| |
| |
| |
Een nieuw Mandeville-handschrift.
In de kostbare verzameling van handschriften en oude drukken, die door Sir George Grey in 1861 aan de Zuid-Afrikaansche Bibliotheek te Kaapstad ten geschenke werd gegeven, bevonden zich negen Middelnederlandsche handschriften. Door latere schenkingen is deze verzameling met nog een drietal andere Dietsche handschriften verrijkt. Onder die twaalf handschriften zijn er tien getijdenboeken; een bevat eene vertaling der psalmen, en het laatste en merkwaardigste is een zoo goed als volledige tekst van de Reis van Jan van Mandeville (slechts één blad ontbreekt). Dit handschrift was nog niet bekend in Europa toen Dr. N.A. Cramer in 1908 vanwege de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden eene uitgave bezorgde van ‘De Reis van Jan van Mandeville, naar de Middelnederlandsche handschriften en incunabelen.’
Het is een handschrift op perkament uit de jaren ± 1390 tot 1430. Het is genummerd 361, 362 en 363, Afdeeling I van de hooger vermelde ‘Grey Collectie’.
Folio 1 is blijkbaar het eenig in zijn geheel overgebleven blad van een half quatern; het is de wedergade van een blad dat zich vroeger vooraan bevond doch thans verdwenen is, behoudens een smal kimmetje (onglet) bij den naad; daaromheen bevond zich een dubbel blad waarvan de eerste helft vooraan tegen het omslag geplakt was en nu voor het grootste gedeelte is weggescheurd; de andere helft van dit dubbel blad bevond zich tusschen folio 1 en 2
| |
| |
en is weggescheurd; op de overgebleven kim zijn nog een paar teekens robrik te zien [stukjes van dit teeken: ] waaruit met zekerheid is af te leiden dat hierop het vervolg stond van den tekst van bl. 1 v o. Folio 2 is de wedergade van een blad dat tusschen folio 2 en 3 is weggesneden. Verder vindt men tien quaternen; doch tusschen f o 64 en 65 is weer een blad uitgescheurd. Achteraan is er nog een dubbel blad waarvan de tweede helft vroeger blijkbaar tegen het omslag was geplakt, doch thans geheel daarvan is losgemaakt; dit laatste blad is bovendien gedeeltelijk verknipt en vernield. Dit maakt samen 83 bladen. Deze bladen zijn 262 tot 265 mm. hoog bij 185 mm. breed. Elke bladzijde is verdeeld in twee kolommen, met potlood afgeschreven en gelijnd. De kolommen zijn 61 tot 65 mm. breed, 197 tot 202 mm. hoog, en bevatten 42 regels elk. Reclamen komen voor op het laatste blad van ieder quatern. Ook de signaturen zijn, behalve in het eerste quatern, goed zichtbaar, en bestaan uit kleine letters met Romeinsche cijfers: bj tot biiij, cj tot ciiij enz. Op het vijfde blad van ieder quatern staat bij wijze van signatuur een kruisje.
Blad 1 ro is onbeschreven, behoudens aanteekeningen van vroegere bezitters (zie beneden).
Op blad 1 vo komt de volgende inhoudstafel voor:
es die wege ten heylegen lande te trecken
Item vander stat van constantenoplen ende vanden
Item vanden lande van grieken ende vanden wondre
Item vande soudaen van babilonien ende van sire macht
Item vander stede daer balseme wast ende om te wete
| |
| |
Item vanden coren soldre Josephs die hi maken dede
Item vanden wege om te gane van babilonien toten
Item vanden wege vanden berge van synay tot Jherusalem
Item van Sinte Jans hoede ende van eenre fonteynen die
Item van menegerande kersten die in dat lant sijn ende
Item vanden wege om te gane ten lande van ouer zee
Item hoe die soudaen sprac toten ridder die desen boec
Item van mahomet ende van sinen leuen ende waer om
si genen wijn en drinken.
Item vanden lande van ethiopen ende vanden wondre
Item vanden lande van jnden ende vanden eylanden
Item om te weten waer Sinte thomaes leit ende vanden wondre
Item vanden groten hoechtide der temple enter afgode
Het vervolg dezer tafel stond op het tusschen 1 en 2 uitgescheurde blad; op het overgebleven strookje zijn zooals gezegd
| |
| |
nog gedeelten te zien van de met robrik gemaakte teekens die ieder Item voorafgaan.
Bl. 2 ro is onbeschreven, behoudens latere aanteekeningen (zie beneden). Op bl. 2 vo staat eene gekleurde penteekening.
Op bl. 3 begint de eigenlijke text. Begin:
Ga naar margenoot+In den name des vaders des soens ende des heylichs geests. Amen. Want dat alsoe es dat lant van ouer zee dat es te wetene dat heyleghe lant der geloeften onder alle andren landen es dat utvercorenste ende dat werdichste Ende vrouwe ende onerste van alle andren landen. Ende es ghebenedijt geheylicht Ende gheconsacreert vanden heyleghen lichame Ende metten dier baren bloede ons heren ihesu cristi. In welken lande hem behaghelec was Ende woude hem inden lichame der glorioser maget Sinte marien verscinen ende menschelijc vleesch an nemen ende voedinghe. Oec woudi in dit lant om gaen ende daer in wandelen ende meneghe miracle daer in doen ende predeken ende leren dat gheloue der kerstene al sine kindren. In dit lant woude hi menich verwijt ende spot dogen ende liden om onsen wille. Van desen lande sonderlinghe woude hi geheten sijn coninc die was ende es coninc des hemels ende der erden des lochts ende der zee ende al der dingen die daer in sijn Ende hi hiet hem seluen sonderlinge van desen lande coninc doen hi seide. Rex sum iudeorum. Dats te seggene ic ben coninc der ioden want doen was dit lant der ioden ende dit lant hadde hi vercoren te sinen behoef onder alle andren landen als dat besteGa naar margenoot+‖ ende dat doghendelecste ende dat werdichste van alder werelt want het es dat herte ende dat beste van alder werelt als die phy[lo]sopheGa naar voetnoot1) seit. Virtus rerum in medio consistit. Dats te seggen die doeght der dinghen es inder middelt. enz.
Einde:
Ende ic ian van mandeuille vorseit die wt onsen lande van ingelant sciet varende ouer zee jnt jaer ons heren .m.ccc. ende .xxij. hebbe sint menich lant om gacn ende hebbe geweest in menich goet gheselschap ende gesien menich scoen feyt hoe ic selue noyt scoen feyt en dede no ander doecht daermen af spreken mochte maer nv ben ic comen te rasten jegen minen danc mids fledersine ende artielen die mi verworgen. Ende ic nemende solaes in mineGa naar margenoot+keytiueghe rustinge pensende om den tijt die leden es soe ‖ hebbic dit boec ghescreuen ende daer in geset dat ic gesien hebbe nadien dat mi ge-
| |
| |
| |
| |
dinken mach int jaer ons heren .m.ccc. ende .lvij. in .xxxv. jaer dat ic van onsen lande sciet. soe dat ic bidde al den ghenen die dit lesen selen dat si gode voer mi bidden Ende al die gene die enen pater noster vor mi spreken selen dat mi god wille geuen verlatinge van al mine zonden die willic deilachtich maken met mi van alden goeden pelgrimagien ende van alden goede dat ic ie gedede ende noch doen sal tot in mine doot. Ende ic bidde gode van wien alle goet comt ende alle gracie datti wille den ghenen die dit boec selen lesen ende horen lesen behouden hare ziele ende haer lijf in die glorie van sijnre louingen die drieuoldicheit es ende een sonder begintsel ende sonder jnde sonder gelijcheit goet ende sonder mate groet die in alle steden iegenwordich es. Ende alle dinc houdende welc geen goet en mach betren no quaet en mach argeren die jn volcomen drieuoldicheit leeft ende regneert jnde ewe[...]cheitGa naar voetnoot1) ende in allen tiden. Amen.
Het handschrift is met een duidelijke, vaste en regelmatige band geschreven. Bij het begin is de eerste helft der W van Want eene groote blauwe gehistorieerde V op gouden grond, waarvan de afmetingen zijn 35 mm. hoog bij 40 mm. breed; de middenruimte wordt ingenomen door een bloemtak met roode en blauwe bloemen; daarnaast staat dan VAnt (de V rood doorstreept, de A niet). Aan 't begin van ieder kapittel staat eene groote roode hoofdletter (ongeveer 15 mm. bij 15 mm). Kleine zwarte hoofdletters in den tekst, Latijnsche aanhalingen, de meeste eigennamen en getallen zijn rood doorstreept.
De gekleurde penteekening op bl. 2 vo is 180 mm. hoog bij 140 mm. breed; zij is zeer ruw van uitvoering. Zij stelt in 't midden Mandeville voor in een rood gewaad, zittende in een schuitje op de zee (groen); om hem heen liggen een aantal eilanden waarop kerken, kasteelen, boomen, dieren enz. Dit alles staat binnen een kring van blauwe wolken, waaromheen weer een drie en twintigtal vergulde sterren een kring vormen. Boven en onderaan in de vierhoeken staan vier engelen op vergulden achtergrond; de engelen bovenaan links en onderaan rechts zijn in een bruin gewaad gehuld; de twee andere in het blauw.
| |
| |
Op bl. 1 ro en 2 ro staan aanteekeningen van vroegere eigenaars die echter slechts gedeeltelijk nog leesbaar zijn.
Bovenaan op bl. 1 ro staan drie regels in eene hand uit de zestiende of zeventiende eeuw, grootendeels dadelijk bij het schrijven weer uitgewischt. Het eerste woord zou Vader kunnen zijn, het einde van den eersten regel is hemelryk.
Wat lager staat naast andere onleesbare halen: B han.
Nog lager (17de eeuw):
Edel vnde ernt ŭeste jn sunders [?] vnde bysŭnders
Op bl. 2 ro staat bovenaan in eene andere hand uit de 16de of 17de eeuw:
Ick rop ... yŭw Heuss [?]
Lager, ongeveer in het midden van het blad, in eene hand uit het midden der 16de eeuw:
Ni robur in armis N vae tibi.
Rechts bovenaan, in de richting van boven naar onder, zijn nog een paar woorden zichtbaar, die daar waarschijnlijk reeds stonden voor dat dit blad voor het handschrift werd gebruikt; zij gelijken op: Deme eib ... Het overige is uitgekrast of afgesleten.
Op bl. 82 vo is de eerste kolom niet geheel vol geschreven en de tweede geheel leeg; bovenaan in deze kolom staan een paar pennetrekken waaruit men lezen kan Vad. Dit schijnt hetzelfde te zijn als het begin van den eersten regel op bl. 1 ro.
Op bl. 83 ro staat bovenaan in eene hand van de 16e of 17de eeuw:
Fransz van dem loe [gevolgd door een krul of paraphe]
Dit laatste blad is van boven naar beneden bijna geheel doorgesneden en er zijn verder nog kleine onregelmatige stukjes uitgesneden.
Op bl. 7 c zijn drie regels zwart onderlijnd t.w. de woorden: jhesus cr ... Ende. bij Cramer 14,7 tot 14,9. Daaarnaast staan
| |
| |
in margine eenige zeer onduidelijke woorden in eene hand uit de 16de eeuw, waarvan het begin misschien zou kunnen wezen: Maria vander erf[?]sonde ... [Maria afgekort m̅]
Op hetzelfde blad in de volgende kolom (70) staat eene zwarte lijn getrokken langs de woorden die men bij Cramer vindt kol. 14,32 tot 15,1. Daarnaast staan in margine tusschen de twee kolommen weer eenige onduidelijke woorden in dezelfde hand uit de zestiende eeuw; het eerste woord schijnt weer Maria te zijn afgekort als volgt m̅.
Als leesteeken komt de punt voor, alleen zwart en nog al veelvuldig gebruikt, maar dikwijls op plaatsen waar eene rust bij het lezen geheel onnoodig is. Getallen en ook vele eigennamen staan tusschen twee punten; evenzoo .S'. voor Sinte.
Van verkortingen is over het algemeen een matig gebruik gemaakt. Woorden als jhesus kerst en jherusalem worden bijna overal voluit geschreven. In hoofdzaak komen alleen voor: het streepje - voor m en n, en voor - de van ende; het teeken ' voor er en voor aer in maer en daer; eene enkele maal cō voor coninc, en voor per. .S'. staat regelmatig voor Sinte.
Een paarmaal komt bij het afbreken van dubbele medeklinkers de volgende eigenaardigheid voor: op het einde van den regel wordt de medeklinker eenmaal geschreven, en aan het begin van den volgenden regel tweemaal (b.v. 270, 4: geseg-ggen). Een dergelijk verschijnsel bij klinkers zoowel als medeklinkers komt ook voor in het handschrift der Limburgsche Sermoenen (zie ed. Kern blz. 14 en 58).
Wat de correcties betreft, die zijn weinig talrijk. Op enkele plaatsen merkte de kopiïst al dadelijk dat hij eene fout maakte en verbeterde die zoo goed en zoo kwaad als het kon door aan de letters te knoeien. Zoo b.v. 180,16 waar hij blijkbaar in plaats van het bedoelde scalc bij vergissing eerst verst schreeft, nog denkende aau het voorafgaande verstendich; daarna werd zonder uitkrassen ieder der letters van verst zoodanig gewijzigd dat men nu met eenigen goeden wil scalc lezen kan. Op enkele plaatsen zijn eene of meer letters uitgekrast, elders is eene letter
| |
| |
of een woordje boven den regel bijgeschreven, meestal door den afschrijver zelf. Eene enkele maal is de correctie met geheel anderen inkt gemaakt en zal van een lateren corrector zijn; zoo b.v. 239,8 waar gensterende door bijvoeging van l in glensterende is veranderd en 237,32 waar het woordje van door den corrector geschreven is in de plaats van iets anders dat eerst werd uitgekrast.
Het handschrifft is nog in den oorspronkelijken kalfsleeren band met twee flinke eiken borden, meer dan 1 cm dik, vroeger beslagen met vijf koperen knoppen op elk bord; op de voorzijde zijn nog drie knoppen aanwezig, op de achterzijde zijn zij alle vijf weggeraakt.
De codex werd vroeger blijkbaar niet met krappen, maar met lederen riempjes gesloten, die nu verdwenen zijn; de twee koperen plaatjes, waarmede zij aan het achterberd bevestigd waren, zijn nog aanwezig. Ongeveer in 't midden van het voorberd ziet men twee gaatjes; daarin moeten de pinnetjes gezeten hebben, waarover de lederen riempjes bevestigd werden.
De codex werd in het jaar 1861 met de verzameling van Sir George Grey aan de South African Public Library geschonken. Hoe Sir George aan het handschrift gekomen is, blijkt niet.
Alvorens eene bloemlezing te geven uit de lezingen van het Kaapsche handschrift, waar dit afwijkt van den door Cramer afgedrukten tekst, zullen enkele algemeene opmerkingen over den Kaapschen tekst (K) niet ongepast zijn, vooral in verband met hetgeen door Cramer in zijne Inleiding over de verhouding der verschillende handschriften wordt meegedeeld.
Na onderzoek is mij gebleken dat K geheel overeenstemt met vertaling I op al de plaatsen door Cramer aangehaald op blzz. XLVIII tot L.
Verder is mij ook gebleken dat K geheel overeenstemt met bijna al de plaatsen door Cramer aangehaald op blzz. L tot LII, als bewijzen dat de verschillende handschriften die hij als
| |
| |
vertaling I samenvat één en dezelfde vertaling uit het Fransch vertegenwoordigen. Alleen kol. 47,10 komt eene onbelangrijke afwijking voor (zie var. 47,11) en kol. 89,18 ontbreken in K de woorden met groter blijsscap. Wellicht zijn deze woorden door den afschrijver von K met opzet weggelaten omdat zij in dit verband onzin zijn.
Merkwaardig is verder dat Kol. 156, 11 in al de handschriften en den incunabel de verdeeling van een graad in .xl. minimen (d.i. minuten) wordt gevonden, behalve in K waar .lx. en niet .xl. gelezen wordt. Verg. bij Cramer de aanteekening bij Kol. 156,11.
Er valt dus niet aan te twijfelen of K vertegenwoordigt dezelfde vertaling uit het Fransch als Vertaling I.
Op de plaatsen door Cramer opgegeven op blzz. LII en LIII gaat K nu eens samen met HIG (zie b.v. kol. 48,15; 52,4; 61,34: 225,19), dan eens met BLb (zie b.v. kol, 98,1; 174,36 en ook 91,2). Bij het opteekenen van varianten is mij gebleken dat het Brusselsche (B) het dichst bij K staat van al de door Cramer gebruikte handschriften.
Eene eigenaardigheid van den vertaler die door Cramer uitvoerig wordt behandeld is zijne voorliefde voor tautologieën. Blz. LVII en volgg. van zijne Inleiding worden door Cramer 177 voorbeelden van dergelijke tautologieën opgegeven. Drie hiervan komen voor in het gedeelte van den tekst dat in K ontbreekt. Dertien andere voorbeelden (namelijk 9,29; 22,39; 28,22; 54,7; 82,3; 96,5; 122,20; 142,34; 147,34; 174,18; 215,22; 222,14; 234,35) zijn zuiver hypothetisch; Cramer acht het waarschijnlijk of mogelijk dat deze voorbeelden in een ouder afschrift van den tekst hebben gestaan, omdat in een handschrift zeker woord of uitdrukking staat en in een ander handschrift een synoniem hiervan. In geen enkel van de dertien gevallen wordt de gissing van Cramer bevestigd door den Kaapschen tekst, en ik geloof niet dat met eenige waarschijnlijkheid aan te nemen is, dat op deze wijze gepostuleerde tautologieën ooit ergens in werkelijkheid zijn voorgekomen. Van de 164
| |
| |
overblijvende gevallen waar de tekst van Cramer met K kon vergeleken worden laat K in niet minder dan 54 voorbeelden een van de twee synonieme uitdrukkingen vallen. De Kaapsche tekst bevat dus merkelijk minder tautologieën dan de door Cramer gebruikte handschriften. De Kaapsche bewerking is daardoor iets minder langdradig en vloeiender geworden.Ga naar voetnoot1)
Trouwens ook in andere opzichten is de tekst beter Nederlandsch. Op vele plaatsen is eene blijkbaar Fransche constructie bij Cramer, in K door eene goed Nederlandsche vervangen. Kortheidshalve geef ik slechts een paar voorbeelden, die gemakkelijk met tallooze andere zouden kunnen worden vermeerderd:
Kol. 5,5 bij Cramer:
om dat die menige bet verstaet duutsch dan latin, so hebbict gheset in duutsch.
Dit is in K geworden:
om dattie mencghe bat dietsch versteet dan latijn soe hebbict in dietsclie gheset.
Kol. 159,30 bij Cramer:
zonder wederkeren den wech
In K:
sonder den wech weder te keren.
Zie verder talrijke voorbeelden in de varianten.
Een tweetal woorden die alleen in het Kaapsche handschrift voorkomen moeten hier worden vermeld. Op drie plaatsen komt bij Cramer voor gheexamineert (10, 31; 11, 10; 77, 6) waar K telkens heeft gheanxtenneert. Voor anxtineren in den zin van ‘angst aanjagen, benauwen’ geeft Verdam eene plaats op (zie Dl. I, kol. 433 onder Anxten). Het andere woord komt voor
| |
| |
kol. 254, 3. Cramer heeft hier: ‘Omme welke antwoorde alexander was alte male ghesconfiert’ (in het oorspronkelijke Fransch staat abahiz); de eerste incunabel heeft ghebarenteert, verschillende oude drukken gepaeyt. Het Kaapsche handschrift leest ghebabeert (cf. fr. ébaubir, nl. verbouwereerd, bij Cornelissen-Vervliet, Antw. Idiot. verbabbereerd).
De indeeling in kapittels is in K eene geheel andere dan die welke door Cramer uit den incunabel werd overgenomen. De groote roode hoofdletters waarmede ieder hoofdstuk begint, zijn talrijker dan de kapittels die, in de inhoudstafel worden opgegeven. Vandaar dat hetzelfde Romeinsche cijfer dikwijls meer dan eens voorkomt, terwijl bovendien vele roode hoofdletters voorkomen waarbij geen Romeinsch cijfer staat. Hierna volgt eene opsomming van al de plaatsen die met eene groote roode hoofdletter beginnen, terwijl de Romeinsche cijfers tusschen haakjes worden opgegeven, telkens wanneer die voorkomen. Eene enkele maal komt het voor dat in K een nieuw kapittel begint op eene plaats waar bij Cramer zelfs geen punt staat. Daar heb ik het begin van het nieuwe kapittel opgegeven.
Kol. 4, 13 (j); 5, 21 (j); 12, 24 (ij); 17, 4; 20, 15 (ij); 21, 17 (ij); 23, 24 (iij); 24. 1 (iij); 25, 33 (iiij); 27, 21; 31, 11; 31, 37; 33, 16; 33, 27; 35, 1; 35, 13; 36, 16 (v); 38, 8 (vi); 43, 14 (vij); 44, 23; 47, 8 (viij); 47, 38 (ix); 54, 1 (x); 61, 30 (xi); 63, 6 (xi); 68, 21; 84, 37 (xij); 90, 26 (xiij); 92, 30 (xiiij); 94, 15; 97, 34 (Dese st.. xv); 102, 38 (xvi); 105, 33; 107, 28 (xvij); 110, 1; 112, 30 (xviij); 118, 2 (xix); 120, 19 (xx); 123, 5; 125, 2 (xxi); 129, 42 (xxij); 130, 25 (xxiij); 132, 37 (xxiij lees xxiiij); 134, 27 (xxv); 135, 25 (xxvi); 136, 37 (xxvij); 139, 33 (xxviij); 145, 9 (xxix); 147, 9 (xxx); 148, 28 (xxx); 150, 41 (xxxi); 153, 14 (xxxij); 154, 32 (xxxiij); 157, 30; 161, 40; 163, 29 (xxxiiij); 166, 13 (Want... xxxv); 167, 33 (xxxvi); 169, 13 (xxxvij); 172, 5 (xxxviij); 175, 13; 177, 36 (xxxix); 179, 4 (xl); 181, 26 (xl); 182, 20 (Daer soe es een scoen pal... xli); 188, 24 (xlij); 192, 10; 197, 4 (xlij);
| |
| |
202, 26 (xliij); (hier ontbreekt een blad in K); 211, 4; 215, 5 (xlv); 216, 10 (xlvi); 219, 8 (xlvij); 224, 20 (xlviij); 227, 32 (xlix); 228, 25 (l); 230, 28 (li); 232, 27 (lij); 233, 23 (liij); 235, 31 (liiij); 238, 11 (lv); 244, 1 (lvi); 244, 37 (lvij); 246, 3 (lviij); 250, 7 (lix); 257, 18 (lx); 261, 19 (lxi); 263, 38; 266, 30 (lxi); 268, 16; 270, 25.
