Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 41
(1922)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 173]
| |
Nieuwe fragmenten van den Middelnederlandschen Parthonopeus van Bloys.In zijn proefschrift ‘De Middelnederl. bewerking van den Parthonopeus-Roman’ (Gron. 1897), heeft Dr. A. van Berkum de toen bekende handschriftenfragmenten en hare uitgaven uitvoerig beschreven en er over geoordeeld (blz. I-XXIII). Ik verwijs daarnaar. De nieuwe fragmenten die nu voor 't eerst hier gepubliceerd worden, behooren tot de groep N4 en N3 (Van Berkum, a.w. blz. XXIII). Het belangrijkste fragment berust in de bibliotheek van het Aartsbisschoppeljk Priester-seminarie te Keulen, 2 perkamenten bladen (of 4 bladzijden), metende 29½ bij 21½ cm. Elke bladzijde heeft 2 kolommen, iedere kolom van het 1e blad 45 verzen, maar het blad is door afsnijding bovenaan half verminkt, waardoor 2 verzen min of meer geschonden en slechts moeilijk te ontcijferen zijn. Van het 2e blad heeft elke kolom slechts 41 verzen, doordat afsnijding aan den bovenkant van elke kolom 4 verzen deed te loor gaan; er worden dus 16 verzen gemist. De benedenkant, waar een grootere rand over is, heeft geen schade geleden. - De breedte van elke kolom is 10 cm. Van het 1e blad heeft dus de 1e en 4e kolom telkens 45 verzen, onverminkt, de 3e en 4e kolom hebben insgelijks elk 45 verzen, maar het bovenste vers is te halver hoogte doorsneden; van het 2e blad heeft elke kolom nu 41 verzen, maar oorspronkelijk 45, evenals het 1e blad; 16 verzen zijn weggesneden. In het 2e blad zijn verder door uitsnijding eener wellicht groote gekleurde of vergulde initiaal - de leege ruimte aldaar is 8½ bij 8 cm. - helaas! 2 ✕ 13 verzen uitgeknipt. | |
[pagina 174]
| |
De inhoud der 2 bladen vormt een doorloopend geheel. Tusschen v. 1387 en 1388 (naar den tekst in Bormans' uitgave) zijn 5 nieuwe verzen en na v. 1432 volgen 283 nieuwe verzen, de uitgeknipte er in begrepen. Deze 2 bladen behooren tot de Groningsche en Jenasche bladen, groep N 4 (naar Van Berkum's benoeming). Ik benoem ze dus: N 4 Keulen 9o. Ze zijn met een groote vette ronde letter op fraai perkament geschreven en zijn zeker wel voor een der rijkste boekerijen van Nederduitschland vervaardigd. Wat Van Berkum over de 2 dubbelbladen in de bibliotheek der Rijksuniversiteit Groningen zegt: ‘Het hs. is met een groote ronde letter geschreven; de initialen der alinea's zijn fraai met goud, rood, blauw of groen, in 3 of 4 kleuren bewerkt, terwijl vaak ook een in kleuren uitgevoerde ornamentteekening de letters omgeeft’ (blz. VI), komt met onze 2 bladen geheel overeen: dezelfde letters en initialen, dezelfde penteekeningen van randlijsten (zie de chromolithographie in Borman's uitgave, blz. 64). In 't geheel vindt men er 12 initialen, 9 init. 2 bij 2 cm., 3 init. 3 cm. groot. Het schrift is over het algemeen goed geconserveerd en goed te lezen. Zelden is een lezing van eene letter twijfelachtig. Slechts 2 bladzijden hebben een weinig geleden van de lijm; want beide waren als schutbladen ingebonden en aan de voor- en achterzijde vastgelijmd en zijn door het losmaken van de boekbanden beschadigd. De andere fragmentengroep is in 't bezit van de Universiteits- en Stadsbibliotheek (Rijnsche Afd. I) te Keulen, bestaande uit 3 perkamentbladen, waarvan de inhoud niet met elkaar samenhangt, elk metende 20 bij 13½cm. Elk bladzijde heeft 2 kolommen; de grootte van elke kolom is 19 bij 6½cm. De 3 bladen zijn van boven, beneden en aan den eenen kant afgesneden, maar er is geen vers verloren gegaan. 3 bladzijden hebben op de zijde, waarmede ze als schutbladen dienst deden, erg geleden van de lijm en door de afscheiding van de boekomslagen en zijn geel en onduidelijk door randen en vlekken | |
[pagina 175]
| |
