Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 42
(1923)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 292]
| |
Florentijn en de hertog van Bruyswyc uit den Gloriant.In mijn artikel over de bronnen van den GloriantGa naar voetnoot1), mij aansluitend bij Prof. Te Winkel's opmerking; dat de namen Gloriant, Rodelioen van Abelant, Esmoreit behalve in de twee abele spelen van Gloriant en Esmoreit ook voorkomen in den kruisvaartroman Baudouin de Sebourg, wees ik er op, hoe de episode van Esmeré en Elienor uit laatstgenoemd werk identiek is met de Schotsche ballade van Shusy Pye. Verder merkte ik op, hoe deze geschiedenis weer varianten heeft, waarin een droomgezicht voorkomt, dat waarschuwt, hoe in 't verre land de geliefde op 't punt is ontrouw te worden. Liebrecht heeft gewezen op het sprookje van Abulfaouris als prototype dezer verschijning, en opgemerkt dat dezelfde wonderbaarlijke waarschuwing voorkomt in de geschiedenis van Heinrich der Löwe en verwante sagen. Deze Hendrik de Leeuw wordt von Braunschweig, Dietsch van Bronswijk, Deensch af Brunsvig genoemd. Daardoor werd hij gelijknamig met Gloriant, die eveneens hertog van Bruyswyc heet, en een ‘verre geliefde’ heeft, die in verwante verhalen een droomgeliefde is. Ik trok de conclusie, dat voornamelijk de droomgezichten een contact tusschen elkaar oorspronkelijk vreemde sagen bewerkte, waardoor de namen vermengd werden. De naam van Gloriants geliefde, Florentijn, was niet aan een roman ontleend, maar werd gedragen door de heldin van een variant der ‘verre geliefde’, voorkomend in de Gesta Romanorum. Hieraan kan ik nu nog het volgende toevoegen: Dat inderdaad een vermenging van het motief ‘de verre geliefde’ met dat van ‘de verhoede ontrouw’ plaats greep | |
[pagina 293]
| |
bewijst de roman van Apollonius van Tyrus, en wel de Middelgrieksche versie uit de 13e eeuw, waarvan in Dunlop - Liebrecht de inhoud te vinden isGa naar voetnoot1). Hiervan luidt het begin: Antiochus, koning van Syrië, heeft een zondige liefde voor zijn dochter en om haar bij zich te behouden, geeft hij aan degenen, die aanzoek om haar doen, een raadsel op. Alleen hij die het raadt, zal haar tot vrouw krijgen. Apollonius van Tyrus, die door wat hij van haar schoonheid hoorde, zonder haar ooit gezien te hebben op haar verlieft, lost het raadsel op. De vader tracht nu Apollonius in het verderf te storten; maar deze ontkomt, en geraakt na veel avonturen door een storm in het land van een vorst, wiens dochter op den schipbreukeling verliefd wordt. Apollonius wordt haar leermeester, en vergeet de Syrische prinses in 't verre land. Zij huwen en 't huwelijk wordt hier niet verhinderd, daar het hemelsche gerecht den Syrischen vorst en zijn dochter door den bliksem doodt. Hier zijn dus duidelijk de genoemde motieven vereenigd, afgezien van de bijmenging, die een anderen afloop veroorzaken, en van de verdere lotgevallen, die het deel van het jonge paar zijn. Daarvan is er één nog merkwaardig n.l. dat Apollonius, wanneer hij van zijn vrouw door omstandigheden en avonturen gescheiden wordt, door een droomgezicht, een hemelsche verschijning, naar de plaats geleid wordt, waar hij haar terugvindt - een motief dus uit ‘de wonderbaarlijk verhoede ontrouw’. De constitueerende elementen van dit laatste motief zijn uit elkaar gevallen en in lossen samenhang ingevoegd. Hoogst waarschijnlijk komt de vermenging van ‘verre geliefde’ en ‘verhoede ontrouw’ alleen voor in den Middelgriekschen roman van Apollonius, althans ontbreekt ze in al het materiaal dat mij ten dienste stond, d.i. in de Lat. versie van op zijn laatst de 7e eeuw, die chronologisch het verloren origineel, misschien in | |
