[Kleine mededeelingen]
69. Malherbe en Vondel.
Onlangs trof mij eenige overeenkomst tusschen Malherbe's Consolation à monsieur le premier président (Nicolas de Verdun) sur la mort de madame sa femme en Vondels troostdicht aan Huygens bij den dood van Suzanna van Baerle, die een gelijke stof behandelen. Die overeenkomst blijkt vooral, al is zij nergens woordelijk, uit de volgende verzen, waarin door Vondel, evenals door Malherbe, over Orpheus en Eurydice gesproken wordt:
Malherbe.
Perdras tu la raison jusqu'à te figurer
Que les morts reviennent en vie
Et qu'on leur rende l'âme à force de pleurer?
...... ce fameux joueur de lyre
Qui fut jusqu'aux enfers lui montrer sa douleur.
Cependant il eut beau chanter,
Beau prier, presser et flatter,
Il s'en revint sans Eurydice;
Mais quand tu pourrois obtenir
Que la mort laissât revenir
Celle dont tu pleures l'absence etc.
Vondel.
Het treuren baet den doode niet,
En voedt des levenden verdriet.
Al zocht ghy schoon, met Charons schuit
Eurydice, en al kon uw luit
De harp van Orpheus zelf verdooven,
Ghy speelt haer geest niet weder boven.
En waar dit mooghlijck te geschiên,
Ghy zoudt niet laten enz.
Zooals men ziet, blijft Vondel overal zichzelf. Echter acht ik het niet onwaarschijnlijk, dat hij Malherbe's gedicht heeft gekend en dat het hem voor den geest speelde, toen hij zijn troostdicht aan Huygens schreef.
g.k.