van lijm; op eenige plaatsen zijn de bladen ook door wormgaten geschonden en hier en daar ook letters verdwenen. Het schrift is zuiver, regelmatig, duidelijk en geheel zwart; het wijst op de 14e eeuw; de initialen zijn niet groot - alle 1 bij 1 cm. en rood - en tezamen 9 in getal: het was dus een weinig kostbaar handschrift. Elke kolom heeft 38 verzen. De inhoud van het 1e en 2e blad is doorloopend en valt samen met de verzen 3383-3655 (volgens Bormans), de inhoud van het 3e blad met de verzen 3955-4062; 6 nieuwe verzen zijn er tusschen v. 3392/93, 5 nieuwe tusschen v. 3438/39, 6 nieuwe tusschen v. 3482/83, 4 nieuwe tusschen v. 3526/27, 6 nieuwe tusschen v. 3571/72, 5 nieuwe tusschen v. 3617/18 en 44 nieuwe tusschen v. 4062/63, tezamen dus 76 nieuwe verzen. Tusschen het 2e en 3e blad ontbreken 3 hondert verzen (Borm. vss. 3655-3955). Deze 3 fragmenten behooren tot de groep der Berlijnsche en Triersche fragmenten die - naar Van Berkum heeft uitgemaakt - oorspronkelijk ook 38 verzen telden per kolom; ook in de taal komen deze fragmenten sterk overeen met die van Berlijn en Trier. Ik noem ze derhalve: N 3 Keulen 6o a. Ik laat thans den inhoud der vijf bladen ten deele volgen. De nieuwe verzen worden streng diplomatisch weergegeven; evenzoo eenige reeds bekende, die sterk afwijken; anders alleen de varianten (behalve de bloot orthographische als g ✕ gh, u ✕ v, i ✕ j, ∫ ✕ s enz.); de weinige aanvullingen, die er noodig of mogelijk waren, heb ik tusschen haakjes gezet. De telling der verzen geschiedt - faute de mieux - naar de zoo onkritische uitgave van Bormans (ter vergelijking) naar den Oudfr. tekst door Crapelet bewerkt. De lezingen door Van Berkum in zijne inleiding genoteerd, zijn niet in aanmerking genomen. | |
I. De fragmenten van het Aartsbisschopelijk Priester-seminarie.
| |
[pagina 176]
| |
68 got s. sterke 69 onne mj dat ic die sote 70 voor t. nember s.e. moten 71 seit hi nv doet o. 72 somere d. hir g. gaen 73 bede 74 och[t]e 75 ember te done 76 en hebt oec s. niewerē ombe el 77 ombe iostirē 78 sens ī meneger 79 pint ombe e.e. ombe d. 80 al dar 81 ontbiet v oec 82 riddre e.w. eer g. 83 compt 84 nempt al oppenbare 85 si des gert 86 dat si... gurdē suert 1387[regelnummer]
e si v riddre maken wele
Ga naar margenoot+dies biddie v oec ee beuele
Ga naar margenoot+dat gi vsnoilííc níet en síít
Ga naar margenoot+ombe hare te siene vore tíít
Ga naar margenoot+des hebbic gewest hare bode
Ga naar margenoot+nv penst dar ombe e blííft te gode
1388[regelnummer]
got mote v behoudē dleuē
1e blz. 2e Kolom
32[regelnummer]
dar toe tfernoi e tgrote leitGa naar voetnoot1)
dat hare geburē hare dicke daden
e si haddē tharē scaden
35[regelnummer]
drie castele ombe bloes gevest
al dart hen vogede alre b[e]st
Vrouwe, seit hi dit wetic wel
ombe dese sake e niwerē ombe el
| |
[pagina 177]
| |
beníc van vsren comē tu
40[regelnummer]
dese somerē doet ontfaen nv
e sent v boden scire
ombe riddse e ombe soudire
ic sal hen geuē meldelike
sinē raet dede si haestelike
45[regelnummer]
goede riddse si thant onboet
verso] 1e Kolom
alle die tsout wildē hebbē groet
dat si quamē ten hse vā bloes
dar quā meneh vla meneh fransoes
meneh brabantsoen meneh henewír
5[regelnummer]
die nímare brac vte gínds e hir
somē waest lief te horne
somē quaemt te grotē torne
sínē vriendē waest bequame
sínē viandē ongename
10[regelnummer]
hi gaf riddrē meldelike
e ontfíncse harde houeschelike
alle die heme te hulpen quamē
in corten stonden hadde hi tesamē
tuee dusent riddrē bi getale
15[regelnummer]
gewilleht te sinē dienste alle
e began stichtē roef e brant
die drie castele wan hi thant
die te sinē vsnoie warē gesticht
e alse hi sín lant hadde beriht
20[regelnummer]
vor hi te hulpē haestelike
den iongē conīc vā vrankerike
die doe hadde gewest op die douse
enē casteel e hiet pontouse
want te gisors een conīc lah
25[regelnummer]
dien hi vruchte e harde ontsah
hi was vte comē met grots craht
e hadde groet here met hem braht
die vā yrlant e die scottē
walose met harē gauelotten
30[regelnummer]
[d]ie werde wende e die dulcone
die vā íngelant e die bertone
dar toe die vā denemarken
met desen orlogede hi die markē
sín gepens was sekerlike
| |
[pagina 178]
| |
35[regelnummer]
te conquírne vrancrike
o[ch]te doet te blíuene índē wííh
dus hadde hire geset ane sínē crííh
dese coc was sornagur genamt
geconquirt hadde hi meneh lant
40[regelnummer]
hi was eneh helt meneh degen
dor síne meltheit ane hem gecregē.
