Kleine mededeelingen.
80. Kampersteur.
De Kampenaren hadden eens voor het onthaal van een hoogen bezoeker een steur bestemd, maar toen het bezoek werd uitgesteld, liet men den steur weer te water doch deed dien, om hem, zoodra men hem noodig zou hebben, weer te kunnen vangen, een belletje aan. Men kent dit ‘Kamperstukje.’ Het verhaal behoeft niet geheel en al een verzinsel te zijn; het kan met opzettelijke, boosaardige overdrijving, uit plaagzucht, tot een spotvertelsel zijn gemaakt. Want dat men te Kampen, voorheen, gevangen steuren bewaarde door ze - al of niet gemerkt - (onder water) aan een touw te meren, blijkt uit de volgende bepaling van omstreeks 1400 in Dat Gulden Boeck (van Kampen), op welke, in dit verband, naar ik geloof, de aandacht van anderen nog niet is gevallen: