Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 43
(1924)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 22]
| |
Scherpkorte en Zachtkorte O in Nederlandse woorden van Franse afkomst.In het monumentale werk ‘de Franse woorden in het Nederlands’ Amsterdam 1906, onderscheidt Salverda de Grave niet de scherpkorte en zachtkorte o. Dit verschil is hem waarschijnlik ontgaan, omdat het, zoals hij de vriendelikheid had, mij indertijd op mijn aanvraag mee te delen, in zijn taal, de taal van den Haag, op weg is te verdwijnen. (Zie mijn opmerkingen daarover in het bijblad bij Anglia, XXX, 218, noot en Neerlandia, XXVII, 117). Dat dit onderscheid echter ook in Franse woorden bestaat, kan blijken uit de bekende woordelijst in het Woordenboek der Nederlandsche Taal, deel X, kolom 3 en 4. Van Helten heeft in Tijdschrift XXVII, 145 vlg. aangetoond, dat de scherpkorte o uit oudgermaanse o en de zachtkorte o uit oudgermaanse u ontstaan is en het is a priori waarschijnlik, dat ook in de Franse woorden verschil van oorsprong moet worden aangenomen. Ik heb bij de bewerking van het eerste deel van mijn historiese Nederlandse spraakkunst, dat in de loop van dit jaar zal verschijnen, aan dit punt mijn aandacht gewijd en meen als regel gevonden te hebben, dat aan de scherpkorte o een Franse o̯ en aan de zachtkorte o een Franse ou beantwoordt. In volkswoorden is de o̯ in lettergrepen met de klemtoon, ontstaan uit latijnse ŏ, terwijl de Franse ou in volkswoorden ontstaan is uit vulgairlatijnse ọ = klassieklatijnse ō of ŭ: in het oudere Frans wordt deze klank door o of u aangeduid. Voor Nasalen vindt men in het Nederlands in overeenstemming met de Germaanse woorden steeds zachtkorte o. In betrekkelik veel gevallen beantwoordt echter aan de scherpkorte o een vulgairlatijnse ọ, Nieuwfranse ou en men zou dus een zachtkorte o verwachten. Ook bij de Germaanse woorden is trouwens de oorspronkelike | |
[pagina 23]
| |
toestand niet meer duidelik te herkennen, omdat b.v. in het Hd. dikwijls de oorspronkelike u door een o vervangen is, en dus dan aan een zachtkorte o een hd. o beantwoordt. Het Nd. heeft dan meest de oorspronkelike u bewaard. (v.H., l.c., bladz. 148). Nu vindt men, dat in Waalse dialekten uit de vulgairlatijnse ọ in gesloten lettergrepen een o̯ ontstaanGa naar voetnoot1) is en we hebben m.i. het recht te veronderstellen, dat de uitzonderingen uit dialekten komen, in welke ọ evenals in het Waals in gesloten lettergrepen o̯ geworden is. In andere Nederlandse dialekten dan het door de woordeboeklijst vertegenwoordigde vindt men in deze gevallen dan ook wel een zachtkorte o. Hier volgt het door mij gevonden materiaal, in de indeling, zoals men die bij Salverda de Grave vindtGa naar voetnoot2). | |
De scherpkorte o.Deze komt natuurlik niet voor neusklanken voor. A. De scherpkorte o = franse o. 1. voor enkele medeklinker: kastrol (4), fr. casserole; parasol (4), fr. id.; daarbij sluit zich aan alkohol, fr. alcohol, dat we ook wel door het Frans zullen gekregen hebben; verder patriot (3), fr. patriote; potpourri (4), (met Germ. klemtoon) fr. id. 2. voor vereenvoudigde medeklinker a. uit groepen van medeklinkers; α. algemeen: rol en rollen, fr. rôle en roller (vulgairlatijn: ro̯tla, ro̯tlare, klassiek-Latijn rŏtula, rŏtulare (fr. rouler uit het Italiaans); β. voor ts met verkorte klinker (gewoonlik vindt men lange klinker): klots, mnl. galootse, fr. galoche; rots, mnl. rotse, gewoonlik rootse, oudfr. roche, waaruit nfr. rocher; b. uit dubbele medeklinker: dos (1), fr. id.; enveloppe (4), fr. id.; karos (4), fr. carosse; galop (3), fr. id.; | |
[pagina 24]
| |