selue was hi en co degenlííc
e was alre herē louelííc
op dat hi kerstíín hadde gewest
45[regelnummer]
e ane ihGa naar voetnoot1) dar mē af leest
2e kolom.
oer magede sone hadde geroeft
dar alle creature ane hoeft
DIe coc vā vrācrike hadde op die dous[e]
vssamēt vlae en fransose
5[regelnummer]
te orlogene hadde hi ongeval
so was sin lant ī werren al
dat al sin volc so sins begaf
dat hire cleínē dínst hadde af
dusent riddre hadde hi daer
10[regelnummer]
mar ic secge v ouer waer
al hadde hi scone hsen ī sine
dar quamē iegen elke tín[e]
heme brahte te hulpē sín neue vā blo[es]
parthos die edele fransoes
15[regelnummer]
v.m. riddre tere scaren
doen den coc quā die níemare
vor hi iegē heme haestelike
e ontfíngene harde eerlike
e telde heme vā sornagure
20[regelnummer]
hoe hi heme brahte sín lííf te sure
e ho hi heme dade grotē bant
e ho hi conquírde al sin lant
met menegē goedē vromē degen
e ho cranke hulpe hire hadde iegē
25[regelnummer]
ene wile sweeh parthonopeus
doe antwerde hi den coc dus
ontbied seit hi hastelike
| |
[pagina 179]
| |
al tfolc dat hort te vrancrike
neue seit hi ic hebse ontboden
30[regelnummer]
dore mj e dore míne boden
die ic hen sende so hebben si
harde onmare te dienne mj
HEr conínc seit hi got onse hse
mote v houdē in v ere
35[regelnummer]
alse heme mogēlike es te done
doe gíngē si ín enē pauwelione
hare eten was gereet te tide
si aten e maecten hen blide
noh willic v vort tellen een deel
40[regelnummer]
pontouse es een vast casteel
met hogē muren wel gevest
vā wapenē was hi doe bewest
e vā den besten riddrē bínnē
die di coc mohte gewínnē
45[regelnummer]
want si vruchten surnagure
- - - - - - - -Ga naar voetnoot1)
2e blad, 1e kolom.
5[regelnummer]
hadde in den dienste síín
te c[ar]kart riddre gewilleh alle
twenteh dusent bi getalle
dar mede hi heme te meiene plah
sín ander here te gisors lah
10[regelnummer]
e dagede e gederde grotelike
dit vruchte die coc vā vrancrike
e dede pontouse vaste sluten
die fransose redē butē
al toten mure vā pontouse
15[regelnummer]
met scerne bespottē si die fransose
e ontbodē te gisors ínt here
hoe sise vonden sonds gewere
DIt was tenē tsincsenē dat surnag[ur]
die ī storme was cone e sur
20[regelnummer]
hadde besetē geweldelike
aldus den coc van vrancrike
e mohtene hebbē vswōnē wel
mar et quā so e geviel
dat hi met lettren e met bodē
| |
[pagina 180]
| |
25[regelnummer]
groet achts here hadde ontbodē
e hire na ontbeidē woude
heme was gesegt dat het soude
comē te sente ians messe
sint hadde hire grote bedsuenesse
30[regelnummer]
dat híít dede so lange beiden
dar na quamt hem te grotē leide
want tselues dages dat parthos
was te hulpē comē al dus
síne hse den coc vā vrancrike
35[regelnummer]
was gelopē wel hastelike
int here te carkart die níemare
dat hi binnē pontousen ware
ombe dat hi van hogē name was
vermatē hen die torke das
40[regelnummer]
dat si souden ondervíndē
síne manheit die si níet enkindē
DOe wapendē hen die helde goede
met hastē e met stadē moede
rumedē die port .xx.m. helde
45[regelnummer]
alrirst dat si quamē te velde
2e kolom.