De meeste hiaten die bij Cramer door punten worden aangeduid, komen ook in K voor. Een negental echter worden op bevredigende wijze aangevuld door de lezingen in K, namelijk de volgende: 141, 30; 160, 23 en 27; 170, 3; 175, 3; 218, 7; 228, 7; 245, 22; 261, 2. Bovendienṅ wordt in K de Fransche tekst van 262, 27 volledig weergegeven, wat niet bij Cr. het geval is (zie voetnota bij Cr. aldaar).
Gissingen van Cramer worden door K bevestigd op de twee volgende plaatsen 167, 7; 225, 20.
Op de volgende plaatsen is de tekst bij Cramer bedorven en onverstaanbaar, en wordt duidelijk in K: 167, 1-2; 254, 19. Ook 176, 5 is de tekst van K verreweg de beste.
In de volgende lijst van varianten zijn tallooze afwijkende lezingen, die noch voor de taal, noch voor het juiste begrip van den tekst van eenig belang schenen, niet opgenomen. Zoo is geene rekening gehouden met verknoeingen in de latijnsche aanhalingen, dikwijls ook niet in de eigennamen. Op enkele min of meer stelselmatig voorkomende afwijkingen wensch ik hier nog attent te maken.
Het bij Cramer nog al veelvuldig voorkomende een yghelijc of soms ygelijc wordt in K bijna geregeld door elc weergegeven (zie b.v. 5, 8; 197, 20 en 21; 198, 7 en 35 en 39; 199, 12 en 31 en 34; 200, 24; 201, 9 en 12 en 26 en 30 enz. enz.). Een yghelijc komt echter soms ook in beide teksten voor (b.v. 2, 17; 3, 9; 7, 24; 245, 7). Eene enkele maal staat zelfs yeghelijc in K en elc in Cramer (3, 18).
Herde in den zin van zeer wordt veelal in K weggelaten (b.v. 104, 9; 105, 15 en 16; 108, 36 en 38; 110, 18 en
| |
| |
22 en 38; 111, 34; 112, 26; 120, 17 en 28 enz. enz.) Eene enkele maal vindt men omgekeerd herde in K en niet in Cramer (108, 9).
Op dezelfde wijze wordt alte meer dan eens in K weggelaten (b.v. 257, 5; 268, 7 enz.); evenzoo ooc (228, 5; 230, 34; 235, 35 enz.)
Ofte wordt in K bijna overal of; noch wordt in K regelmatig no; ende die wordt bijna overal entie; dat die veelal dattie; dat ander en die ander wordt evenzoo meestal dander, en dat een, die een tot deen. Eenige keeren vindt men voor op dander side in K bander side.
Zeer dikwijls wordt somighe bij Cramer in K weergegeven door eneghe (86, 13; 102, 28 en 32; 106, 3; 109, 38; 110, 1; 121, 23; 215, 23; 219, 34 enz.) of ook wel door sulke (91, 23; 112, 35; 122, 25 enz.).
Jhesus cristus is in K regelmatig jhesus kerst (voluit geschreven); is overal es; luttel bijna overal lutter.
Merkwaardig is het hoe dikwijls K andere getallen heeft dan Cramer. In sommige hoofdstukken schijnt het haast alsof al de getallen stelselmatig waren veranderd. Zoo wordt in K de ouderdom van Jezus tweemaal opgegeven als 32 jaar 4 maanden (verg. 64, 39 en 65, 16).
| |
| |
| |
Varianten.
Cr. 1, 18 |
al sine kindren |
23 |
des lochts |
32 |
het es dat herte |
33 |
phylophe of physophe.
(eigenlijk noch een noch ander: aan de 1 is bovenaan een horizontaal streepje als van de s gevoegd) |
2, 2 |
middelt |
3 |
die hemelsche coninc |
6 |
ons te lossene |
9 |
om die sonden |
10 |
om ons selfs want |
12 |
no hine peinsde no ne dede |
13 |
Ende die coninc der glorien woude wel in |
14 |
in andre lande |
21 |
voer ons |
21 |
steet |
31 |
g. lede |
32 |
dor ons |
34 |
s.l. leueren |
3, 2 |
tot uwen c. |
3 |
die sonder sonde waest wout die d.l. |
18 |
yeghelijc g.k.m. |
19 |
m. erenste |
19 |
d.d.m. hadde v.c. |
23 |
billijc |
25 |
dat wi gherechte kinder s. |
32 |
haer meinge hebben |
35 |
proper eerue |
37 |
si en moghen niet doen sonder die ouerste heren. Want |
4, 2 |
bequame d.d. ertsche princen van acorde |
5 |
Je wane seker sijn d. |
8 |
erfghenamen |
9 |
lange es leden dat ghemeine vaert |
11 |
in spreken te horne v.d.h.l. |
14 |
ghenoet |
15 |
d.m.h. aubain |
23 |
dor hermenien |
24 |
taterien |
24 |
persien |
26 |
dorde neder e. |
27 |
vant ethiopien |
32 |
v. menegen m.v. leden e.v. viselemien |
34 |
Vanden landen enten e. salic v.c.e. spreken h.n. alst s.t. sal gheven |
40 |
dese heyleghe stat |
44 |
h. moeten, w. |
5, 4 |
hadde gemaect |
6 |
bat dietsch versteet |
7 |
soe hebbict in dietsche gheset |
11 |
mogen weten oftic waer segge of niet |
13 |
in mine redene |
21 |
horen ende verstaen |
25 |
te gadere vergaderen |
26 |
int inde |
28 |
stede dorpe ende castele |
36 |
wilt |
39 |
[de fout flesien voor slesien staat ook in K]. |
6, 2 |
here werdich v.p.e. hout herde v. |
3 |
sclauonie |
10 |
prucen |
12 |
malewille |
| |
| |
17 |
ontfeet |
21 |
stijf |
22 |
soeticheit |
24 |
Daer na soe comt men int lant der buggers |
27 |
marrone |
27 |
m. geet oec doer dlant van pintenaerden |
30 |
Asterues. E.t. mespape |
31 |
ende dan te constantinoblen ontbr. |
32 |
vesamon |
34 |
die scoenste kerke van sinte soffien die inde werelt es |
39 |
vergulden ontbr. |
42 |
h.v. groet deel v.s.l. |
7, 20 |
helift |
22 |
moenken |
23 |
dismas |
26 |
noetdorft |
38 |
ghenichelt |
42 |
dattie tytel |
8, 1 |
onderhaluen |
2 |
der houte vorseit |
3 |
saken die si daer toe hadden |
16 |
te hemel waert ontbr. |
18 |
den roke |
27 |
ende vrede ontbr. |
31 |
noel |
32 |
telech |
34 |
die tafle vanden cruce daer die tytel an stont van olyuen |
38 |
ghenichelt |
9, 6 |
die dat paradijs hoet |
7 |
der olyen |
10 |
Macr die ingel en liets |
15 |
sijns vader m. |
18 |
Doen seth w.g.w. |
20 |
iij kernekine |
