Vooral het Oudgermaansch heeft hij daaraan dienstbaar gemaakt, doch zijne wonderbaarlijke veelzijdigheid behoefde zich daartoe niet te beperken: het geheele Indogermaansche taalgebied overzag hij, en sommige deelen er van beheerschte hij. Maar dat er ook daarbuiten terreinen waren, waar hij zich niet vreemd of zelfs waar hij zich thuis gevoelde - wij zwijgen van zijne Indisch-Polynesische studiën - bewijzen zijne tijdschriftartikelen: ‘de Sage van Karel en Elegast bij de Mongolen’ en ‘een Hollandsch woord in het Tamil en het Kanareesch.’
Aan de redactievergaderingen nam Kern tot aan zijn vertrek naar Utrecht (bij zijn aftreden als hoogleeraar) een trouw en werkzaam aandeel. En zoo gaf hij gedurende ongeveer vijf en twintig jaar zijn tijd en zijne wetenschap aan het Tijdschrift, in welks geschiedenis hij eene belangrijke plaats inneemt, en waaraan zijn beroemde naam voor altijd op de eervolste wijze is verbonden.
DE REDACTIE.