- - - - - - - - -Ga naar voetnoot1)
4[regelnummer]
i[ - - - - - - - -] wig
5[regelnummer]
e dan dsre riddre quamē achter
bat met gemake e sahter
sornagur die coc hadde onwst
dat hi belettē soude die vart
so luttel vruchte hi die fran[sose]
10[regelnummer]
bínnē dien wart mare te pon[touse]
dat op hen quamē die sarrasine
12[regelnummer]
doe wordē verstormpt die ksstine
- - - - - - - - - -Ga naar voetnoot2)
26[regelnummer]
DOe wapende hem [die here] vā bloes
parthos die edele fransoes
met hondert riddrē die scone warē
e alse hi ter portē quā gevaren
30[regelnummer]
dede hise ontdoen e hilter vore
mar híne lieter níeman dore
tes hi den coc comē vsnam
| |
[pagina 181]
| |
die met tween dusent riddrē quā
here seit hi hout v volc ane v
35[regelnummer]
wi selen dore venGa naar voetnoot1) wille nv
scone vsgadrē ic e die mine
op tfelt ane die sarrasine
DOe reet hi alse die gene doet
die gerne hadde scone gemoet
40[regelnummer]
talrírst sah hi comē heldine
den vane dregere vā dē sarrasinē
hi was starc e cone degen
parthos sette hem dar iegen
in síne scilt veste hi sin spere
45[regelnummer]
e stakene ongemate sere
verso, 1e kolom.
- - - - - - - - - -Ga naar voetnoot2)
5[regelnummer]
DOe quā brumout die síns gerde
e parthos vínc ten suerde
dien slog hi so dat hi hē clouede
den hardē helm mettē houede
dat hem tsust voer al totē mōde
10[regelnummer]
dien hadde hi gegeuē sulke wonde
dat hi níet lange en dorste quellē
12[regelnummer]
síne ziele vor al thant ts hellen
- - - - - - - - - -Ga naar voetnoot3)
26[regelnummer]
wat mag [- -] toe lecgen el
dat sine meer allene ontsagē
dan alle de gene die si dar sagē
e seidē dat mē ín erterike
30[regelnummer]
niewerē en vonde sinē gelike
e also groet e also vele ousvinc
ombe trent heme wart rume di rīc
dar was onlange stríít gehoudē
woudē die heidene ochte en woudē
35[regelnummer]
si moestē dar vlien e wiken
die vart endorste hen níewēt likē
luttel erē hadden si beiaget
gestreckēs hals wordē si geiaget
tes si ínthere weds waren
40[regelnummer]
dien si te vorē warē ontfarē
| |
[pagina 182]
| |
PArthos volgede coenlike
e píínde hem harde ernstelike
ombe príís e el en geen beiah
dar hi meest die werínge sah
45[regelnummer]
reet híre ī alse een libart
2e kolom.
----------Ga naar voetnoot1)
5[regelnummer]
e menegē riddre blodeh ridē
so crahtech wordē die sarrasine
dat parthos e de síne
niet en mohtē dar weds staen
e wordē gescoffirt e ontdaen
parthos wart vlohteh doe
10[regelnummer]
want et waser heme comē toe
dember dede hi so grote were
e hilt heme ember achts sín here
al was hi vlohtech hi dede te meer
15[regelnummer]
op die sarrasíne menegē keer
tenē kere vssloh hi faroene
e ten andrē maroene
die derde warf hi níet en lette
e wonde so sere sauerette
20[regelnummer]
die sornagurs bruder sone was
soe dat hi nembs meer en genas
dar was bedranc doen harde groet
ombe den genē die dar lah doet
ouer heme maectē die sarrasíne
25[regelnummer]
groet geroep ī harē latíne
al waest ombe níet dat mē dar riep
want hi te spele niet en sliep
Parthos groet bedrane vssah
vā volke al dart vsslagē lah
30[regelnummer]
ous sauerette die neue sornagurs
oec sah hi heme comē groet socors
mettē coc vā vrancrike
doe ginc hi slaen geníndelike
onder die sarrasíne weder
35[regelnummer]
dat hire vele velde neder
enē slah hi luganne gaf
dat hi heme thouet dede vligē af
| |
[pagina 183]
| |
doe sloh hi enē andrē sarrasíín
vā albruor e hiet furtíín
40[regelnummer]
dien sloh hi so dats hen allen
gruwelde díne sage vallen
hi slogene so benedē den houede
dat hi den scilt ter míddelt clouede
e hi heme mettes speres orde
45[regelnummer]