[pagina 294]
| |
't Grieksch geschreven, 't meest nabij komtGa naar voetnoot1); in verschillende versies der Gesta RomanorumGa naar voetnoot2) en het Ned. Volksboek, dat identiek is met de Gesta-redactiesGa naar voetnoot3). Daarentegen komt ‘het waarschuwend droomgezicht’ in al deze verhalen voor. Het Fransche fragment uit de 12e eeuw bevat de heele episode niet, geeft dus geen uitsluitsel. In de latere Fransche prozaversies door Ch. Lewis uitgegeven ontbreekt het vermengde motief eveneens, maar wordt ook het droomgezicht aangetroffen. Dat de Middelgrieksche versie niet uit het oorspronkelijke Grieksche werk is voortgekomen, maar een terugvertaling is, neemt iedereen aanGa naar voetnoot4). RhodeGa naar voetnoot5) meent, dat zij naar een Fransche redactie bewerkt is. Zeker is, dat de kruistochten een aanraking tusschen Oost en West brachten, de Byzantijnsche kunst weer van 't Westen uit verfrischt werd, en dat een Westersche redactie van den Apollonius-roman weer in Grieksch gewaad gestoken werd te dien tijde. In 't algemeen zijn de verdere avonturen in den Apolloniusroman, n.l. die van Tharsia, 's konings dochter, gelijk aan die van de vrouw, die onschuldig belasterd en veroordeeld wordt, aan alle kanten belaagd, maar toch haar kuischheid weet te bewaren. Dit is de geschiedenis von Florence de Rome, die in 't Latijn, Fransch, Engelsch en Spaansch in de middeleeuwen verteld werdGa naar voetnoot6). In de 13e eeuw bestond deze roman zeer zeker alGa naar voetnoot7). Ontbreekt de naam Florence-Florentina in alle versies der | |
[pagina 295]
| |
Apollonius-sageGa naar voetnoot1), niet alleen wordt ze door de heldin der Florence-sage gedragenGa naar voetnoot2), maar ook wordt deze als gemaal gegeven een Esmeré. Zoo heette ‘de verre geliefde’ van Elienor uit den Baudouin de Sebourg, terwijl de Esmeré-Elienor episode geen ander motief is dan dat van de ‘verhoede ontrouw’. Bovendien in een der jongere Fransche hss. ‘n.l. dat van 1456, komt Florence als ‘verre geliefde’ voor: Garsile, Koning van Griekenland heeft over Florence's schoonheid gehoord en ontbrandt in liefde, zendt twee boden naar haar vader, Otto van Rome, maar zij krijgen een weigerend antwoord. Florence had men Garsile als oud en leelijk geschilderd, en zij slaat daarom het aanzoek af. Een oorlog tusschen Rome en Griekenland is het gevolg. Hiervan hooren twee broers, Esmeré en Milon, die eveneens getroffen worden door de schildering van Florence's schoonheid. Om harentwil begeven zij zich in den strijd. Esmeré wordt de uitverkorene. Verder volgt de geschiedenis der kuische en belaagde vrouwGa naar voetnoot3). Voor Esmeré uit ‘de verhoede ontrouw’ is in een anderen Oosterschen roman n.l. in den Lion de Bourges een persoon in de plaats getreden, wiens vader historisch aan te wijzen valt n.l. Eudes Harpin, vicomte de Bourges, een kruisvaarder uit de 11e eeuwGa naar voetnoot4). De hem toegedichte zoon Lion wint met bijstand van een dankbaren doode Florentine, dochter van den koning van Sicilië, in een toernooi. Daarin verslaat hij o.a. le roy de Tarse (in hs. A 14e eeuwGa naar voetnoot5). Hij mag zich echter niet in haar bezit verheugen, want zij wordt ontvoerd door den verrader Garnier van Calabrië en op het slot Rege gebracht, waar zij onder de hoede gesteld wordt | |
[pagina 296]
| |