gros (4), fr. grosse; klok, mnl. clocke, uit rom-lat. clocca, fr. cloche; kolder, mnl. coller, colre, naast collier, fr. id.; stof, mnl. stoffe, oudfr. estoffe, nfr. étoffe; de volgende woorden op ot (gewoonlik hebben deze woorden in het Nederlands oot); bergamot (4), fr. bergamote, it. bergamotta; grot (4), fr. grotte, it. grotta; komplot, mnl. comploot, fr. complot; sjalot (4), fr. échalotte; marmot (4), fr. marmotte; kalot (4), fr. calotte; kapotjas, mnl. kapoot, fr. capot, capote; zot, mnl. sot, fr. sot. 3. voor groepen van medeklinkers; a. algemeen: golf (2), fr. id.; hospitaal (met Germ. klemtoon), mnl. hospitael, oudfr. hospital, nfr. hôpital; korps, mnl. corps, fr. corps; uniform, fr. uniforme; b. voor st of voor r + Dentaal, (in welk geval men gewoonlik lange vokaal heeft): kompost, mnl. id., compoost, fr. compost; post (3), fr. poste; fors (3), fr. force; fort (3), fr. id.; orde, mnl. oorde, naast ordene oordene, afr. ordene, ordine (misschien echter uit lat. ordo); ressort (4), fr. id.; schors, mnl. scortse, scoortse, oudfr. escorce, nfr. écorce, lat. cortex; schorsen, mnl. scorsen, scortsen, oudfr. escorchier, lat. excurtiare. Opm. Onverklaard is de o van schavot, mnl. scafaut, scavot, fr. échafaud, het is misschien een ‘Anlehnung’ aan de woorden op ot. B. In de volgende woorden wordt een scherpkorte o gevonden, waar het oudfr. o of u, het nfr. ou heeft en waar we dus een zachtkorte o verwachten zouden. Deze kunnen echter uit een Waals dialekt komen: dobbelen, bij oudfr. doble, double, lat. duplus, het dialekt van Namen heeft do̯pGa naar voetnoot1); kosten, oudfr. couster, nfr. côuter, vulgairlatijn costare, klassieklat. constare, het dialekt van Namen heeft co̯sGa naar voetnoot1). Een grondvorm met o̯ in het Naams mag ook aangenomen worden voor koppel, oudfr. cople, nfr. couple, vulgairlatijn cọpla, lat. cōpula, Nam. *co̯pGa naar voetnoot2); ros, fr. | |
[pagina 25]
| |
roux, lat. russus, Nam. *ro̯s; sollen, mnl. tsollen, afr. soler naast souler (oorsprong onbekend); tros bij torsen, afr. trosser, trousser, vulgairlat. tursus, grieks ϑύρςυς, Nam. *tro̯s. In dobbelen en torsen wordt dialekties ook zachtkorte o gesproken. Een uitzondering maakt ook koster, mnl. coster, afr. coustre uit lat. *custor voor custos, maar dit zal wel evenals mnd. koster uit germ. *kostor, waartoe zich lat. *custor ontwikkelen moest, komen. Een scherpkorte o is ook in een lettergreep zonder hoofdklemtoon ontstaan uit gesloten ô in lodderein uit l'eau de reine. | |
De zachtkorte o niet voor neusklanken.De zachtkorte o komt uit fr. ou, oudfr. o, u, vulgairlatijn ọ, klassieklat. ō, ŭ of germ. ŭ. 1. Voor uit een dubbele medeklinker ontstane enkele medeklinker: boffen (2), fr. bouffer, oudfr. buffier bij buff, een onomatopee; (uit)botten, fr. bouter, bij mnl. botte, daarbij nndl. bottel, waarbij fr. bouton, uit germ. *butta, on. butr ‘boomstronk’; pop, fr. poupe, oudfr. id., vulgairlatijn puppa, klassieklatijn pûppa. 2. Voor een groep van medeklinkers; a. algemeen: pols, fr. pouls, lat. pulsus; b. voor muta c. Liquida; (met verdubbeling van de medeklinker voor de volgende l.): mof, mnl. moffel, muffel, fr. mouflle, middellatijn muffula; mossel, mnl. mossele, mussele, oudfr. mousle, vulgairlatijn musculus naast klassieklatijn mûsculus waaruit oudfr. muisle; pantoffel, laatmnl. pantoffel, pantoufel, fr. pantoufle; troffel, Kil. troeffel, truffel, fr. truelle, lat. truella; c. voor st; mosterd, oudfr. mostarde, nfr. moustarde bij lat. mustum. genoffel, mnl. gheroffel, fr. girofle, oudfr. ook geschreven groeflle (hier is oe een spelling voor u [u]Ga naar voetnoot1); uit garoflu, | |
[pagina 26]
| |
garofulu moest een scherpkorte o hebben. Evenzo koffer, mnl. cofer, coufer, fr. coffre bij lat. cophinus. Ook hier wordt naast o in het oudfr. oe gevondenGa naar voetnoot1). Deze spelling kan op een dialektiese gesloten uitspraak wijzen en de zachtkorte o kan aan deze uitspraak beantwoorden. Daar voor Nasalen in het Nederlands altijd de zachtkorte o gesproken wordt, is het onnodig, de voorbeelden daarvoor hier te vermelden.
Frankfort a.d. Main. m.j. van der meer. |
|