139. Pinte en Sproete als draagsters.
Prof. J.W. Muller: Critische Commentaar op Van den Vos Reinaerde, blz. 173, heeft er op gewezen dat Pinte en Sproete geen hanen, maar hennen zijn. Cantaert en Crayaut zijn hanen ‘als statige rouw- en fakkeldragers naast (evenals Cantecleer vóór) de baar gaande, terwijl - naar de zede van dieren en lagere menschenrassen - de twee gezustershennen met het zware “hand” werk van het dragen der baar belast zijn!’
Ik wijs er op dat het nu nog in Hontenisse (en misschien elders) in ons Zeeuwsch-Vlaanderen gewoonte is, dat de baar van een meisje gedragen wordt door enige meisjes van het dorp, die van een jongen door enige dorpsjongens.
j. greidanus.