van Garnier's zuster Clarisse. Zij vertelt Clarisse van Lion's schoonheid en deugd en deze vat liefde voor den onbekende op. Lion dringt als pelgrim verkleed in het slot door. Clarisse beproeft haar verleidingskunsten op hem en verzacht zijn gevangenschap. Lion denkt Florentine en zich zelf alleen te bevrijden door aan Clarisse, toe te geven. Hij vlucht met haar, maar wordt door roovers van haar gescheiden. De dankbare doode verschijnt en verwijt hem trouwbreuk. Florentine en Lion worden toch ten slotte vereenigd. Wilhelmi heeft terecht gewezen op een overeenstemmende plaats in den Huon de Bordeaux, die veel zuiverder het motief van ‘de verhoede ontrouw’ bewaarde, omdat Auberon niet als de dankbare doode te laat komtGa naar voetnoot1). Echter zijn in den Huon alle namen verschillend van die in den Lion de Bourges. Wijst de ‘roy de Tarse’ al naar den Apollonius-roman, immers Apollonius komt tot viermaal toe te Tarsus, Florentine, Lion's geliefde, vlucht evenals Apollonius' vrouw in een klooster. Lion wordt echter niet door een verschijning, maar door een eenvoudig bericht van Florentine's verblijf verwittigd. De geschiedenis van Lion de Bourges is ook in Duitschland bekend in 15e eeuwsche hss., en de Duitsche gedrukte prozaversie van 1514 gaat nauwkeurig op bovengenoemd Fransch handschrift terugGa naar voetnoot2). Dunlop-LiebrechtGa naar voetnoot3) noemt nog een Oudengelsch gedicht Emaré. Hier is dit de naam van een vrouw, die, als de prinses uit den Apollonius-roman, de zondige liefde van haar vader te weerstaan heeft, daarom in een boot aan de golven prijs gegeven wordt. Zij wordt aan de kust van Wales gedreven, trouwt daar met den koning (Tharsia-motief). De schoonmoeder beticht haar van misgeboorte en brengt een vervalscht bevel van den koning over, dat de moeder en beide kinderen gedood moeten worden. De dienaar laat haar ontkomen. | |
[pagina 297]
| |
Alle deze sagen tezamen met de Braunschweig-sage en de Florentina-versie uit de Gesta RomanorumGa naar voetnoot1) vormen een ineengeslingerde sagenketen. De Baudouin de Sebourg, die weer een zinspeling bevat op Harpin de Bourges, en de Lion de Bourges zijn kruisvaartromans uit de 14e eeuw. De Apollonius-roman is wat de lotgevallen van Apollonius zelf betreft van Griekschen oorsprong. De Florence de Rome, dus ook het deel van den Apollonius-roman, dat de geschiedenis van Tharsia bevat, is oud en van Oosterschen oorsprongGa naar voetnoot2), terwijl de Middelgrieksche Apolloniusroman ten gevolge van de kruistochten ontstond. De Florentina uit de Gesta is eveneens een oeroud Oostersch verhaal. Ik meen dus de conclusie te mogen trekken, dat ten tijde der kruistochten de sagen- en namenmenging ontstond en zij verbreid werd over Zuid-Europa naar 't Westen tot in Engeland, gedeeltelijk in Midden-Europa. De Apollonius-roman, de Lion de Bourges, en de Florentina uit de Gesta Romanorum, waren ook bekend in Duitschland. Bedenken we, dat de korte vertelling der verre geliefde uit de Gesta Romanorum in de volkssprookjes algemeen verbreid is, dat zoowel Apollonius en Florence als volkssprookjes in GriekenlandGa naar voetnoot3) leven, dan kunnen we veilig aannemen, dat de mondelinge overlevering een groote rol in de verbreiding speelde, ook al is b.v. het Apollonius-sprookje neerslag van den roman, wat voor de Florence al zeer twijfelachtig is. Nog pleit voor mondelinge verbreiding het feit, dat in al de bovengenoemde verhalen ‘de verre geliefde’ en ‘de verhoede ontrouw’ wel schering en inslag zijn, maar telkens een ander weefsel toonen in ieder verschillende versie. Bewegen we ons met al de opgesomde vertellingen hoofdzakelijk in een Fransch-Oostersche sfeer, de bovengenoemde | |