27 |
scout ontbr. |
34 |
tohels |
41 |
Die helift vander dorne cronen |
10, 2 |
vander glauien |
5 |
een van [l. vat] van cristale |
18 |
i.g. werdichede |
19 |
W.i.d. cristael |
20 |
leiter vele af te broken |
21 |
vat ontbr. |
24 |
zeelessce ofte biesen |
29 |
wert ... gheuaen |
31 |
erenstelike gheanxtenneert |
42 |
g. macht |
11, 1 |
telichsken |
3 |
niet ontbr. - noch den huse daer hi bi staet ontbr. |
5 |
ghenaken der stat daer hi steet no der stat do [l. no] den huse daer hi bi steet. |
10 |
gheanxtenneert |
13 |
i.d. hof |
19 |
exameneerne |
20 |
zeelessche |
24 |
lessche |
25 |
god houde v |
11, 27 en 28 |
helicht |
35 |
d. hi met ghesteken wert |
36 |
ane dien spere |
12, 3 |
luuc |
9 |
vult ontbr. |
12 |
ende ghedriehorect |
14 |
buckere |
15 |
Sinte jorijs arm ende hi besluut ende beuest |
17 |
ende voert van van hogher int beginsel der zee |
21 |
nu ontbr. |
25 |
Trisorie |
26 |
capate e. leponie |
30 |
tracople d.v. princenart d.v. comaein |
31 |
trachien |
37 |
ghemaect ontbr. |
38 |
gr. f. doet |
13, 1 |
m.d. groter cracht den besten raet |
| |
| |
4 |
soe es een berch ende heet olimpus desen berch steet bi machedonie ende crachie [l. trachie] |
11 |
tsop |
13 |
dat daer en wayt no en went |
17 |
wilen |
29 |
ofte ontmaect ontbr. |
42 |
behoef ontbr. |
43 |
willem |
14, 6 |
ghemaeliert |
23 |
machts |
15, 9 |
g.d.s. ouer g.l. |
24 |
perseme |
25 |
die prouende vander k. |
27 |
grote scade es e.g.s. |
29 |
god betert alst hem tijt dunct |
36 |
Noch des saterdaghes ontbr. |
16, 6 |
als wi o. barde d. sc. |
13 |
edericken |
15 |
goensdaechs |
19 |
die geen vleesch en eten satendaechs. |
21 |
die patriarken |
21 |
ende bisscopen ontbr. |
22 |
geeft de prelaten die pr. |
25 |
i.s.l. vander geestelicheit e.v. werl. |
35 |
berueren |
36 |
beloefde |
17, 1 |
scelden v.o.g. |
3 |
genoechte hebben in vremde d. |
17, 6 |
turkien |
7 |
chienecout |
9 |
die op onderhalue mile sijn der st. |
12 |
sinte claus |
17 |
kriekeleren of uten prumeleren |
25 |
te ephesom |
30 |
en es maer |
36 |
in sinen leuene |
18, 1 |
diet wil sien ontbr. |
6 |
alst recht is ontbr. |
7 |
ephesom |
9 |
sinte claus |
9 |
begrauen ontbr. |
10 |
mirca |
15 |
josamas |
16 |
chohos |
18 |
ende prinche ontbr. |
18, 20 |
groten ontbr. |
24 |
tenen inde |
34 |
of daer na |
39 |
hinxt |
19, 4 |
jeghen sinen dacht op ene hoge roche ende van daer s.i.d.z. |
10 |
ghinc ontbr. de eerste maal. |
12 |
kimde |
24 |
lijf [twee regels hooger staat lief] |
31 |
dunke te siene |
20, 2 |
vloe |
5 |
te ghebaerne ende te roepene |
13 |
ende hi salre here af sijn ende van d.e. |
17 |
in dien tiden Ende het plach |
26 |
sijn tweemaal i.p.v. is. |
27 |
soe si ouder sijn soe si witter werden |
28 |
ende bet rukende ontbr. |
33 |
vreselijc. Ende ontbr. |
21, 14 |
in cypre gaen sonder dor rodes die woude ende rodes te leggen op die side. |
17 |
ende groet ontbr. |
18 |
.iiij. scone ende vermaerde st. |
21 |
famegochte (ook 21, 35) |
26 |
limechon |
28 |
dismas |
30 |
jononimes |
22, 3 |
grote grachte |
5 |
tote den kinne |
8 |
dtammelaken |
23, 11 |
helyas |
14 |
.vij. m. |
15 |
was ontbr. |
19 |
igenor |
| |
| |
28 |
v.d. hauenen van Jaffe tote iherusalem en sijn maer .ij. dachuaerde |
31 |
noels |
37 |
adromedes |
24, 3 |
tot Jherusalem toe. Ende op dat hi wil ontbr. |
21 |
noch groot ontbr. |
25 |
ende ghedestruueert ontbr. |
29 |
s. Jan ghebroedere in .c. st. na da g.g. |
35 |
nemon |
36 |
Die gracht es t.m. |
25, 13 |
vorsponc |
14 |
.iiij. d. |
17 |
ghehaten daza |
18 |
geuoelic |
27 |
so dedi dit palays om vallen ende op hem |
35 |
g.t. pittereerne |
26, 4 |
geetmen dor gasa |
5 |
vor surien |
9 |
v.d.t. dachuarden inden wech van deser wildernissen daermen in vint alle dies noet es b.t.l. |
13 |
alhilet |
17 |
e.s. treloni (of treloin? zeker een schrijffout) |
18 |
balhes |
35 |
ver wonende god b.a. conincriken |
40 |
calahelit |
27, 1 |
of stoel ontbr. |
11 |
ledoins (l. bedoins?) |
16 |
ende of gaen ontbr. |
18 |
no lost om geen dinc datti mi gheuen mochte |
21 |
van .vij. c. |
27 |
ende |
28, 8 |
den pas van rochem |
24 |
turpeniam |
26 en 28 |
melethemes |
27 |
rendochlair |
29 |
melachdair |
29, 3 |
verdoefde |
4 |
.m. ccc. ende .xxxix. |
7 |
stappans vergheuen |
19 |
tartarien. Ende daer na maecten si enen andren endejaeghden desen vten lande ende die ander was van hem lieden ende dede hem heten melechmanser. |
34 |
ende regierde hem ontbr. |
30, 1 |
dattie soudaen van egypten |
2 |
wt egypten ontbr. |
5 |
wel lm. |
7 |
Ende dese hebben alle sijn goet doen ende sijn t.h.g. |
9 |
ende sine mesniede |
11 |
heeft te sine wedde of soude .vm. florine |
14 |
m. paerde |
17 |
xc |
19 |
so vele goetdoens |
21 |
te gader ontbr. |
25 |
datsi dicke haer paerde e.h.w.v. |
28 |
viere ghecroende wiue |
31, 5 |
tot hare sint hi een vingerlijn wt sinen vingheren Ende stappans |
8 |
cleetse frisschelike |
9 |
als hi wilt |
14 |
camuscate |
23 |
baren |
24 |
ende ghereet |
29 |
wet |
33 |
goeden ontbr. |
32, 21 |
h.h. vel .iiij. milen in sine vierkantheit |
27 |
nimis |
28 |
begonstent ooc ander heren te doen; also ontbr. |
33, 10 |
wel ontbr. |
| |
| |
15 |
cathar |
18 |
cathai |
28 |
macomhet |
39 |
h.i. al sauel lant ende niet vrochtb. |
34, 3 |
Want waren daer riuieren .... alst elwaer is ontbr. |
