Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 36
(1917)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 177]
| |||||||||
Persoonsnamen voorkomende in de Cameraars-rekeningen van Deventer van 1337-1393.Ga naar voetnoot1)Van de Deventer Cameraars-rekeningen, op zoo onbekrompen wijze op kosten der Gemeente uitgegeven, was in 1912 het 7de deel voltooid. Die van 1337-1361 zijn in 't Latijn, die van 1361-1393 in het Nederlandsch geschreven. Aan de uitgave hebben achtereenvolgens gewerkt: Mr. J.I. van Doorninck, Dr. J. de Hullu en Mr. J. Acquoy. In de rekeningen die tot heden in druk verschenen, komen een duizend of vier verschillende persoonsnamen voor, waarover ik in de volgende bladzijden het een en ander wensch te zeggen. Daar de tot nu toe uitgegeven rekeningen over een tijdperk van slechts 56 jaar loopen, is het niet noodig mede te deelen in welk jaar elke door mij vermelde naam voorkomt. Ook liet ik de verwijzing naar het deel en de bladzijde achterwege, aangezien deze, met behulp van de bladwijzers, in de C.R. gemakkelijk zijn te vinden. We zullen beginnen met de voornamen, die we, zooveel doenlijk, alle vermelden. Misschien loopt er een enkele onder, die niet bij de inwoners van Deventer in de 14de eeuw voorkwam, maar alleen aan vreemdelingen toebehoorde. Men vergete niet, dat Deventer een aanzienlijke Hanzestad was, dus veel door vreemde kooplieden bezocht werd en dat tusschen het stadsbestuur en de bisschoppen van Utrecht, als ook andere groote heeren veel verkeer was. ‘Messelghiers’ gingen, blijkens de rekeningen, zelfs naar AvionGa naar voetnoot2) (Avignon), Rome en andere verafgelegen plaatsen. | |||||||||
[pagina 178]
| |||||||||
Voornamen van mannen, volle en verkorte. We rangschikken de namen naar het aantal malen dat ze voorkomen en zetten voor de regelmaat den Latijnschen vorm vooropGa naar voetnoot1). Johan(nis) (Henne, Henniken, Hense); Henric(us) (Henne, Henniken, Heyn(e), Heyniken, Hincke); Gerard(us) (Gheryt, Gheert, Ghert, Gheerdiken, Gerekinus); Herman(nus) (Hermanniken, Hermiken); Wilhelmus (Willam, Williken); Bernard(us) (Berent, Beern, Bene, Beniken, Benekinus); Theodoricus (Dyderic, Dyric, Deric); Lambertus (Lemmike); Lubbert(us) (Lubben, Lubbe); Jacob(us) (Coep, Copiken, Coppekinus); Arnoldus (Aernt, Arend, Aerneken, Aerd, Nolliken); Albert(us) (Elbert); Ecbert(us) (Egbert, Ebbert); Everhard(us) (Evert); Wolter(us); Otto (Otte); Nycolaus (Clawes, Cleys); Andreas (Andries, Andres); Ludekinus (Lude, Ludiken); Rotgher (Rodzier, Rutgher); Rodolph(us) (Roelf, Roelviken); Petrus (Peter, Peterken, Piet); Engelbert(us) (Engbert); Ghyselbert(us) (Ghysbert, Ghyso, Ghise, Ghys, Ghisiken); Oetbert(us); Stephanus (Steven); Reyner(us) (Reynier); Gosvin(us) (Gosen, Gosiken); Conrad(us) (Kone). De volgende, die minder voorkomen, geven we alphabetisch: Abelinus (Abelyn), Adam (Daem), Adulphus (Aleph, Aloef), Alekinus, Allard(us), Almeric, Alphard(us) (Alfer, Affer), Anse (Anseman, Asso), Bede, Bendictus (Beendict, Beneken), Berthold(us), Bertram, Berwold, Bitter, Bode, Baldewinus (Boldewyn, Bolte, Bollo, Bolle, Bolliken, Bole, Boleman, Bolekyn, Bolekinus), Bonde (Bunde), Borchard, Bruno (Bruen, Bruniken), Cesarius (Cysarius), | |||||||||
[pagina 179]
| |||||||||
Daniel (Daen), Dewekinus, Dyetmer (Detmer), Ditgher, Dobbo (Dobbiken), Eeric, Egidius (Gelys), Eylart, Elyas (Elys), Elmer, Emont, Ernestus (Ernst), Essekin(us), Filippus (Philips), Floriken, Fobert, Fokke, Garcelys, Ghedde (Gediken), Ghelbert (Ghelperd), Ghellekinus, Gelmer, Gene (Gheniken, Ghenekinus), Gherlach (Gheerloch), Gherwinus (Gherwen), Ghevard, Ghobelinus (Ghobel), Godert (Gadert, Gadiken, Gode, Ghodiken, Godekinus), Godfried (Godevart, Gadevart, Godeveerd), Gotschalc, Graes (Graesman), Grimbert, Hademan, Hake, Hartgherus (Hertgherus), Hartwicus (Hertwich), Heydenric, Helmich, Herbert, Herborn, Herwicus, Hessel (Hesseliken), Hildebrand(us) (Hillebrand), Hubert(us), Hugo (Huge), Hunolt, Ymme (of vrouwennaam?), Yngram, Yrwyn, Jordaen (Jorden, Joerden, Joerken, Jorekinus), Judas, Kerstiaen (Christiaen, Kerstien, Karstiken), Clemens, Kornekinus (Coerniken, Corriken), Korvus (Coerf), Costwyn, Laurens (Laurensiken), Lebbiken, Leffard (Leffert), Leo (Lewe), Leppold (Lippold, Leppe), Louys, Ludolph (Ludeke, Loef), Lucas, Luesse, Machorys, Marquard, Martinus (Marten, Merten, Martyn, Martineken), Mattheus, Matthias (Mathies), Maurekinus, Meeus (Bartholomeus komt niet voor), Meynold(us), Melys, Menno, Mense, Mento, Michel, Noydo (Noyde, Noydeken), Obe (Obekinus), Odewyn, Odo (Ode), Odolf, Oelric (Ulric), Paedtze, Paulus (Pawel), Pelgriem (Polegriem), Peliken, Post, Rabod(us) (Radbod, Rabbe), Randolphus (Rand), Reyger, Reynolt (Reyniken), Rembert, Rembold, Rether, Ribbert (Ribbe), Richard (Rycsiken), Riquin, Ro(b)bert(us) (Robiken, Robekinus, Robijn), Roland(us), Sander(us), Zegherus (Zeygher), Seyno (Seyne), Zelekinus (Zelicken, Seliken, Zilicken, Zieliken), Servaes, Zybert (Sibbe, Zybekinus), Siffridus (Syvert), Symon (Symen), Spaen, Sweder, Thomas (Maes), Thonys (Antonius komt niet voor), Tyasse (Tyase, Tyese, Tese, Tys, | |||||||||
[pagina 180]
| |||||||||
Ties), Tibbe, Tyde(kinus) (Tydiken), Tile (Tyelike, Teleman, Teleken), Udo (Ude), Volker, Volmar (Volmer), Volradus, Vos, Vrank, Vrederic, Vrouwekinus, Walramus (Walraven), Wenemer, Werentholt, Wernboldus, Werner, Wessel, Wichardus, Wichbold, Wygherus (Wiggherus, Wycherus, Wicher), Wichman, Wyne (Wyniken), Wynold(us), Wyer, Wyric, Wyto (Wyte), Wobbo, Wolbert, Wolf. Voornamen van vrouwen. Verreweg het meest komt voor de naam Aleydis (Aleyd, Aelt). Veel voorkomende namen zijn ook: Fenne, Hildegunt (Hillegonda, Hille), Berta (Berte), Ghesa (Gese, Ghesiken, Geske) en Griet(e) (Grete). Den tegenwoordig zoo geliefden naam Maria ontmoet men hoogst zelden; een der ‘Vresinnen’ die in Deventer een deftig logement hielden, heette zoo. Een grooter of kleiner aantal malen vinden we de volgende namen, die we in alphabetische orde geven: Agnies (Niese, Nese), Alfyt (Alphide, 3e nv.), Anna (Anne), Armeghard, Arnekina, Bata (Bate), Beatrix, Begina, Bela (Bele), Diedele, Dymburgis, Elisabet (Lysabeth, Lyse, Lise, Lysiken, Elsebea), Elle (Elliken), Enghelradis (Engele), Essele, Evese, Fenne, Fye, Foyse, Ghebbe (Ghebbeken), Gheertrude (Trude), Ghela, Ghette, Ghiele, Ghode, Gostouwe, Hasse (Haze, Hassiken), Heylwich (Heyle, Heyliken), Helenborch, Yda, Jutta (Jutte), Katherine, Cristina (Styne, Styneken), Kunne, Lamme, Lubberich (Lubburgh), Lummodis, Lute, Lutgard, Mechthilde (Mechteld, Mette), Menburgis, Mildradis, Mille, Mineta, Minte, Nanne (Nenne, Nenneken, Nennekina), Onna, Petronelle (Peternelle, Nelle), Rykelant, Sanne, Zoete (Zote), Swanelde (Zwaniken, Zwene, Sweniken, Zwenne, Zwenniken), Terresia (Teersiken), Thengele, Wendelmoet, Wenna, Wibba (Webel), Wychmodis, Wyssa (Wyse). Soms vinden we een persoon genoemd alleen met een voornaam, maar dit was in de 14de eeuw reeds ongewoon. In de | |||||||||
[pagina 181]
| |||||||||
C.R. komt het nog voor, hetzij kortheidshalve, of omdat de aanduiding zoo in het verband duidelijk genoeg was; waarschijnlijk slechts zelden omdat de genoemde personen niet anders bekend waren. Hier volgen eenige voorbeelden: Anna, Begina, Benekinus, Bertram, Engelradis, Gherwyn, Ghysekinus, Grimbert, Peterken, Rabodus, Mr. Servaes. Maar meestal staat alsdan bij den naam een bepaling, om den persoon nader aan te duiden: Aleyt Johans wijf in Assenstrate, Cleyn Berent, Berte des cupers, lange Bolte, scone Dyderic, Witte E(n)gbert, corte Eylard, dumme Fenne, dulle Grete, zwarte Griete, Johannis by Marien et Lutte Vresinnen, kale Werner, enz. Natuurlijk is deze bijvoeging dikwijls de aanwijzing van het beroep van den bedoelden persoon: Arend de Pastoor of cureyt, Arent verwaerder der heircogge, Bertold kokenbacker, Cesarius de smid, Ecgehard clericus, Elsebee gurtenmakester, Evert die die Brincpoerte plach te waren, Godiken die backer up den Dyke, Heyniken koer op de Noordenbergpoort, Lutghard die baghineGa naar voetnoot1). Vooral personen uit den dienstbaren stand worden met hun doopnaam genoemd: Roelf Platvotes knecht, Styne vriesinnen maghet. In een rekening: ‘Vor onser stad knechten loen’ van 1390 lezen we o.a.:
| |||||||||
[pagina 182]
| |||||||||
