Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 42
(1923)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 163]
| |
Kleine mededeelingen.120. Een ten onrechte aan Huygens toegeschreven sonnet.In de uitgave der Gedichten van Constantijn Huygens door Worp vindt men (in Deel II, blz. 211) twee Fransche sonnetten, gedicht ‘sur des bouts rimez’. Bij het eerste heeft Huygens aangeteekend: ‘Ludibundus. Ad Sylu. Duc. 30 Aug.’ (1629). Het tweede draagt geen onderschrift, maar wordt door Worp ook aan Huygens toegeschreven. Dit is evenwel niet juist. Onder familiebescheiden van de Van Wassenaers vond ik onlangs een blaadje papier, waarop door Johan van Wassenaer van Duvenvoorde eigenhandig geschreven is:
A Monsieur Monsieur Huygens. 29 Aoust 1629. A Larméé. Son oeil estoit charmé d'un repos gracieux
Le chaut el le sommeil sy rougissant la face
Et mellant den son teint l'innocence et les grace
Desarmois ces beautez d'attrais malicieux.
Un peignoir relevé decouvrant a mes yeux
Son sein qui chéminois sen bouger d'une place
Et les dois escarte d'une main blanche et grace
Les couvrant a demy ne les voyant que mieux.
Moy qui suis un voleur de l'amitie des dames
Je le pry et fust pry et ne pry que des flames
Et me suy aussy tost de raison depouillé.
Nesse pas bien change la malice en nature
De desrober sans voir et prendre a l'aventure
Et voler en dormant un voleur et veillié.
La vertu me guide Wassenaer de Duvenvoorde.Ga naar voetnoot1) | |
[pagina 164]
| |
Hieruit blijkt, dat het tweede sonnet niet van Huygens is, maar dat hij en Van Wassenaer, op vooraf opgegeven eindrijmen, beiden een sonnet hebben gemaakt. Johan van Wasssenaer heeft het zijne blijkbaar uit Holland aan Huygens, die toen in het leger voor 's Hertogenbosch was, toegezonden, en het zal dezen waarschijnlijk eerst na 30 Augustus hebben bereikt, nadat Huygens zijn sonnet reeds had vervaardigd. De voorgeschiedenis dezer gedichten kunnen wij niet meer nagaan. Van Johan van Wassenaer, die in 1629 o.a. Stadhouder der leenen, grootzegelbewaarder van Holland, curator der Leidsche hoogeschool en dijkgraaf van Rijnland was, zijn - voor zoover ik weet - geen andere gedichten bekend.
Leiden. w.j.j.c. bijleveld. |
|