Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 36
(1917)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 290]
| |||||||||||||
Walewijn en Walewein.Dr. Boekenoogen publiceert in ditzelfde deel van het Tijdschrift, blz. 67 v.v. een uitgebreide verzameling namen uit ridderromans, als voornamen in gebruik, en bestrijdt daarbij o.a. de vroeger door mij (Tijdschrift 34, 11 v.) geuite mening, dat de door Beka e.a. genoemde Waluinus een aan de ridderromans ontleende naam zou dragen. Hij scheidt Walewijn (lat. -inus) en Walewein (lat. -anus) en ziet in eerstgenoemde naam een van Germaanse oorsprong. Daar ik door zijn betoog niet overtuigd ben, zij het me vergund mijn opvatting nader te verdedigen. Zooals wij vroeger reeds zagen, ontbreekt de legende van Wouter en Walewijn bij de Procurator, maar een oude hand tekende daar op: ‘Hic fiat mensio de cruce Walteri de Bierbeec’ enz. Als bron voor deze aantekening en tevens voor onze legende in 't algemeen kan ik tans aanwijzen Caesarius van Heisterbach (Dialogus miraculorum VII 38), die vertelt, hoe zekere Walterus de Birbech - onder de vroeger vermelde omstandigheden - in het klooster Heymenrode gaat, maar Walewijn noemt hij hier niet. Echter geeft dezelfde Caesarius elders (I 37) een op zich zelf weinig betekenend verhaal ten beste: ‘De conversione Walewani militis qui armatus ad ordinem venit’ en eveneens in het klooster Hemmenrode monnik wordt, en hij voegt er aan toe: ‘adhuc vivit, vir bonus ac religiosus’ enz. Het is dus zeer waarschijnlik, dat men - om meer reliëf aan de bekering van Walewanus te geven - deze later tot de genoot van Wouter van Bierbeek maakte; Walewanus is dan dezelfde persoon als Waluinus en leefde werkelik ± 1200. Een tweede Wal(e)wanus vind ik onder de door B. genoemde Walewijn's als naam van een geestelike (a. 1298): ‘Walwenus, | |||||||||||||
[pagina 291]
| |||||||||||||
investitus de Alborch’ (= Aalburg in 't land van Heusden); hier wijst de e op een oudere ai (ei), vgl. castelleen: kastelein e. dgl. en zie Salverda de Grave, De Franse woorden in het Nederlands blz. 190. Mede met het oog daarop schijnt me geen grond aanwezig om de juistheid van de lezing Waliwanus als naam van een schepen te Arnhem in 1257 (in een charter, in een vidimus van 1377 bewaard) te betwijfelen. Ik kom dus tot de volgende rangschikking van het bij B. te vinden materiaalGa naar voetnoot1):
Daarnaast sedert 1372 Gawein en in de 15de eeuw Gawyn (B. blz. 94), evenals in 't Hoogduits Gabin (Panzer Festgabe für Sievers blz. 213). Neemt men daarbij in aanmerking, dat ook B. niet in staat is het eerste element van Walewijn uit het Germaans te verklaren of zelfs maar deze naam in oudere bronnen aan te tonen, dan mag men m.i. wel konkluderen, dat Walewijn en Walewein twee vormen van éénzelfde naam zijn, temeer waar men dezelfde wisseling waarneemt bij Ywein (-anus): sedert de 14de eeuw meermalen Ywin, Y(e)wyn (B. 76 v.); de Walewanus-Waluinus der legende vormt dan de schakel tussen beide schrijfwijzen. Dat in de 13de eeuw de naam in Holland vrij vaak voorkomt, in Vlaanderen in die tijd niet, is een verschijnsel, dat men bij meer van deze namen terugvindt: Malegijs b.v. vindt men dan ook veelvuldig in Holland en Zeeland (B. 79), in Vlaanderen eerst in 1386. Het kan een gevolg zijn van de onvolledige gegevens (B. 71), ook kan het toeval een | |||||||||||||
[pagina 292]
| |||||||||||||
rol spelen: de door B. uit de 13de eeuw geciteerde voorbeelden zijn merendeels aan één familie, de Alkemade's ontleend. Zoals B. terecht opmerkt, kan van gelijkheid van uitspraak in zo vroege tijd geen sprake zijn; de verklaring is te zoeken in de vervanging van het als een vreemde uitgang gevoelde -ein (-ain) door het verkleinings-suffix -ijn (-in), zoals B. zelf reeds bij Ywein-Ywin vragenderwijs opmerkt; op dezelfde wijze werd Ritsaert ook Ritsin (B. 84). Trouwens, een soortgelijke vervanging van het suffix -ain door -in vindt men bij enige appellativa: dozijn en waardijn naast desein en waerdein leveren daarvoor het bewijs, zie Salverda de Grave t.a.p. blz. 190. In het aan het Franse taalgebied grenzende Vlaams bleef de oorspronkelike vorm Walewein bewaard, terwijl in Holland de naam verdietst werd. Indertijd schreef ik, dat Waluinus er op wees, dat reeds in de tweede helft der twaalfde eeuw vertalingen van de Britse romans in omloop waren. Zonder tans reeds van een bewijs te willen spreken, meen ik toch, dat, nu dank zij het door B. verschafte materiaal de vroege verspreiding van de naam niet alleen bij Hollandse edellieden maar zelfs bij boeren is aangetoond, mijn veronderstelling in waarschijnlikheid gewonnen heeft.