Maar ook hooggeplaatste personen, b.v. de Cameraars zelf, werden dikwijls alleen met hun voornamen genoemd. De toenamen gingen allengs in vaste geslachtsnamen over, terwijl het uit de rekeningen niet altijd is op te maken of een naam nog slechts een persoonlijke bijnaam is of reeds een erfelijke toenaam is geworden. Gaan we nu de verschillende soorten van toenamen na, die we in de C.R. vinden, dan moet ik allereerst melding maken van het benoemen naar vader of moeder. Wij vinden nog vele voorbeelden van den vollen vorm: Gode Gheridessone, Arend Grietensoen, Jacob Sconeheynensone, Everhardus Fennenzone, Johan Lijsenkint, Henric Albertss., Gosen Gosensz. In de latijnsche rekeningen soms pleonastisch: Jacobus filius Mettenzone, Mento filius Mennenzone. Maar veel gewoner is reeds de enkele genitief: Johan Mensen, Johannis Peternellen, Peter Oden, Ghyse Blancheynen, Ghert Jordaens (Jordens), Lubbert Eylarts, Henricus Aleydes, Hille Vosses, Wessel Oelrix; in de latijnsche rekeningen: Henricus Riquini, Ecbertus Alberti, Theodoricus Rotgheri, Henricus Egidij. Enkele malen staat de toenaam in den nominatief; we zien hier dus den vasten toenaam in wording: Johan Aerniken, Johan Bet, Giselbertus Blanckeheyne, Albertus Godescalcus, Werner Judas, Hermanniken Ludghard, Johan Lucas, Lubbert Ribbert (naast L. Ribbe en Ribben), Allard Salomon, Williken Schelemaes (schele Thomas). Zeer talrijk zijn daarentegen de patronymica op -ing, -inc: Heynike Abbing, Henric Alphardinc (-ing), Otbert As- | |||||||||
[pagina 183]
| |||||||||
sijnc (naast Assing), Seyne Beernding, Johan Bruning, Henricus Gonning, Berend Herberting, Wolter Hildering, Johannis Symoninc, Peter Willeming Lubbertss. Als we de bladwijzers nagaan, vinden we van de toenamen op -ing en -inc in deel I: 17 op -ing en 35 op -inc, dus 67% op -inc; in deel II: 69% op -inc; in deel IIIa: 10% op -inc; in deel IIIb: 6% op -inc; in deel IV: 2% op -inc; terwijl in deel V, VI en VII de vorm op -inc niet meer wordt aangetroffen. Dat het suffix in de 14de eeuw nog leefde en tot vorming van nieuwe namen kon worden gebruikt, bewijst het voorkomen van Johan Leppens naast J. Leppinc, Wolter Werren naast W. Werninc(g). Het werd ook gevoegd achter beroepsnamen, b.v. Gerardus Borchgreving, Willam Gruytering (naast Willam de Gruiter), Albert Heerding, Hermannus Hoygerinc, Gosen Provesting, Wilhelmus Tolnerinc, Fredericus Wevering. We vinden het zelfs achter toenamen die aan bnw. en znw. zijn ontleend: Nicolaus Dullinc, Herman Groening, Johan Crullinc, Godiken Scerpinc, Wolter Schevinc, Albert Vetting; - Vrederic Zuerpering (naast V. Zuerpeer), Johan Dyking (naast J. ton Dyke). Deze laatste naam geeft ons aanleiding meteen te wijzen op den overgang der ing-namen tot hoevenamen. Dat een aantal toenamen op -ing in de C.R. aan den naam van boerderijen zullen zijn ontleend, wordt waarschijnlijk nu wij personen vinden aangeduid als: Johan to Hamming (naast J. van der of ton Hamme) en Johannis to Johanninck; in vele dergelijke gevallen zal het voorzetsel zijn weggelaten. Dat niet alleen de voornaam van vader of moeder in den genitief bij dien van het kind werd gevoegd, maar soms ook in plaats daarvan de toenaam (beroepsnaam enz.) spreekt van zelf; b.v. Symon SmedesGa naar voetnoot1). Talrijk zijn de voorbeelden echter | |||||||||
[pagina 184]
| |||||||||
niet. Bij vrouwennamen evenwel was dit regel: Gheryt Aving-Lutghard Avings, Werner Backer-Mette Backers, Clawes Bec-Mette Beckes, Lambert Bisschop-Engele Bisschops, Ghiselbert Boelding-Mette Boeldings, Johan Bollard-Elliken Bollards, Henric Dolreman-Hille Dolremans, Heyn Duvel-Thengele Duvels, Henniken Elverding-Bate Elverdings, Willam Heriken-Helenberch Herikens, Gosen Cobelle-Heylwich Cobellen, Gherit de Cropel-Zwenne Cropels, Wolterus Crummevoet-Ghette Cromvotes, Johan Loning-Trude Lonings, Wolter Oving-Mette Ovinges, Ghelmer Raend-Ghese Raendes, Johan Reemaker-Wyssa Reemakers, Christiaen Ruting-Yda Rutinges, Willam Schmeler-Fenne Schmelers, Herman Sluter-Aleyt Sluters. Behalve door middel van vaders of moeders naam worden personen ook aangeduid door het noemen van andere betrekkingen: Johan Dempighen zijn vrouw, Aleyt vrouw van Lambert Maes, der Broeteterschen man, des Broeteters wijf, des rijken cupers wijf, Everd Aleyden man, Gosens zuster ter Hare, Gherid Dybboldes sone sinen broder, Egbert Ghenikens zwager, Johannes sijn styefzone, Gheert Zwollemansn eve, Ghese nichte Genikens, Schoon Engbert knecht van Henric van Zonnenbergen, Zwene Zwollemans maagd, Lamberts maghet van Yperen, Lambert ghesel van Geride Hamersteel, Nese mit Johan van Munster, Swenelde concubina Hering. Tal van toenamen komen in de C.R. voor, die ontleend zijn aan ambt, stand of bedrijf. Dikwijls zal die naam nog het beroep van den genoemden persoon zelf aanwijzen, vooral als daarbij nog het lidwoord staat: Albert de smyd, de vysscher, de stadshierd, Aleyt die cremester, Arend de stadswachter, die veerGa naar voetnoot1), de cremer, de hierd, Berend die | |||||||||