[pagina 298]
| |
Braunschweig-sage uit de Duitsche liederen op Heinrich der Löwe en Der edle Möringer is aan de Franschen vreemd; al hebben zij dan ook blijkens den Huon van Bordeaux en den Lion de Bourges het motief der verhoede ontrouw gekend. Nu komt de naam Herzog von Brunenczwich ook voor in een episch Duitsch gedicht van een zekeren Augustijn, dat alweer al de kenteekenen der Oostersche romans draagt en naar een 15e-eeuwsch handschrift uitgegeven werd door R. PriebschGa naar voetnoot1). Het episch gedicht heeft den volgenden inhoud: De jonge hertog von Brunenczwich vraagt zijn vader naar Spanje te mogen gaan om den Koning daar bij te staan tegen den soudaen van Babylonië. Hij overwint, blijft een jaar aan 't hof; wordt ziek van liefde voor de Spaansche Koningin, een heidensche, die zich doopen liet vóór haar huwelijk. De genegenheid wordt beantwoord, maar de jongeling wil geen verraad aan den koning plegen en vertrekt naar het land der heidenen. Nu wordt de koningin ziek van liefde en de hertog van Brunenczwich keert terug. Zij beweegt hem samen te vluchten. Hij wendt voor, dat zijn vader gestorven is, maar begeeft zich naar St. Jacob. Daarheen volgt hem de koningin onder voorwendsel van een bedevaart. Zij verlaat haar gevolg, dat meent haar dood te moeten betreuren. De gelieven zijn eerst in St. Jacob, dan een jaar in Venetië. De koningin verlaat den man als hij slaapt aan het zeestrand, omdat ze het beter voor hem vindt en vaart met een koopman naar Bagdad. De hertog rijdt landwaarts, verneemt den dood van zijn vader, komt in 't bezit van zijn land, maar zoekt de verdwenen geliefde. Hij wordt nogmaals naar Spanje geroepen na den dood van den koning, waar hij weer zegeviert. Terwijl leidt de koopman, waar de koningin vertoefde, schipbreuk op de Spaansche kust. De hertog schenkt hem een nieuw schip. | |
[pagina 299]
| |
Teruggekeerd naar zijn land, wil hij een passend geschenk aan zijn weldoener geven. Zijn gast, de koningin, werkt zes tapijten, ieder stelt een scène uit haar leven met den geliefde voor. De hertog ziet dit spiegelbeeld van zijn leven, gaat met den koopman mee, kleedt zich in schippersgewaad en wordt bij 't maal naast de koningin gezet. Hij trekt bij het handenwasschen een ring uit, de koningin herkent die en valt in onmacht. De koopman verkondigt luide wie zij zijn. Het motief der ziekte door liefde is een motief uit de Amici, waarin de geliefde Florentina heet, en dat in de volkssprookjes verbonden met ‘de verre geliefde’ voorkomtGa naar voetnoot1). Het werken van de tapijten is identiek met een scène uit de Esmeré - Elienor-episode van den Baudouin de Sebourg. Het slot is als de herkenningsscène uit het lied van den hertog von Braunschweig. De eenige herinnering aan het abele spel van Gloriant is de naam von Brunenczwig, waarvan nog gemeld werd, dat hij evenals Gloriant over Avernen heerschte. Een Fransche bron voor dit Duitsche verhaal, valt niet aan te wijzen. Zuiver middelhoogduitsch is de taal niet, wat met één oogopslag te constateeren valt. Een nauwgezet onderzoek zou moeten uitmaken, of Priebsch' hypothese, dat het epos oorspronkelijk in 't middelnederlandsch geschreven is, waarheid bevatGa naar voetnoot2). Eén ding is bizonder treffend bij het ontleden der bovengenoemde sagen: dat onze mnl. Gloriant zoo onafhankelijk van al deze epische gedichten staat, behalve wat de namen betreft. Ons abel spel blijft een zeldzaam zuivere versie der ‘verre geliefde’, die al uit de eerste eeuwen na Christus dateert. Daarnaast staat het eenvoudige onomkleede verhaal der ‘verre geliefde’ o.a. in den Franschen Dolopathos en het gecontamineerde uit de Latijnsche Gesta, in welke laatst- | |
