te nemen, dat de invoeging der praepositie in dezen zin niet strookt met een syntactische gewoonte in het Mnl.
Apeldoorn. g.s. overdiep. |
|