13 |
m.s. vanden conincrike van caldeen |
14 |
Cartaige |
26 |
ende genas ontbr. |
36, 7 |
alsmen dachuaerden ... ende omme ethyopien ontbr. |
20 |
ter lingden n, d.r. |
23 |
anders waer niet. |
25 |
also breet is tlant ontbr. |
29 |
puer ende ontbr. |
37, 27 |
Demesar |
27 |
die derde resich ontbr. |
30 |
eene starke stat |
38, 24 |
ende sinen nootdorft ontbr. |
39, 5 |
op andren tiden ontbr. |
11 |
h.s. tasschen |
12 |
opten outere een ey van dien asschen |
29 |
d.h. ghelijc den weduwale Ende es gheuerwet scone ende blickende |
36 |
heerlijc ende ontbr. |
40, 9 |
cleenre ontbr. |
12 |
inde cleine fornese of ouekene |
41, 2 |
dat si maer enen man en slaen tot sinen broecrieme |
9 |
v. beloken ende omsloten |
42, 1 |
houdende of lidende ontbr. |
3 |
datmense niet en kinne want m. |
15 |
aldus wert menich bedroghen en es niet want haydene v. |
20 |
die coopmans ende ontbr. |
27 |
tinterincher (waarsch. corrupt, eerste syllabe onduidelijk) |
43, 5 |
suet w. |
16 |
die int ingaen v.b. |
20 |
te legghen ende ontbr. |
21 |
ieghen die diere jare |
24 |
.ij. sonderlinghe herde groete greniere. Mar die andere en sijn niet soe groet. |
28 |
hoghe |
35 en 44, 11 |
tommen |
44, 32 |
te meer werdegher steden dan j. es |
45, 14 |
gheweten ende ontbr. |
29 |
tarisken |
34 |
tallen saysoene a.w. |
21 |
die alder heylichst s. |
39 |
so sijn wel ... constantinoplen ontbr. |
47, 5 |
so hauentmen te damietten dat een herde starke stat es |
11 |
w.s. Kateline ghedoet ende ghemartelijt oec S. marc die ewangeliste ende begrauen |
17 |
poenture |
26 |
ende rike ontbr. |
48, 10 |
ende niet goet ontbr. |
14 |
helim |
25 |
verscher zee |
34 |
meer dan .iiij. d. |
49, 5 |
die haechskene daer af datsi iet eten ende cuwen |
16 |
soemere |
17 |
drogemans |
22 |
fin |
30 |
biden groten hogen outaer .iij. grade hoeghe es die casse van abastre daer die ghebeinte |
51, 5 |
daer si in ghewonden was |
9 |
begroeuense oec daer |
15 |
so verstoedic van eneghen lieden |
19 |
abt ontbr. |
21 |
sonder yements toe doen |
23 |
ende weten wel bi haren lampten ontbr. |
| |
| |
25 |
want ontbr. |
25 |
d.c. van deser vlammen beghint te verwandelen van deser lampen ende te crinken |
31 |
ende celebreert ontbr. |
32 |
in sinen velle |
38 |
noch segghen ontbr. |
52, 2 |
ende noch doet alle daghe ontbr. |
3 |
van sijnre cracht ontbr. |
12 |
mosyen |
16 |
met allen ende varen ontbr. |
19 |
ende te latene ontbr. |
24 |
noyt sint wert daer ghesien vanden ghewormte. Item |
42 |
ende sette ontbr. |
53, 9 |
vander weet ontbr. |
14 |
van desen berghe toten andren sighe daer d. |
23 |
en staet ontbr. |
27 |
een hoepken stene omtrent |
32 |
of in een selue stede berghe draghende Ende dander es geheten den b.v.s. |
54, 14 |
vellen als van perden of ander beesten |
23 |
eryen |
28 |
jeghen die hitte vander sonnen |
29 |
ende wel vechtende ontbr. |
36 |
ende strijt ontbr. |
55, 7 |
Ende si bewinden haren hals ende behutten haer hoet met enen groten witten slapelakene ende sijn vol quader naturen |
14 |
ende herde lieflijc ontbr. |
16 |
eneghe vanden kerstenen |
22 |
regneerde |
34 |
ende landen ontbr. |
37 |
bespiene |
37 |
ende te vernemene ontbr. |
38 |
winnen dlant van gheluften |
56, 7 |
ende ligghen int neder helden |
8 |
henGa naar voetnoot1) |
15 |
si houden |
36 |
eneghe l. (ook 56, 40) |
57, 9 |
van ebron ontbr. |
10 |
men vte trect een verrostich d. |
11 |
cabil |
12 |
men vercoepet |
14 |
soe diep maken no soe wijt |
20 |
eyken |
21 |
d.d.s.h. lip |
23 |
men heeten |
28 |
droghene |
30 |
so dat ... van binnen ontbr. |
58, 9 |
veraeuwen |
15 |
ende pl. |
25 |
torren ende cartelen |
26 |
frisschelijc |
27 |
.xliij. |
30 |
velt ghebloyt |
31 |
om dat een mage met onrechte ghewroecht was d.s. |
37 |
sturte h.b. |
59, 1 |
versuekende |
2 |
ende cont ontbr. |
4 |
sculdich |
5 |
liep si |
7 |
ende vierich ontbr. |
8 |
roeselaren |
9 |
ende bernende ontbr. |
10 |
roselaren |
12 |
ende rosieren ontbr. |
13 |
dan op dien dach ontbr. |
15 |
heet d. pl. |
16 |
want het was .... rosen ontbr. |
19 |
.xv. tr. |
29 |
Amem |
41 |
.iij. daghe |
43 |
binnen .ix. daghen. daer .liij. dachuarde tusschen sijn. |
60, 4 |
om dat hi wel ... zoude ontbr. |
| |
| |
10 |
stoel of ontbr. |
12 |
.lx. v. |
14 |
clause |
17 |
daden si haer seer |
20 |
plecken |
23 |
o.d.s. steet een w. |
26 |
wijn |
26 |
Want si en drinken ghenen wijn ontbr. |
39 |
opten topGa naar voetnoot1) van sinen hode |
43 |
se ende despitense seer alle die ghene ontbr. |
61, 8 |
om mede te eryen haer lant |
35 |
p.t.h. melchisedech iebus |
62, 18 |
.xij. m. |
20 |
Jaffe |
22 |
op .ij. milen na bethleem zuden wert |
38 |
die Kerstene ontbr. |
38 |
bergans |
63, 2 |
Entie ongheloueghe hebben nu dit lant in haer hant .vi. werf .xx. ende .xiiij. ghehouden maer of g.w. |
38 |
die liede |
64, 12 |
te sulker stat es die roetche ghescoert enti score |
16 |
i.d.s. roetche |
28 |
ons god coninc heeft hier ghewracht vorde werelt d.s.m.d.w. |
35 |
te verstane |
39 |
.xxxij. |
40 |
.iiij. |
65, 16 |
.xxxij. jaer ende .iiij. maende |
32 |
ende de crucen der scakers |
33 |
ghedoet waren ende men proeuet welc d.c. |
38 |
lichame ontbr. |
40 |
die .iij. nagle in gesteken waren want het wasser .ij. dorde hande ende een dorde voete. |