[pagina 185]
| |||||||||
copdreyer, de koerGa naar voetnoot1), de penderGa naar voetnoot2), de tolner, de scholaster, die pelser, Dyric de coster, die verckenhierde, de wondenbinder (cyerrorgus, dus de chirurgijn), de mulner, Egbert de poertener, Evert die beldensnyder, Gheert die kannemaker, de platemaker, die stycker, die verckensteker, die woltgreve, Henric de ghiternyerre, de wercman, de Louwer, Heynike die Luchtenmaker, Herman de scroeder, Johan die toommaker, de potgieter, die scholemeyster, Lyse die bidster, Lambert de hoenrevengherGa naar voetnoot3), Lambertus den OesthouwerGa naar voetnoot4), Peter de kerchereGa naar voetnoot5), de hoppenbrouwer, Roelf die piper, Sander die dregher, Oelric de Hoyer, Willam de leyendecker, die scherre, enz. Maar ook bij de namen zonder lidwoord zullen er zijn die nog geen vaste geslachtsnaam zijn geworden. Slechts in enkele gevallen is dit met zekerheid uit te maken, b.v. bij Johannis Lywantkoper doliator (d.i. kuiper). We laten hier nog volgen: Henricus ArchmakerGa naar voetnoot4), Ghyselbertus Barchmaker (naast G. Berghemaker), Werner Backer, Gerardus BedekerGa naar voetnoot6) naast Bodiker), Heylwig Bierdragester, Henric Boemhouwer, Dyric Borduerwercker, Albert Breefdragher (naast A. de briefdragher), Leo (de) Dreyer (naast: Dregher, Dreygher, Dragher, Tornator), Otto | |||||||||
[pagina 186]
| |||||||||
(de) Haermaker, Ghisekinus Hoenrevangher, Haze Hokester, Heyneman KanwersynGa naar voetnoot1), Andries Koggenstuerre, Arend Crimpemaker, Henricus Krudener, Johan Lanternenmaker, Bernard Leestemaker, Conradus Leygendecker, Johannis Nauta, Ghese Parkemynster, Petrus Zadeler, Johan Schemelmaker, Jacob Schipheer, Wilhelmus dictus Scipsmeder, Godekinus Schroder, Herman Sparenmaker, Mette Spenstersse, Johannis Spindemaker, Rotgherus Steenbicker, Henricus Steensnider, Gosen StilleganghemakerGa naar voetnoot2), Fredericus TogheheerdeGa naar voetnoot3), Ghese Venehierdester, Heyn Vogheler (naast Henric de Voghel(a)er), Johannis Wegghenbacker, Wolterus Wiinbove (naast Heynike de Wynknecht), Sweder Wullenwever. Hier moge verder nog vermeld worden Henric Guetsnyderss. en een scheldnaam als Heyniken die Holtsnyder mitter lamer zaghen. Tot de beroepsnamen behooren ook vele namen op man: Henricus Appelman, Gese Beyerman, Roelf Byerman, Herman Bodelman, Mette Botermans, Henric Bouman, Lambertus Careman, Phylippes Cloppeman, Gerardus Koepman, Hugo Olyman, Johan StocmanGa naar voetnoot4), Gheryt Stureman, Werner Timmerman, Herman Tuneman, en misschien ook de volgende, die ontleend zijn aan gereedschap of fabrikaat: Herman Mostard (naast H. Mosterdman), Gheryt ByerwischGa naar voetnoot5), Henric DonrebuschGa naar voetnoot6), Wigbold | |||||||||
[pagina 187]
| |||||||||
Dundoec, Gheert Hamerstele, Gheertrudis HatewulleGa naar voetnoot1), Dyric Haverzac, Heylwich Clinchamer, Wolbert Kopernaghel, Herman Rostebile, Arent Schepel, Ghiselbert Tenghenaghel, Gheryt Vijsel. - Nelle mitten lichten brode, Mr. Willam mit der gyternen, Henric mitter luten, Wolter mit der caren (naast W. de Kaerman). - Een imperatieve naam is Snyderoc (waarvan: snyderocsterGa naar voetnoot2) naast Berte Snyderockes) en misschien ook Evert StoppezacGa naar voetnoot3). De volgende zullen wel geen beroepsnamen maar bijnamen zijn: Gheryt Burghermeyster, Johan die Ridder, Dyric de Keyser, Katerine des Koninges, Johan de Monic, Lambert Bisscop, Gadiken Cardinael, Willam die Pawes; alsmede: Wolter de Bedeler, Dyric de Boyser, Herman Dobbeler, Gheryt die Duvel (naast Heyn Duvel), Johan die Ghec. Vergelijk ook: Arnoldus BroeteterGa naar voetnoot4) (naast Fenne Broetetersche) en misschien Johan Sprengher (springer?). Bijnamen die aan eigenschappen of kenmerken van personen zijn ontleend ontmoeten we natuurlijk telkens. Zoo o.a. de volgende, die aan uiterlijk voorkomen of kleeding doen denken: Johannis cum Barba, Berent mitten groten byene, Aernt die BuleGa naar voetnoot5), Godeken metter lamer hant, Henric mitter bunter hand, Gadiken mitten hare (Godekinus | |||||||||
