Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 40
(1921)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 86]
| |
Gloriant.‘Nog minder dan voor den Esmoreit is er voor den Gloriant een bepaald voorbeeld aan te wijzen’ zegt Leendertz in zijn uitgave van de Middelnederlandsche Dramatische poëzieGa naar voetnoot1). Hij bepaalt zich ertoe eenige motieven uit het abelspel zeer verspreid elders aan te wijzen. Tot nog toe vond men inderdaad, voor zoover mij bekend, geen enkel verhaal, dat de grondtrekken van den Gloriant in zijn geheel vertoont. Heel veel verder kan ik de zaak niet brengen, maar misschien toch wel wat. Het is goed de aandacht te vestigen op het volgende verhaal, daar men het niet onmogelijk achten zal, dat op dit terrein iets van de rechtstreeksche bron van den Gloriant te vinden is. Een jonge vorst Zariadres, regeerende in de landen van Tanais aan de Caspische zee, is verzonken in sombere melancholie en ongevoelig voor alle vrouwelijke schoonheid. Zijn hovelingen dringen aan op een huwelijk en hij antwoordt, dat hij het meisje wil trouwen, dat hij in zijn droom gezien heeft, schooner dan de sterren. Aan het andere einde der aarde leeft een prinses Odatis, Omartes' dochter, de schoonste der wereld, die alle pretendenten uit de naburige koninkrijken, door haar schoonheid aangelokt, van de hand wijst. Zij wilde enkel trouwen den vorst (Zariadres), dien zij in haar droom gezien had, schooner dan de zon. Zariadres doet bij haar vader vergeefs aanzoek. Op een feest verlangt Omartes, dat de schoone prinses Odatis zich een gemaal zal kiezen door het overreiken van een gouden drinkschaal. Weenend staat zij bij het mengvat. Daar verschijnt plotseling haar droomgeliefde, in Scythische dracht, die vlie- | |
[pagina 87]
| |
gensvlug met zijn wagen den afstand van 800 stadiën afgelegd heeft. Zij herkennen elkaar uit den droom. Zij reikt hem de schaal over. Hij voert haar mede op zijn wagen. Zoo vind ik in hoofdtrekken het verhaal uit Athenaeus (XIII, c. 35; 200 n.C.) vermeld, bij Bédier en RohdeGa naar voetnoot1). Athenaeus deelt mee, dat hij dit verhaal heeft van Chares van Mytilene, een hofbeambte van Alexander den Groote. Er zijn belangrijke punten van verschil met den Gloriant; maar hier als in den Gloriant vinden we toch een jongen man en jonge vrouw, vorst en prinses, ver van elkaar wonend, die beiden zich voelen, niet bereid zijn den eerste den beste te trouwen, die op elkaar verliefd raken door een beeld, al is het dan bij Gloriant een portret en hier een ‘droombeeld’. De vader van het meisje is niet bereid zijn dochter te geven aan den droomprins. Op de herkenning door het beeld is het meisje terstond bereid haar geliefde te volgen en de jonge vorst voert haar op haar wagen mee naar huis. Uit de gelijkheid van deze elementen meen ik te mogen besluiten, dat het verhaal bij Athenaeus zich best kan vervormd hebben tot onzen Gloriant. Er moeten dan nog wel eenige tusschenvormen zijn, die toeval of speurlust ons misschien kunnen aanwijzen. Rohde wijst verder op de verhouding van de Aziatische sage, die volgens Chares bij de in Azië wonende Barbaren zeer bekend en beroemd is (het motief werd ook door de schilderkunst gebruikt in tempels, hallen van paleizen en particuliere woningen), tot andere, o.a. in het Koningsboek van Firdusi, waarin liefde door een droomgezicht en het kiezen van een gemaal de hoofdmomenten zijn. Vooral het ontstaan | |
[pagina 88]
| |
van liefde door het zien van elkaars beeld in den droom komt zeer veel voor in Aziatische verhalen, ook nu nogGa naar voetnoot1). De voorkeur voor dit motief verklaart Rohde uit de afzondering, waarin de vrouw in het Oosten gehouden werd. De auteurs moesten dus tot den droom hun toevlucht nemen om liefde te doen ontstaan. Bovendien verwijst Rohde nog naar verschillende verbalen, waarin een portret in de plaats komt van het droombeeldGa naar voetnoot2). Het ééne geval, dat Leendertz hiervan aanhaalt, kon met verscheidene worden vermeerderd. Ook droom en portret komen vereenigd voor. De gevallen van het liefdewekkend portret kunnen trouwens nog vermeerderd worden met een element uit een verhaal van Cervantes naar Heliodorus en een motief in den Polexandre van GombervilleGa naar voetnoot3).
16 Juni 1920. j. prinsen jlzn. |
|