66, 1 |
te sinen paerde ... van d. br. ontbr. |
11 |
tot diepe |
12 |
die meerdre entie mindre dic bi na al k.w. |
16 |
der ouder vader boec |
17 |
hets nu daer vol sarrasine ende alst g.b. |
22 |
werden ghewonnen |
67, 7 |
siet |
11 |
graet ofte ontbr. |
32 |
Ende dat dal van josaphat steet buten der stat. Ende buten der stat steet s.s.k.d.h. ghedoot was |
40 |
n. staen daer |
68, 1 |
bekintse |
4 |
.cc. |
9 |
.vj. werf xx. ende .liij. pilare steynine |
10 |
liiij pyl ... gasthuus ontbr. |
19 |
doot |
23 |
.viij. passen |
30 |
marberstenen (71, 3: merbere) |
35 |
overmids des soudaens lettre |
69, 2 |
bediedenesse |
11 |
ofte teken ontbr. |
17 |
ende waerdicheit ontbr. |
20 |
ende presenteert ontbr. |
24 |
biedende hem |
31 |
kerke ofte ontbr. |
32 |
in viij milen na ludic ontbr. |
34 |
sarters |
37 |
.m.c. ende .ij. jaer |
40 |
te distruweerne als hi dede om datsi |
70, 2 |
.xim. ioden |
14 |
vernoyeert |
15 |
gemaect (ook 17: ghemaect) |
19 |
hermaken |
23 |
enich jode in quame ofte wonen |
| |
| |
24 |
maer al was |
37 |
dicwile knielen |
41 |
beweeninghe |
42 |
dits een herde scoen huus al ront |
43 |
cupidus |
71, 1 |
.vi. werf .xx. ende .vi. cupidus hoge |
5 |
grade ofte ontbr. |
11 |
.iiij. ing. |
12 |
etie doren (ook 71, 14 en 15) |
20 |
vander rechter side .. temple. Ende ontbr. |
22 |
diemen heet. |
32 |
droechs voets daer ouer gaen |
40 |
een vierhoecte tafle |
72, 7 |
seluere trompen ende een seluere tabernakel van .xij. gerstenen broden |
16 |
seker |
17 |
verwisselde |
26 |
verbolghenlike |
73, 1 |
zijns ende ontbr. |
2 |
horde |
7 |
vriem |
8 |
d.h.h. te sinen wiue. |
11 |
ende gheordineert ontbr. |
12 |
hi sinen sone ontbr. |
19 |
bistendich in alle gberechten s. |
21 |
horde |
33 |
die herde hoghe es ontbr. |
44 |
ghemaect ende ontbr. |
74, 2 |
scole |
8 |
[Ende in desen tempel plagen ridders te wonen] ende inden t. ons h. |
10 |
in .vijwerf .xx. p. |
11 |
hornec |
12 |
vanden paradise in te gane |
20 |
een groet boem |
22 |
met .xij. tr. dalende leit |
30 |
plach dingel te comene te baden |
36 |
.xviij. jaer |
39 |
doet wech v b. |
40 |
die de kinderken |
42 |
is ontbr. |
75, 9 |
voerseit ontbr. - Ende daer... |
21 |
setten in enen torre |
29 |
Ende aldus geloefde sijt hem Maer si en hilt niet hare ghelofte |
76, 2 |
vermeert |
3 |
calomites |
11 |
dmeeste deel |
15 |
daer hi onth ... van onser vrouwen ontbr. |
18 |
daer onse vrouwe woende ende starf |
28 |
aen dinghaen |
30 |
metten welken theylich gr. |
33 |
in leide |
34 |
vanden graue ontbr. |
77, 1 |
den sten |
2 |
v.d. calumpnen ons heren ende daer was annas huus die doe bisscop was daer onse here gheanxteneert ende ont. gh. was. Ende oec sinte peter gods loegende .iij. werf eer die hane .ij. werf sanc. |
12 |
bloet in ghelikenesse |
20 |
messe |
28 |
verrisenesse |
34 |
ghedaenten van viere |
35 |
disscipulen |
42 |
een goet ende starc c. |
78, 8 |
na deser c. in e.w.v.e. stene steet |
16 |
bad te hem s. peter doen hi sijns verloeghent h. |
19 |
der patriarken dochter van synagen |
21 |
te dale wert steet ene fonteyne die heet |
| |
| |
78, 23 |
daer was o.h. gewasschen |
25 |
blinde siende |
26 |
begrauen ontbr. |
35 |
gheronnen es vter seluer wortelen |
37 |
ende die heren raet |
40 |
gesondicht ende verraden |
79, 2 |
zuden wert vander side den d. |
3 |
stene werpen soude |
11 |
clusen daer heyleghe liede in wonende waren. Over d.s. |
16 |
doden vten ontbr. |
19 |
daer ontmoetese ende groetese |
22 |
groet van k. |
25 |
doen hi noch niet en sach |
28 |
steet ecn c. |
31 |
in .ij. vademen |
37 |
vergaderde biden wille ons heren |
80, 2 |
d.b.joredie herde scone es daer l. |
5 |
montioye |
8 |
die van desen lande darwaert gaen. Item tusschen jherusalem ontbr. |
10 |
oliueten ende tal |
11 |
den muere |
12 |
beexkijn ende ontbr. |
13 |
datmen hyet ... beke van cedron ontbr. |
18 |
opwerdere |
30 |
comende vten paradise |
32 |
steet h.n. in derde |
33 |
ende ... aerden ontbr. |
35 |
wert |
35 |
dicwille ontbr. |
38 |
gehoecht entie kerke ghenedert. Ende nochtan |
81, 5 |
te sine |
9 |
Ende daer... ghevanghen ontbr. |
15 |
te sinen jongers |
18 |
staen lictekene van o.h.v. |
19 |
a.d. steenroche |
28 |
man, een ontbr. |
38 |
bi na |
44 |
dlicteken v.s. slinken v. |
82, 2 |
ende moenke pl. t. wonenne |
3 |
screden es een steen opten w. |
9 |
screefene |
12 |
tomme |
13 |
op .iij. scoten na met enen boghe |
16 |
d.s.h. daer op |
19 |
sinte ontbr. |
25 |
goede h. |
31 |
vander doot ontbr. |
83, 7 |
seide tot hem |
11 |
die opuaert o.h. |
14 |
haer doot ontbr. |
17 |
si es ghedistruweert soe d. |
22 |
hermaken |
28 |
rabaat |
29 |
ende sondersse ontbr. |
38 |
ontfeet (ook 85, 29) |
43 |
ic bekinne |
84, 2 |
gode wel dienende |
10 |
wart daer ontbr. |
13 |
steen broet werden |
18 |
die heten |
20 |
heetmenue |
24 |
des propheten ontbr. |
28 |
opten wech van jerico |
36 |
jheramias huus des propheten |
39 |
oluyns |
85, 6 |
es die berch ontbr. |
8 |
caycaa |
12 |
ende dlant v.a. |
13 |
joraam |
19 |
ende dese zee... st. ontbr. |
32 |
b. vlieten |
34 |
te gronde gaen ende ontbr. |
36 |
ende versoncken ontbr. |
41 |
langher |
86, 1 |
ende gherespijt ontbr. |
2 |
Ende noch sietmen enen deel vanden mure buten waters daer ter stede a.c.w. es. |
| |
| |
5 |