[pagina 300]
| |
genoemde versie de naam Florentina voorkomt. De verre geliefde draagt de wereld over zooveel verschillende namen, dat die van Florentina wel later aangehangen zal zijn en 't ligt voor de hand aan invloed van de Amici te denken. Gesteld, dat de Middelgrieksche Apolloniusroman uit het Fransch vertaald is, dat de Fransche redactie al een ‘verre geliefde’-motief bevatte, dan was dit te onuitgewerkt, een zóó klein onderdeel van het verhaal in zijn geheel, dat daaruit onmogelijk iemand kan geput hebben om een heel tooneelstuk te componeeren. Bovendien verschillen alle namen. Voor de Florence de Rome geldt hetzelfde, en deze verre geliefde komt pas in een jonger handschrift voor; alleen de naam komt overeen, wat al heel weinig bewijst voor overneming van een motief, dat zoo dikwijls en overal opduikt. In de Lion de Bourges is een verschuiving van namen en motieven, die als we ze recht trekken het motief der ‘verhoede ontrouw’ opleveren en niet ‘de verre geliefde’. Zoo is ook in den Baudouin de Esmeré - Elienor-episode die der ‘verhoede ontrouw’ met een loszwevend motief ‘verlieven op hooren zeggen’. De epische hertog von Brunenczwig is een mozaïek zonder ‘verre geliefde.’ Uit geen dezer epische gedichten kan de Gloriant geput zijn. Zoolang er niet een versroman of volksboek gevonden wordt met het ongeschonden geraamte van de ‘verre geliefde’ moeten we besluiten, dat het abele spel op een van de vele in omloop zijnde korte verhalen van ‘de verre geliefde’ teruggaat, en dat het zijn namen ontleende aan de Oostersche epische gedichten. Nu rijst echter de groote vraag: welke epische gedichten? Fransche, Duitsche, Dietsche? In 't Fransch komen de meeste namen voor: Esmeré, Gloriant, Rougelion in den Baudouin; Esmeré en Florence in Florence de Rome; Florence in Lion de Bourges; Florentine in de Fransche Gesta. Vanzelf sprekend is het, dat de naam Braunschweig nergens voorkomt. In 't Duitsch komen voor Von Braunschweig in het epische | |
[pagina 301]
| |
en in het strophische lied (in het laatste is de naam oorspronkelijk); Florentina komt voor in den Herpin en in de Gesta. In 't Dietsch kunnen in den vertaalden Boudewijn van Seeborch alle namen van het Fransche origineel voorgekomen zijn. De Braunschweig-sage was hier bekend, maar 't is niet zeker, of dit al zoo was vóór 't ontstaan van het abele spel, al pleit de oudheid van de Braunschweig-sage in 't algemeen er voor. Zelfs al is het epische gedicht over den hertog von Brunenczwig oorspronkelijk Nederlandsch, dan kan nog in de Duitsche vertaling een andere naam ingevoegd zijn. Daarentegen is er geen spoor van bewijs, dat de Baudouin in Duitschland bekend was. De vraag waar het abele spel ontstaan is wordt door bovenstaande beschouwing niet opgelost. Wel, dat het putten uit de Fransche epische poëzie voor een tooneelspel een hoe langer hoe onwaarschijnlijker hypothese wordt, voor zoover het den Gloriant betreft. We zullen bovendien rekening moeten houden met de mogelijkheid, dat een Dietsch pelgrim in Zuid- of Zuidoost-Europa een sagencomplex leerde kennen, waarvan hij een dramatiseering gaf. Nog geloof ik een conclusie te mogen trekken: n.l. dat de Gloriant en de Esmoreit van denzelfden dichter zijn. Het is zeker waarschijnlijker, dat één mensch, uit een sagencomplex de namen neemt en die over twee tooneelstukken verdeelt, dan dat twee verschillende schrijvers één namenconstellatie gebruiken zonder dezelfde te nemen.
Giessen. marie ramondt. | |
[pagina 302]
| |
Naschrift.Eerst voor kort viel mij Lotte Zade's dissertatie over Jaufre Rudel und das Motiv der Fernliebe in der Weltliteratur, in handen. Zij geeft nog eenige Fransche romans aan, waarin de ‘verre geliefde’ als loszwevend motief voorkomt, maar geen draagt den naam Florentine-Florence behalve de heldin en den in 1493 in druk verschenen Artus de la Bretagne. Florence verschijnt Arthur in den droom. Deze plaats wijst op een traditie, waarin de droomgeliefde Florence heet. Maar we kunnen hier slechts een traditie vaststellen, die lang na het ontstaan van den Gloriant bestond. Van veel grooter belang is een verwijzing van Prof. Muller naar de voorgeschiedenis van de Kunera-legende. Daar wordt het volgende verhaald: De koning van een ‘onlant ende van ghenen kersten bekent’ had een zoon Aurelius, die naar het heilige land voer en in Babylonië gevangen raakte. De soudaen had ‘eyn suverlike dochter’, die Florencia heette. Deze bezoekt den gevangen christenridder, verzacht zijn gevangenschap en verlost hem ten slotte, waarop zij beiden naar Aurelius' land trekken, waar na den doop van Florencia het huwelijk plaats heeft. Kunera wordt uit dit huwelijk geborenGa naar voetnoot1). Men vindt hier dus het motief van de verzachte gevangenschap zonder dat van de verhoede ontrouw (Esmeré-Elienor-motief). De geschiedenis eindigt eenvoudig met een huwelijk, zooals in ‘de verre geliefde’ eveneens gebeurt, en bovendien is hier de naam Florencia aanwezig. 't Geheel is van 't wereldlijke ontdaan, daar op den doop van Florencia den meesten nadruk gelegd wordt. Niet alle versies der Kunera-legende bevatten de Genealogia; vaak vindt men haar verkort, terwijl het oorspronkelijke Latijn de geschiedenis van Kunera's ouders niet gehad heeftGa naar voetnoot2). De berijmde Mnl. legende | |
[pagina 303]
| |
heěft het Florencia-motief, evenals het Lat. Renensche hs., dat niet teruggevonden is, maar waarvan de inhoud vrij zeker vast te stellen isGa naar voetnoot3). Het Lat. Renensche hs. is niet geschreven vóór 1415, en 't gedicht, dat waarschijnlijk eveneens te Renen geschreven is door een lid der Duitsche orde, die sinds de 13e eeuw de kerk aldaar bediende, dateert dus ook van na 1415Ga naar voetnoot1). Wat kan den samensteller der Lat. legende bewogen hebben een aan de stof vreemde historie voor te voegen? Zeer waarschijnlijk het streven een bekend wereldlijk verhaal te verchristelijken. We kunnen vrij zeker aannemen, dat in 't begin van de 15e eeuw er in Renen bekend was de geschiedenis der liefde van een heidensche prinses Florencia en een gevangen christenridder. Hoe wijd de kring der bekendheid was is niet na te gaan, evenmin of hier misschien van Duitschen invloed sprake is, die in 't algemeen op de Renensche Duitsche Orde gewerkt heeft. Daar het hs., dat den Gloriant bevat, gedateerd wordt op ± 1405, mogen wij besluiten, dat alle gegevens pleiten tegen het ontstaan van den Gloriant uit de Fransche epische poëzie, maar dat tot nu toe onaangetast blijft de mogelijkheid, dat een Dietsch dichter een der in omloop zijnde verhalen van ‘de verre geliefde’ en wel een, waarin alle namen ontbraken, dramatiseerde; dat hij den personen namen gaf ontleend aan verwante sagen als de Florencia uit de Kuneralegende, de Florentina uit de Gesta Romanorum, de Braunschweig-sage, en ten slotte nog uit den Dietschen roman Boudewijn van Seeborch. Het feit, dat de Florencia-sage juist in een Duitsch-gekleurden kring bekend was, maant echter tot voorzichtigheid. Men kan de mogelijkheid van een Duitschen oorsprong, althans invloed, niet wegeijferen. |
|