[pagina 188]
| |||||||||
cum crine), Fenne mitter Nesen (Fenne cum naso), Gosen mitten enen oghe, Jutte mitten lipen oghe, Johan mit der Stelte, Hermannus mit der Wartten, Lambertus ClumpenerGa naar voetnoot1) (naast Lambert de Clumper), Herman Clunsevoet, Wolter Cortehals, Dyric CrangogheGa naar voetnoot2) (naast Crancoghe), Berend die Cropel, Wolterus Crummevoet, Herman Langarm, Langhebyen, Herman dictus Mategroet, Herman Platvoet, Berent die Rode, Sweder Rodebaert, Boldewyn Schelewart, Gerardus Sconehals, Herman Schuddebast, Jutte Schuddevoet, Dyric Zeepoghe, Johan Slichtevotiken, Johan Spechals, Willam Suermont, Johan Witkop (naast J. Wyttop), Ghert Wittebaerd, Tydiken Wittebolle, Johan Witvoet. - Gerardus Behaghelaer, Everhardus Blaweroc, Otto cum Bella (ook: Otten wijf mitter Bellen) Aernt Corteroc, Elsebe mitter RansenGa naar voetnoot3), Johan die StryepedeGa naar voetnoot4), Albert Zwaercappe, Bele TerenteysGa naar voetnoot5). Ontleend aan zedelijke of andere eigenschappen zijn de volgende: Zundige Lubbert (Peccans Lubbertus), Herman die Boze, Ghert die gude, Gheryt Dapper, Andries die Hovessche (A. de Hoeffsche), Matthias de loerre (naast Matthias de muserGa naar voetnoot6), Johan die Loze, Willam de Onverzaghede, Evert die Quade (naast Henric Quade), Godevaert Razekop, Ecbertus Rumehant, Berthold Simpel, Johan die Struve, Willam Truernyet, Johannis Vryerherte, Willam die Vrode, Berend die Vrolike, | |||||||||
[pagina 189]
| |||||||||
Johan Vruchtenyet, Werner Wacker. Misschien ook Herman mitten Hovede (de koppige?). - Theodorus Bevende, Jacob Dempighe, Aloef die zwinde. - Arnoldus de Doet naast Johan de Levendighe. - Johannis Dwingeland, Berend de onbedwongen. Ook een aantal namen op -aard behooren hier genoemd te worden: Henricus Dullard, Dyric Grauward, Wilhelmus Crollard, Jacob Crumpard, Johan Kladdard (naast Johan Kladde), Johan Loyard; maar van vele is de juiste beteekenis onzeker en niet meer na te gaan: Godiken Bollard, Dyric Dayard, Aernt Hellenaert, Johannis Cantart,Egbert Lauward, Heyneman fil. Mulard, Maes Pannard, Conradus Scullart, Egbert Stoppard, Henricus Stulard, Everd Wayard, enz. Hoe een persoon aan zijn bijnaam of scheldnaam kwam, kunnen we thans niet meer aanwijzen, ook al zijn de woorden in hun beteekenis duidelijk. We laten er hier nog eenige volgen: Gosen die Man, Bendictus des Keerlen, Johan Sconevrient, Genekinus Goetghebuer, Johannis Goetkint, Henricus GudeknapeGa naar voetnoot1), Trude Grisepape, Tydeman Morriaen, Berent Vader. - Herman Eykoer(e)n (Ekoren, Eekhoren), Beniken den Euer, Johannis Garnaet (naast J. de Ghernaet), Aernt (die) Hase, Kerstien Kyvit, Johan die Lewe, Gerard ModerickGa naar voetnoot2) (Mudric, Moderken), Gadert Otter, Herman Pawe, Gosiken dat Ree, Steven Schaep, Henric Valepaghe(n)Ga naar voetnoot3) (naast: Heynekin met den valen peerde), Herman de VelickeGa naar voetnoot4), Wilhelmus Visch, Gheryt Voghel, Johan die Vos, Aleyd Vuelbrasem, Willam Vuylhering, Henric Witgans, Jacob Wulf. - Arend Bolckeshovet, Wolter Colde- | |||||||||
[pagina 190]
| |||||||||
sculder (naast dictus Koeldeschulderen), Willam dictus Cranenvoet, dictus Peerdesvoet, Ludekinus dictus Calvestert (naast Ludeken Coestert), Bernardus Volenstert, Heyliken Zwaelwensterts. - Arnoldus Bonepot (naast dictus Bonecop), Johan Boterbroed, socer dictus Hoppenbyr, Johannis Karnebotere, Henric Mispele, Henric Petercely, Johan Smeerbyer, Ghebbe Zoteboteren, Swanelde Totelwegghe, Henric Vlatewegghe, Jacob Witappel, Vrederic Zuerpeer. - Ecbertus Kisteken (naast E. mitter Kisten), Coep Hellem, Aernt Hoet, Bruen Houschilt, Dyric Staelhoet, Balduinus Wamboys, Clawes Schimmelpenning, Everd Vijfpenning. - Wolter Paschen, dictus Zaterdag. Onder de genoemde bijnamen komen reeds vrij zonderlinge voor; zonderlinger zijn zeker nog vele der volgende: Lutghard Daerboven, naast Johan Hierboven, Ghert Duertyt, Henricus Ghelewater, Roelof