Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 35
(1916)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 314]
| |
Kleine mededeelingen.68. Hooft's verplichtingen aan Fransche en Italiaansche dichters.1.Hooft's Sang: ‘Rosemont, hoordij speelen noch singen?’ vertoont eenige overeenkomst met een paar dergelijke aubades van Fransche dichters en een Italiaanschen. Om de vergelijking te vergemakkelijken, laat ik eenige verzen der bedoelde gedichten volgen: Rosemont, hoordij speelen noch singen?
Siet den daegheraedt op koomen dringen.Ga naar voetnoot1)
Dertele dujven, en swaenen, en mussen,
Souden den vaeck wt uw ooghen wel kussen;
Soo 't u luste de doodeGa naar voetnoot2) te rujmen,
Om de lust van de levende plujmen.
Alle wejden, en dujnen, en daelen
Haeren aem met verheughen ophaelen.
enz.
De door mij bedoelde aubades zijn in de eerste plaats Ronsard's: Mignonne, levez-vous, vous estes paresseuse,
Ja la gaye alouette au ciel a fredonné
Et ja le rossignol doucement jargonné
Sus! debout! allons voir l'herbelette perleuse
Mais le dormir de l'aube, aux filles gracieux,
Vous tient d'un doux sommeil encor les yeux sillés.
Çà, çà, que je les baiseGa naar voetnoot3) ........
| |
[pagina 315]
| |
In de tweede plaats noem ik Malherbe's Chanson aanvangend: Sus debout la merveille des belles,
Allons voir sur les herbes nouvelles
Luire un émail, dont la vive peinture
Défend à l'art d'imiter la nature
Toute chose aux délices conspireGa naar voetnoot1).
enz.
Ook door hun rhythme herinneren deze verzen aan die van Hooft. In de derde plaats Chiabrera's Invito a veder la S.D., dat aldus begint: Togliti al sonno,
Odi cantar gli augelli,
Deh tra le piume più non far dimora,
(Hooft's ‘Soo u 't luste etc.’)
Ecco l'Aurora.Ga naar voetnoot2)
| |
2.De maat en den bouw van een ‘rey’ uit Granida vinden wij terug in een paar lyrische deelen van Garnier's treurspelen. Men leze slechts na elkander dezen ‘Rey van Jofferen’ (Leendertz II, 157): Ghij lodderlijcke Nymphen soet,
Die nauwelijx een rosenhoedt
Om gouwe croon soudt geven,
Hoe wel lust u u leven!
en dit ‘Choeur de Cesariens’ uit Garnier's Cornelie (vs. 1459 vlgg.): O Beau Soleil qui viens riant
Des bords perleux de l'Orient
Dorant ceste journee
De clairté rayonnee
| |
[pagina 316]
| |
of van dit lyrisch intermezzo uit Les Juifves (vs. 509 vlgg.): O trois fois malheureuse nuit,
Que tu nous as de mal produit!
Jamais autres tenebres
Ne furent si funebres.
| |
3.In Geeraerdt van Velsen worden wij op meer dan een plaats aan de werken van Garnier herinnerd. Dr. Worp heeft in zijn De Invloed van Seneca's Treurspelen blz. 104 terecht gewezen op de overeenkomst tusschen het tooneel, waar Twist, Bedroch en Gheweldt opkomen en den aanvang van Seneca's Agamemnon en Thyestes. Echter, ook in den aanvang van Garnier's Porcie (I, 1) zien wij Megera uit de hel opstijgen, gevolgd door Tisiphone en Alecto.
In Geeraerdt van Velsen II, 4 ontvluchten Eendracht, Trouw en Onnooselheyt de Aarde; in Porcie III, 1 lezen wij: La Foy, la Charité, la Concorde amiable
Ont, contraintes, fuy ce monde abominable
La Justice bannie est remontee aux cieux.Ga naar voetnoot1)
Toen Hooft in datzelfde stuk zijn ‘Rey van Amstellandsche Jofferen’ aldus liet aanheffen: Den oopenbaeren Dwinghelandt,
Met moed te bieden wederstandt,
En op den harssenpan te treeden;
Om, met het storten van zijn bloedt,
Den vaderlande 't waerdste goedt,
Den gulden vryheyt te bereeden
| |
[pagina 317]
| |
toen moet hij wel gedacht hebben aan dezen aanvang van een ‘Choeur’ uit Cornelie (vs. 1237 vlgg.): Celuy qui d'un courage franc
Prodigue vaillamment son sang
Pour le salut de la Patrie,
Qui sa vie entretient exprés
Pour meurtrir les Tyrans pourprés
etc.
Tot het dichten der lijkklacht over den dooden graaf Floris, overigens geheel van Hooft zelven (V, 1), kan de dichter gekomen zijn, doordat hij in Porcie de lijkklacht over Brutus had gelezen: Or' que tu es mort,
Las, helas! nous mourons,
Nous plorons ton sort,
Brute, nous te plorons!
enz.
| |
4.De verzen uit den schoonen ‘Rey van Joffrouwen’ over de ballingschap in Baeto: Geluckigh driemael, die een speer
Met ysre punt, oft houten staf
Door 't vier gescharpt, in 't vayligh graf
Geborghen heeft voor alle' ellendt
doen uit de verte denken aan vs. 146 seqq. der Troades: ‘Felix Priamus’, dicite cunctae:
Liber Manes vadit ad imos,
Nec feret unquam victa Graium
Cervice iugum
etc.
maar staan toch veel dichter bij deze verzen uit Porcie (‘Choeur de Soudars’, vs. 1383 suivv.): O trois et quatre fois heureux
Ceux qui d'un fer avantureux
| |
[pagina 318]
| |
Se voyent arracher la vie,
Avecques un coeur genereux
Se consacrans à la patrie.
| |
5.Een dergelijk geval als in no 2 vinden wij in Hooft's lied Amaryl, de deken sacht. Als ‘wijze’ staat boven dat lied aangegeven: ‘Bella Nympha fugitiva, sciolta e priva, Del mortal tuo nobil velo etc.’ Deze Italiaansche verzen nu vormen den aanvang van het slotkoor van Rinuccini's Dafne (1594). Dat koor vangt aan met dit couplet: Bella Ninfa fugitiva
Sciolta e priva
Del mortal tuo nobil velo,
Godi pur pianta novella
Casta e bella
Cara al mondo e cara al Cielo.
Vergelijkt men den bouw, het metrum en het rijmschema van dit couplet met die van Hooft's lied: Amaryl de deken sacht
Van de nacht,
Met sijn blaeuwe wolken buijen,
Maeckt de starren sluimerblint
En de wint
Soeckt de maen in slaep te suijen
dan ziet men, dat Hooft Rinuccini gevolgd heeft, behalve dat hij in vs. 1-2 en 4-5 het slepend rijm door staand rijm heeft vervangen.
g. kalff. |
|