die scoudre ontelede e scorde
(Slot van het 1e fragment.) | |
II. De fragmenten van de Universiteits- en Stadsbibliotheek, Rijnsche Afd. I.
Borm. v. 3383 die ie; wort 84 an 85 nagelkinen 86 e was escijn 87 die hant 88 spranc hi vp alte hant 89 vele lichtelike vp wairoene 90 ne haddi 91 nesloech; an sadelboem 92 hi hurte vort e vphilt dien toem 93 dus b.
| |
[pagina 184]
| |
3438[regelnummer]
e newisten oft here of knape
Ga naar margenoot+of wiet was alsi ontsprongen
Ga naar margenoot+alse hoekine si vp sprongen
Ga naar margenoot+dene ghinder dander hare
Ga naar margenoot+alse nageden die waren in vare
Ga naar margenoot+mar terst dat si horden vraken
3439[regelnummer]
kennet sise wel bi hare spraken - - -
3447[regelnummer]
e alse harlicGa naar voetnoot1) andren das
59 dat harde es 65 beden 67 harre 68 en suchten 69 braect ontve er het vulqam 70 dat suchten ontve 71 hare ware leet 3482[regelnummer]
dat [ic] v gepens niet mach vsstaen
Ga naar margenoot+sust[er] seit soe ic hebbe gedaen
Ga naar margenoot+te ve[....]te vwen rade
Ga naar margenoot+nu ro[u]wet mi al es het spade
Ga naar margenoot+sint ic dor mín ,ousmoede
Ga naar margenoot+gerechte minne e goede
Ga naar margenoot+ewelike hebbe vsloren
3483[regelnummer]
wel met rechte heb ic toren
3493[regelnummer]
waric wardig niet(!) der doetGa naar voetnoot2)
3492[regelnummer]
neware lange quale e groet
3526[regelnummer]
ledi v lijf na minen wane
Ga naar margenoot+het es' goet an v te vsstane
Ga naar margenoot+dat ghi mint starke so diet si
| |
[pagina 185]
| |
Ga naar margenoot+partō nodi mi
Ga naar margenoot+e gelaet v e toghet
3527[regelnummer]
of ghi dor hem vsnoi doghet
3571[regelnummer]
neware dat nemochte nemmsmere
Ga naar margenoot+gescien dat ickene mochte mī
Ga naar margenoot+e wettelike gewinnen
Ga naar margenoot+te manne te nemene sonder desen
Ga naar margenoot+dien tornoi latic wel wesen
Ga naar margenoot+mar minen lechame moete bi viere
3572[regelnummer]
in couden asschen vsbernen schiere
3616[regelnummer]
vrouwe seidsoe dor god genaden
Ga naar margenoot+wat helpet dat ghi v dus meslaet
Ga naar margenoot+derre dinc die v niet nebestaet
Ga naar margenoot+der vant sciere of co al
Ga naar margenoot+e vaet ter dinc die wesen sal
Ga naar margenoot+so mogedi leuen met gemake
3617[regelnummer]
soete suster seit soe vrake
18 dat ne hordic 19 no wane 20 enige 23 somen me 25 suster bedi ne est 26 vele toe spreket 29 wane hi | |
[pagina 186]
| |
30 ontfert 31 enewarf; negert 32 vrouwe derre talen 33 van dien 34 ghi hebt 35 sullen 36 met dien 38 vp wien tfonnesse sal 39 wie ter best 40 e of ghi sult enige ruddren 42 do suech enstic 43 dar 44 hare; vele onsachte 45 soe hadde an hare so lettel 46 mochte cume 49 elmoud bi welx 50 erst 53 vpden 54 wapine 55 sal díuísieren.