Hilversum. m. schönfeld.
De lezer mijner mededeelingen op blz. 68 v.v. zal hebben gezien, hoe ik daar betoogde dat het mij niet raadzaam schijnt de namen Walewijn en Walewein te vereenzelvigen, maar ook dat ik geenszins de mógelijkheid bestreed, dat de romannaam Walewein bij ons reeds zeer vroeg in de mode kan zijn gekomen. Integendeel haalde ik voor Duitschland voorbeelden aan uit het einde der 12de en de 13de eeuw, en noemde ik zelfs een Vlaamschen Walewain van omstreeks 1125. Maar om bij de zekere voorbeelden te blijven: de vader van den Bruggeling | |||||||||||||
[pagina 293]
| |||||||||||||
Walewein f. Waleweins uit 1302 moet reeds in het midden der 13de eeuw geboren zijn en deze poorter was natuurlijk niet de eerste drager van den romannaam. Ik wees op den Arnhemschen schepen Waliwanus van 1257, maar waarschuwde dat diens naam niet onomstootelijk vaststaat. Ik aarzelde of ik ook den priester Walwenus uit Aalburg met Walewein in verband zou brengen, maar al komt hij eerst in 1298 voor, ik vond het ten slotte toch waarschijnlijker dat ook deze Hollander of Brabander Walwinus zal hebben geheeten en de e op een schrijf- of leesfout berustGa naar voetnoot1). Dr. Schönfeld heeft blijkbaar meer vertrouwen dan ik in de bewijskracht en de volstrekte nauwkeurigheid der naamsvormen die men aantreft in uitgaven van oorkonden of in afschriften in cartularia en vidimussen. - Waar de ervaring leert dat men ook uit origineele stukken niet altijd den juisten vorm der namen kan opmaken, in de middeleeuwen evenmin als in lateren tijd (zelfs officieele registers en notarieele protocollen bevatten dikwijls inaccurate of zelfs geheel verkeerde namen), hoeveel te meer moet men dan bij afschriften op mogelijke onbetrouwbaarheid bedacht zijn. Dat de romannaam Walewein vóór het midden der 13de eeuw in de Nederlanden als mansnaam in gebruik is geweest, stond dus vast (ook al zouden de dubieuze voorbeelden inderdaad verkeerde lezingen blijken te zijn). Nu brengt de hr. Schönfeld echter een ouder voorbeeld voor deze streken bij, door den hiervoren op blz. 70 aangehaalden Walewanus uit den Dialogus van Caesarius van Heisterbach in verband te brengen met ‘Waluinus ex Hollandia’ van Beka. Indien dit juist is, zou er uit blijken dat de kroniekschrijvers werkelijk Walewijn en Walewein door elkander ter aanwijzing van denzelfden persoon hebben gebruikt. Hoe de monnik van Himmerode, die toen | |||||||||||||
[pagina 294]
| |||||||||||||
Caesarius zijn boek schreef nog leefde, precies geheeten heeft (Walewanus of Walewinus) kunnen wij niet meer controleeren. Wie evenwel aanneemt dat Walewanus inderdaad de vorm is geweest, dien Caesarius-zelf neerschreef en heeft vernomen (maar gaat de uitgave van den Dialogus miraculorum wel terug op een autograaf van Caesarius en niet op een latere kopie?), kan op grond daarvan op een vroege bekendheid van den naam Walewein wijzen. Men kan echter, op grond van het feit dat Beka Waluinus heeft, ook vragen of deze (of diens bron voor het verhaal van de beide ridders) niet misschien gebruik gemaakt heeft van een hs. van den Dialogus waarin niet Wal(e)wanus maar Wal(e)winus stond, en of dat hs. en die lezing soms ouder waren dan die van den gedrukten Caesarius. Ik heb deze kwestie niet onderzocht en weet dus niet of dit het geval kan zijn. Maar hoe dit zij, het blijft onwaarschijnlijk dat de mansnaam Wal(e)winus, waarvan ik een aantal oude bewijsplaatsen bijeenbracht, oorspronkelijk iets met Walewein te maken heeft gehad. Dr. S. schijnt te meenen dat Wal(e)winus bezwaarlijk een germaansche naam kan wezen en dat het derhalve eerder een vervorming van den uitheemschen naam Walewein zal zijn. Waarom hij echter als argument aanvoert, dat ook ik niet in staat ben het eerste element van Walewijn uit het Germaansch te verklaren of zelfs maar dezen naam in oudere bronnen aan te toonen, is mij niet duidelijk. Ik heb op blz. 69 alleen medegedeeld dat Wal(e)winus in het Altdeutsches Namenbuch niet te vinden is. Maar daaruit valt niet af te leiden dat deze naam geen germaansche naam zou zijn; of bevatten de bronnen die Förstemann heeft geëxcerpeerd soms alle namen die in gebruik zijn geweest? Verder wees ik er op dat, in denzelfden tijd als Wal(e)winus, andere namen met het 2de lid -winus gewoon waren; omdat het hier aankwam op den uitgang. Dat het eerste lid germaansch was behoefde ik niet uitdrukkelijk te zeggen. Ik verwachtte niet dat iemand daaraan zou twijfelen, nu men nog heden een aantal namen kent die met Wal- | |||||||||||||
[pagina 295]
| |||||||||||||
beginnen en enkel van germaanschen oorsprong kunnen zijn. Men denke b.v. aan Walraven (in latijnschen vorm Walramus, Waleranus) en aan Walburg (Walburgis). Welk oud woord in het eerste lid van Wal(e)wijn schuilt is echter niet met zekerheid uit te maken, daar bij deze groep van namen verschillende naamstammen door elkaar gebruikt en met elkaar verward schijnen te zijn; maar dat doet er ook niet toe: in de 12de eeuw heeft stellig niemand meer aan de beteekenis van dat woord gedacht. Oudere voorbeelden dan die ik gaf kan ik inderdaad niet aanwijzen, maar ook dit bewijst natuurlijk niets: ik beschik nu eenmaal niet over volledige inlichtingen omtrent alle personen die vroeger in ons land geleefd hebben en mijne gegevens zijn slechts aan een zeer klein gedeelte der beschikbare bronnen ontleend. Ofschoon ik er uitdrukkelijk op wees dat men er dus geen gevolgtrekkingen uit kan maken omtrent het onbekend zijn van bepaalde namen in bepaalde streken en tijden, houdt dr. S. daar geen rekening meeGa naar voetnoot1). Er is dus m.i. geen reden om te veronderstellen dat de goedgermaansche naam Wal(e)wijn een vervorming moet wezen van Walewein. Eerder laat het zich denken dat een kopiïst, nadat de romanheld Walewein populair was geworden, dien misschien niet algemeen voorkomenden naam Walewijn met Walewein heeft verward. Dat men op het einde der middeleeuwen Gawyn voor Gawein vindt, gelijk Ywijn naast Ywein, is geen aanwijzing dat men ook reeds vóór 1200 Walewein door Walewijn kan hebben vervangen. Zouden er bovendien wel voorbeelden van oude verkleinvormen te vinden zijn, waarmede een formatie Walewijn uit Walewein geheel te vergelijken is? Vormen als *Giselbinus voor Giselbertus, *Wal(e)rinus voor Walramus en der- | |||||||||||||
[pagina 296]
| |||||||||||||
gelijke zijn voor zoover ik weet nooit in gebruik geweest. In Ritsin voor Ritsaert, dat dr. S. vergelijkt, en tal van andere (vooral in Vlaanderen voorkomendeGa naar voetnoot1)) soortgelijke verkleinvormen, mogen wij geen overeenkomstig geval zien. Wie de meening is toegedaan, dat vervanging van Walewein door Walewijn in zoo vroegen tijd aannemelijk is, kan echter ook veronderstellen dat de suffixwijziging onder invloed en naar analogie van de germaansche namen op -winus is geschied. Maar ik zou dan toch willen vragen of het wel heel waarschijnlijk is, dat men, onmiddellijk nadat men den romanheld Walewein had vernoemd, die vernoeming ongedaan zou hebben gemaakt door den naam te vervormen, niet slechts in één familie, maar algemeen, zoodat in Holland en Brabant Wal(e)wijn de gewone vorm wordt? Zou het niet voorzichtiger zijn, aan te nemen dat die 12de- en 13de-eeuwsche Walewijn's geen petekinderen van den neef van Koning Artur zijn geweest, en op hen geen gissingen omtrent de Britsche romans te bouwen?
g.j. boekenoogen. |
|