Godesblommiken, Gerardus Guetijdes en Engelbert GuettijtGa naar voetnoot1), Bernardus Halsbreker, Henric Hoerenjagher, Lambertus Mittermoder (die met zijn moeder woont?), Henricus Mittervrouwen, Gerardus Mittenwyve, Godiken Mugghenzweet, Bruen Nyghenap (Nye-, Neghenap), Heyniken PaghensnapGa naar voetnoot2), Johan Regenvercken, Heyniken Speketer, Gosen Vredegodes (naast G. Vredegades, G. Vredegoeds), Tydekinus Wirrewarre. Zinnen als namen gebruikt vinden we in de volgende: Henric Blasekercke, Johannis Bliefhier, dictus Halewater, Kykepot, dictus Pluckerose, dictus Ruketunne, dictus ScuchteluningGa naar voetnoot3), Lambertus dictus Slepestrate, dictus Suepuet (Zuepuyt), Johan Vindebone, Willam Vindelant, Johannis Winnepenningh, e.a. | |||||||||
[pagina 191]
| |||||||||
De zonderlingste naam, dien ik ontmoette, is wel: Bernardus Beterdansiinvader (naast Benekinus Melior suo patre). Uit de gegeven voorbeelden bleek reeds, dat ook in de C.R. de toenaam dikwijls wordt voorafgegaan door dictus, gheheeten. Vooral in de latijnsche rekeningen komt dit voor. Wij geven hier nog eenige meerdere voorbeelden, waaronder alle soorten van toenamen; bij deze zijn er verscheidene waarvan de beteekenis mij niet duidelijk is: Henricus dictus Angheler (naast Henniken die angheler), dictus Apenkovele, Gerardus dictus Antinge, dictus Baselaer, Henricus dictus Bietvuer, dictus Blome, Herman Egbertssoen ghehieten Bodelman, Walter dictus Borre, Johan dictus Deventer (naast Johan van Deventer), een knecht ghehieten Hamer, Gerardus dictus Hane, Ecbertus dictus Kae, dictus Capellaen, dictus Keylbroet, Johannis dictus Cleric, dictus Coelgans (naast Wilhelmus Collegans), dictus Coevoerden (-ia), Johan Ghertssone anders ghehieten Korf, dictus de Cortte, servus dictus Kotenwerper, servus dictus Middelhues, dictus Pluckstert, Yda dicta Rebbeke, dictus Ruterbeernd, Ghert to Nynlande ghehieten Schedemaker, Jacobus dictus die Scheerre (naast Jacob Scherere), Dyric van der Holiken ghehieten Snapereyse, dictus Soppenbroet, dictus Stekevisch, Conradus dictus Spaermaker (naast Spoer-, Spoor-), Matthias dictus Sweertvegher, dictus Tydenvader, Henricus tor Upwolde dictus Ulrike, Gheryt Wonder ghehieten Vlatewegghe, dictus Walraven, dictus Wamboyssticker, Gosvinus dictus van den Water, dictus Wulvekinus. Evenals in andere Saksische streken vond men ook in Deventer een groot aantal tweelettergrepige namen op -e. Daaronder zijn veel bijvoeglijke naamwoorden, die in den verbogen vorm staan, ook als ze zonder lidwoord gebruikt worden, b.v. Herman Blawe, Wolter Brune, Johan Dove, Johan Felle, Grijse, Werner Grote, Ghert Guede, Polegriem Coperne, dictus Cortte, Johan Crose, Willam Crumme, Ghode Cruve, Johan Lange, dictus Lauwe, dictus Olde, Henric Quade, Johannis Rijke, Arend Rode, Engelbert Ruwe, Henric Sc(h)ele, | |||||||||
[pagina 192]
| |||||||||
Jacob Scheve, dictus Styve, dictus Stramme, Johannis dictus Swarte, Gerardus Vette, Henric Vlugghe, Henricus dictus Wyse, Henric Witte, Wenemarus dictus Wrede. Verder komen nog voor: Blesse, Blome, Bolle, Bone, Borre, Braghe, Bruse, Budde, Bule, Busse, Dalsche, Dobbe, Donne, Esse, Grepe, Grubbe, Habbe, Hane, Hake, Ha(u)we, Here, Hodde, Holle, Holste, Hube, Jode, Cane, Kanne, Keyle, Kybbe, Kywe, Kladde, Clenke, Clinghe, Clusse, Knake, Knolle (Knulle), Codde, Koghe, Kote, Crane, Crede, Creye, Crone, Krincke, Kuncke, Lodze, Locke, Lubbe, Minne, Momme (Mumme), Mugghe, Mule, Mussche, Mute, Necke (Nacke), Pape, Pa(u)we, Peye, Pinne, Prigghe, Pruse, Recke, Rogghe, Ronne, Rupe, Schake, Scherre, Schoke, Schulte, Schutte, Sc(h)uwe, Zelle, Z(e)yke, Smacke, Snippe, Snoye, Snuve, Spinne, Sprute, Spunghe, Stappe, Stycke, Stoke, Storde, Strubbe, Stupe, Talpe, Tassche, Tussche, Valcke, Vincke, Vlade, Vlome, Voeste, Vole, Voncke, Vrancke, Vrokke, Vughe, Wyte. Vele van onze familienamen zijn ontleend aan de plaats waar iemand vandaan komt of waar iemand woont. Zij behooren tot de oudste, daar iemand, die op zijn eigen grond woonde, al vroeg daarnaar genoemd werd. Geen wonder dan ook, dat de adel het eerst dergelijke namen aannam. Op de edelen volgden de dienstmannen. In navolging van dezen werd ook de boer later evenzoo naar zijn hoeve en de burger naar de ligging of den naam van zijn huis genoemd of naar de plaats van waar hij afkomstig was. Wanneer nu een familie geruimen tijd op dezelfde bezitting of op dezelfde plaats woonde, kon het wel niet anders of dergelijke toenamen werden vaste familienamen. In onze rekeningen zijn namen van deze soort zeer talrijk. Vooreerst vinden wij er een aantal leden van den adel, uit den omtrek of van verder af: Joncker Ludolph van den Ahues, | |||||||||
[pagina 193]
| |||||||||
Dominus Robertus de Arckel, Henric van Balveren, Arend van Bocop (naast A. to Boechoep), joncheer Vrederic van Bronchorst, Herman de Dedem, Seyno de Dorrete, Dyric van den Rutenberghe, joncheer Zweder van Voerst, enz. Niet-adellijken werden op dezelfde wijze benoemd: Geert van Aernhem, Johan van Aldenzel, Theodoricus de Elburgh, Egbert van Grammesberghe, Dyetmer van der Groenowen, Willam van Cronenberg, Johannis van Ossenbrugghe, Rutgher van Ruermonde, Ulric van Zwolle, enz. We vinden er onder personen uit de buurt van Deventer: Alphardus de Batmen, Everd van Borghelo, Henricus de Ghetelo, Borchard van Colmenschoten, Ludike van Olst, Gerardus de Twenlo, Everd van Wilpe; anderen soms van zeer verre: Henricus de Auion (naast Herman van Avioen), Ludekinus de Borghunden, Gheverd van Hildensem, Lambertus van Yperen, Dyric van Colne, Albert van Coertrike, Mattheus van Luec, enz. Ook wordt de herkomst wel aangeduid door een zelfst. nw.: Henric de Brabanter (naast Heyne van Brabant), Pieter Hollander (naast Dyric die Hollander), Andries de Overlander, Dyric die Zasse, Johannis dictus Zelander (naast J. van Zelant), Godekinus Vlaminc, Rembold de Vryse, Lambert die Wale, Ghert die Went; misschien ook: Clawes Cortrosyn (Kortrijkenaar? verg. Verdam op Courtrosyn). Voorts Henric de Jode. Zeer talrijk zijn ook de namen van bovengenoemde soort, ontleend aan een hoeve of andere woning op het land; ze worden dikwijls voorafgegaan door andere voorzetsels dan van: Rudolph ton Byvanghe (naast Rudolphus Byvang), Willam ton Bolkeshorst, Albert van Hengeveelde (naast A. up Hengeveld), Borchard uppen Hoenhamme, Herman van Hulskate, Wolbert ter Hulszaet, Willam ter Latmer, Albertus de Melclede, Jacobus van Mermuden, Clawes tot Overenge, Sweder ton (ter, van den) Polle, | |||||||||
[pagina 194]
| |||||||||
Andries ter Rypenhave, Berent van Vresenwyc, Clawes to Wormeghaerde. Ook namen met meer algemeene plaatsbepalingen komen veel voor: Dyric van der Beke (naast Johan ter Beken), Martyn ton Bome, Aleyt ter Borch, Henric ter Brugghen, Johan upt Ende (naast J. bi den Ende), Wychman up den Essche, Bate ter Hellen, Henricus ton (uppen) Merssche, Johannis ter Molen (naast J. van der Molen), Gerardus uppen Oerde, Johan ter Veluwen, Willam ton Vene; en ontleend aan plaatsen of huizen in de stad: Eylard up den Berge, Dyric bi den Brincke, Heyne ton (uppen) Dycke, Theodoricus ter Duempoerten, Gheert up Enghestrate, Heriken up den Kerckhove, Ghert in de Menstrate, Beernt up den Pote, Werner van den Pothove, Coenraet uppen (ton, biden, van den) Walle, Henric ton Hilighen Ghieste, Bernardus in der cameren, Nyese in glavimakers camer, Herman tor Cammenaden, Albert Willams knecht uppen kelre, Abelyn ter Clocken, weerdinne in den Crauwel, Henric tor Munten (naast Henricus Munt), Wilhelmus ton Pardyse, Dyric ton Spitale, Huge van der WederwagheGa naar voetnoot1). Talrijk zijn ook de namen met -huis (meerendeels buiten de stad gelegen), en deze worden meestal voorafgegaan door to, b.v.: Roelf ton Barchhues, Huge ton Broechues, Reyner ton Enghues, Menno ton Essehues, Gerardus maritus Grete ton Gaerhues, Robert van den Ganzenhues, Rotgher ton Grotenhues, Berend in den Gruithuis (naast B. de Gruiter), Johan ton Hackhuys, Reyner ton Camphues (naast Reyner Camps), Egbert ton Leemhuys. Boven zagen we reeds enkele malen, dat namen van deze soort, die gewoonlijk door een voorzetsel worden voorafgegaan, soms ook zonder voorzetsel gebruikt worden. Hier volgen nog | |||||||||
[pagina 195]
| |||||||||
eenige voorbeelden: Henric Tydekenss. Apeldoren, Wernboldus Avercamp, Berent Duvenbeke, Roelf Hazenbroec, Johan Hillehorst, Henric Honichvelt, Bruen Calveswinkel, Jacob Catwinkel, Gerardus Kyvittesbrinc, Borchard Aerntssone Kukeshoern, Boldewijn Noteboem, Johan Nuwenaer (naast J. van Nuwenaer), Ghesa Rovecamps, Gosen Scadevelt, Wolter Smalenbrugghen, Berent Spelderwoelt, Henric Velthues. In Deventer, evenals in andere Saksische streken, wordt de bewoner of de bezitter ook aangeduid door een samenstelling met -man. In onze rekeningen vinden we daarvan voorbeelden: Gheryt Brinckeman, Lubbert Dycman, Herman Hovelman, Theodoricus dictus Poertman, Johan Putteman, Gerardus Slademan (verg. Coep ton Slade), Henricus dictus Stegheman (naast Henric ter Steghe), dictus Veneman. Evenzoo naar de herkomst: dictus Ghelreman, Wilhelmus Olsteman, Berent Zwolleman. Zooals uit het voorgaande blijkt zijn de namen in de C.R. in den regel niet lang; toch komen soms lange namen voor, waar nauwkeurigheid in acht genomen moest worden, als bij het inschrijven van nieuwe burgers. Zoo o.a. de volgende, ontleend aan een rekening van 1362. Onder het hoofd: ‘Receptum de conciuitate’ (Van Borgherscap) vinden we daar: Berend die Cremer Ghert Meyboems sone, Willem van Gronlo heren Henrix sone Kemping, Johan van Vreden Johans sone Beerning, Werner Johans sone Berending van Vreden, Willam Grieten soen Albertes des Veers. In een van 1364: Wise heren Johans maghet Nauten, Jacob Lysen man Vroumates dochter. In 1373: Johan Johans soen heren Everds soen van Baec. In 1376: Meyster Ghert van der Broec die goltsmid. In 1380: Elys van den Zile Pawels zwagher des cremers. Ook ontmoeten we in onze rekeningen personen, die aangeduid worden alleen met hun toenaam, met weglating van den voornaam. Hier is dus de eerste meer gebruikelijk geweest dan de laatste. We noemen: Bonecamer, Bradenhoen, Dem- | |||||||||
[pagina 196]
| |||||||||
mingh (verkocht een paard), Hummen (een vreemdeling, die een koe verkocht aan de stad), Heffenbudel (een wachter), Clevezadel (een knecht van den bisschop), Codde (knecht van den scherprechter), Keersebome (een krijgsman), Palsterborch (een vreemdeling), Rebuc (die den schepenen een ree gaf), Ryselman (een stadsknecht), Rodenbacker (Ruphus pistor), RodenkocGa naar voetnoot1) (die de stad veel overlast deed), Zetoppe (een graver), Snyderoc, Snyderocster, Snorrebolt, Spierbroet, Voghelzanc, Wellepael. Zagen we dat een persoon kon worden aangeduid door het noemen alleen van den voornaam (zie blz. 181) of van den toenaam, soms wordt er in 't geheel geen naam genoemd en bedient de schrijver zich van aanduidingen als de volgende, die voorkomen op de lijsten van hen die een boete (kore) hadden betaald: Een arm wijf, een vrouweken van Arnhem, dat kint van den Vene, des glavimakers zone, die pelser mitten crummen voten, eyn knape van Aerden, die Jode, die crudenersche, een vrouweken bi Hademanne, eyn knape van Arnhem die up den Berghe woont, des sporenmakers broder, den wildeman, de Stumme. Het bovenstaande zal, naar ik hoop, voldoende zijn om eenig denkbeeld te geven van de wijze, waarop in de 14de eeuw in Deventer de personen werden genoemd. We konden natuurlijk niet alle namen vermelden: we moesten een keus doen. Ten slotte volgen hier nog een aantal namen, die mij niet duidelijk zijn, maar die voor anderen misschien van belang kunnen wezen: Henric geheeten Babbenstute (naast dictus Babbensluder), Hermannus Boerbuet, Gherlach Douslagher, Johan den Dufeler, Ghisenkot, Henneken Godesharcke (naast Henniken Godes Hercken), Johan Haderslief, Jacobus dictus Hatekeerl(e), Henric Homboc, Herman Huppentyerre, dictus Kaepup (naast Capop), Bolte | |||||||||
[pagina 197]
| |||||||||
Kynckelaer, dictus Kokentut, Wessel Comhaer (Comheer), Gheryt Conhaer, Evert mit der Konst, Ghert Kuzehaze, Dyric Malcghast (Melcghast, Maleghast), Johan Minrevoet, Everardus Mosekop, Johan Mosenrunt, Berend Pamont, Henricus Popeloriken (naast Papeloriken en Elleken Papelo(e)rikens), Henricus Pransepaghe, Johannis Puterling, Wolter Rovetassche(n), Dyetmer Ruzepapen wijf, Bruen Scandenbring, Philip die Scrassere (naast P. Scrasser), Johannis Scockerlot, Wilhelmus Scudore (naast W. Schuetoren, dictus Scudore(n)), Griet Sickeldoren, Petrus Slindewerve, Berent Splyto(e)f, dictus Stryckevole (naast Henricus dictus Strickevolicke), Oetbert Suseler (naast Otbertus Soselere), Gherit Trijnder, Elle Twent(h)ebone(n)), Dyric Viervang, Herman die Wedighe, Johan Wy(de)dore, Wodestake.
Leiden. w. draaijer. |
|