3955 purpre; surcot 56 groet 57 lijstkine; horden 58 onfrois; goudborden 59 entie 60 groet 61 die snewitte 62 an hare armekine 64 was scone 65 dat míre; af 67 an hare; ict 68 al ware soe met sacken gecleet, 69 dat soe met harre sconeit 70 aldie 71 soene; spegele 72 soe neware nemms 74 hadde geslapen hadsoe gewaect 75 menne mochtse te wondere 77 parts harde besiet 78 diese mint dat nedorfdi niet 79 te wondere ente 80 want selue daden al 82 nu hief; nv sloech 83 vor 94 doch vruchti dat soet 86 als hi; vor 87 dede soe die zede 90 e makedē rudds. do newas die bide 92 niet lanc met hem. e mettē kere 92 dat hē omme 93 necondijs hem 94 als 97 had soere gepenst omme iet entvint 98 had soene 99 neen soe soene moede; dar 4000 geseit was 02 se sprac 03 seit soe 04 wat het mochte 05 dese wel gescepene; hir 06 togede vor mi en gelaet 07 als 08 e woch ghinc 39 di meer ne sprac hi niet en wort 10 al weder; vort 11 noch heuet; geslegen 12 hadsoene 13 neware dat soe gedochte 14 dar; brac of binnen 15 wort verniewet 16 nehads hare dar die edele vrouwe 18 soe ware 20 verblijst es hi en lettel doch 21 gestarct 22 dat soe síns hadde so vele gemarct 23 wel recht in mire 25 entie; der buten 26 heuet met 27 dar ic pine dore doge 28 ward met vingere ward met oge 29 soe mochte mi lichte vte gewinken 30 sere verdinken 31 tijt 33 of ic 34 so war so soe es 35 sele 36 ter ghere 37 heuet gerouet 38 hi quam tenen bedde dar hi vp thouet 40 dar pensdi 42 jane gaet; tijt; tragelike 43 dat ic doie 45 om
prís te hebbene
sulle riden 46 ay god of ic mochte ombiden 47 dor 48 dien 49 dan of ixe 50 hetnes rudds
| |
[pagina 187]
| |
51 dar 52 jc salre den prijs hebben al 53 icter doen 54 wel 55 dar wesen openbare 56 worde 58 ne mochtic nemmsme gelouich 59 bedi nesalic; gesessen 60 mochte soe dien bi vonnessen 4061[regelnummer]
e bi rechte worden ontwiset
4062[regelnummer]
dieic sal so harde sijn geprisetGa naar voetnoot1).
1[regelnummer]
Dus hoegelike sprac hi dar hi lach
e pensde altoe ward om dien d[ach]
in sinen gepense dochtem das
dat hi síjn al bouen was
bin dien es co dar al an staet
vrake, síjn trost, síjn toeuerlaet
e doet parts vp staen
e jn ene andre kemenade gaen
die sconre was e rikeliker
10[regelnummer]
e dar hi mochte heimeliker
aldien dach ouer blíuen jnne
bin dien, stoet die keiserinne
van dien banke neder dar se vp stoet
e seit dat soe vorsten moet
dien dach met tegordene suert
e hare houet so harde suerd
dat soere gestaen niet nemach toe
e hiet ombiden tes morghin vroe
also gewapent alsi waren
20[regelnummer]
dat pensic e seg v tewaren
jc bem deghene dies wel gelouet
dat hare vele sere suert hare houet
e dartoe al hare andre lede
alst herte heuet serichede
vtsmaten nacht e dach
so vele dats nemmer wesen mach
dan deel soes al dien weder
van bouen toten voeten neder
bedi seide do war melioer
30[regelnummer]
dat hare thouet sere suoer
Dat d9 die vrouwe beiden hiet
die joncheren die so van hē sciet
| |
[pagina 188]
| |
wat hadde vrake te doene das
talrirst dat nacht e donker was
nam soe orlof e ghin[c]
tescepe metten iongelinc
e ghingen te scepe metts vloet
e hadden dien wint te wínsche goet
te seile (!) ghin[gen si] diere toe hordenGa naar voetnoot1)
40[regelnummer]
[s]ome ten garden (!) some ten rordenGa naar voetnoot1)
e seilden woch tesalencen ward
e hadden wel goede vard
e alsi gearriuieret waren
done waser geen langer sparen
Hierop volgt onmiddellijk v. 4063 van Bormans' tekst.
Keulen, ‘te tsincsenen’ 1922. k. menne. |
|