d.o. wassen scoen appel draghen ende sijn herde scone in scine als rijp |
8 |
ontwee ontbr. |
21 |
noch en hoorden ontbr. |
28 |
gevult werden |
87, 3 |
e.s.a.w. ende melthanacors wijf waren loths sustre [cf. Halliwel: and Melcha Nachors Wif] |
10 |
die doen .xiiij. j. |
22 |
die welke jacob dor leet doen hi dor mesopithanien quam |
24 |
es niet herde groet no diepe Maer daer sijn grote vissche |
29 |
ende haren oorspronc ontbr. |
36 |
D. berge es ant c. |
88, 11 |
stimme |
15 |
d. op hem in gedane |
16 |
te desen doepsele |
24 |
ende besiect |
28 |
bi ontbr. |
30 |
dat herde scoon is ontbr. |
33 |
ander ontbr. |
34 |
o.h. voerde |
35 |
e. hi toende hem daer |
36 |
lants |
39 |
vander zee ten oesten wert |
41 |
scoon ende sterc ontbr. |
43 |
heet |
89, 6 |
sobak |
12 |
m. ghinc |
14 |
elcana |
15 |
moeder woende |
18 |
met groter blijsscap ontbr. |
20 |
heylichdomme |
22 |
gode sacrificie e.g. |
27 |
heylighen ontbr. |
32 |
sitab |
35 |
men ontbr. |
39 |
si wert |
40 |
ende testoort ontbr. |
90, 7 |
in eg. e. groeuense |
8 |
devocien ter ontbr. |
10 |
van chyten |
11 |
daer hi omme dede .ij. broeders doden ende menegen persoen |
17 |
darachim |
20 |
vander stat van chychar |
40 |
den alphen |
91, 7 |
hoefde tote den ontbr. |
7 |
baectanden (15: baectande) |
9 |
ende es nv ghesingelt |
18 |
was gheleit |
20 |
Ende die van geneuen doen daer af g.f. |
21 |
Ende sonderlinge die sarrasine doen grote feeste met hem |
23 |
sulke 1. |
25 |
ander ontbr. |
26 |
weleer ontbr. |
27 |
die waerheit ontbr. |
32 |
es ene f. |
92, 1 |
een wet die noch kersten no heyden no jode en hebben |
4 |
e.g. en es die alle g.h. |
8 |
alse die ioden doen |
11 |
dat rechte erue ontbr. |
19 |
vyolet cleet |
34 |
In dese lande |
37 |
Op .ij. milen daer bi |
93, 9 |
werden geboren |
13 |
te seggen wee di stat van capharnaum ende al die steden die sijn int lant v. galilee [De Lalijnsche aanhaling heeft deze afwijking niet] |
17 |
.iiij. milen |
31 |
gabelle abers wiue ende jaeghdese met crachte o.d.r. vander zeb z.e. salamano |
38 |
doen ontbr. |
41 |
van ontbr. |
94, 3 |
jonatas |
| |
| |
4 |
storuen |
7 |
o berch van gelboe dat noch reghen noch hagel op v en moet vallen |
11 |
cicople [l. citople] |
16 |
scone stat |
16 |
ende keytiuich ontbr. |
35 |
groot ontbr. |
38 |
kerstene |
95, 4 |
.iij. ontbr. |
8 |
die vrocht entie bloeme der werelt ende des leuens es |
9 |
.ij. milen |
14 |
ene ontbr. |
15 |
ontquam wt hen e.s. |
17 |
van moordenaren ontbr. |
31 |
dijnre |
32 |
sceemde |
33 |
onberuerech |
96, 2 |
thabor |
7 |
ionghers |
15 |
onse here ontbr. |
28 |
verseggen |
32 |
mit iiij trompen ontbr. |
97, 3 |
ter hellen |
6 |
eest dat die ontfarmherticheit gods niet daer toe en siet |
14 |
steet een casteel die men heet s. |
20 |
met enen ghescutte. Want ontbr. |
23 |
tote noes tiden ontbr. |
24 |
ende noels vader dodene die blent was v.o. |
33 |
lopter midden jn. Dese stat van tyberien en es niet herde groet. |
35 |
in ontbr. |
38 |
vant ontbr. |
98, 1 |
beginnen |
3 |
in .iij. dagen ende dor dlant van trachionen duert |
8 |
Want hets ontbr. |
14 |
wel na [gecorrigeerd tot vel na] |
16 |
bestu |
27 |
op ontbr. |
33 |
voedde |
99, 1 |
met gramscapen enen brant na onsen here maer die brant vloech ende groyde in derde staphans |
5 |
die scortse daer af es al swert |
6 |
op deen jnde |
99, 7 |
een hoghe casteel |
25 |
wel houdende .ix. werf .xx. milen |
26 |
lanc ontbr. |
28 |
die clene sijn ontbr. |
34 |
cicilien |
100, 3 |
w.s. orloghen ende men haer stede ofte casteel beleit |
7 |
om hulpe te ghecrigen |
20 |
zide ontbr. de 2de maal. |
22 |
sijn ontbr. |
24 |
al |
25 |
mer ontbr. |
28 |
jacobeiten |
30 |
dat men[?] die biechte soude doen g. allene |
39 |
ic belye al mijn herte |
101, 5 |
ic ontbr. |
12 |
eneghe ander leraren sijn van hare meiningen alse Sinte augustijn Sinte gregorius Sinte augustijn seit |
18 |
ghesciet si |
27 |
belouen sal sine mesdaet ende bekinnen ende ghena de roepen |
36 |
ieste |
38 |
dat hem die mensche biechten sal met goeden redenen |
102, 8 |
h.h.o. gheloeue ende hebben alle grote barde ende half der griexscher gheloeue e.m. tsacrament |
15 |
doen ontbr. |
22 |
want |
23 |
draghense ontbr. |
| |
| |
24 |
vierkent |
26 |
d.m. heet die s. |
28 |
eneghe |
29 |
of enege d.m.h.n. |
35 |
deen ieghen den andren ontbr. |
37 |
willic |
38 |
Na dat ic verclaert hebbe ene lande [?] ende vanden welken daer mede van ouer zee |
40 |
soe willic v nv segghen den wech om weder te keerne in desside |
103, 5 |
een scone |
6 |
.iij. dachuaerde verre van Jherusalem |
8 |
m. brinct daer |
9 |
pennewerden |
15 |
helyseus damasius |
16 |
sijn wtgheuere |
22 |
was d.b.v. seir |
25 |
vrocht |
25 |
ende froyt ontbr. |
26 |
mochte |
28 |
lochinghe [l. lochtinghe] |
29 |
ghevult |
33 |
sinte pauwels daer een van dien eer hi bekeert was soe woende hi i.d.s. van damas .iij. daghe sonder eten sonder drinken |
104, 5 |
drakes d.h.s. es |
20 |
recht ontbr. |
33 |
beemden omder beesten b. |
39 |
vrochtbaer |
105, 4 |
darke |
5 |
baphan |
12 |
weghe door dese ontbr. |
16 |
wonen vele kerstene |
19 |
door ontbr. |
19 |
dat is een scoen stat ontbr. |
22 |
In .xvi. milen der stat van sydon sitmen optie zee |
29 |
men coomt hem niet van daer t.e. hauenen |
106, 1 |
die voer gheseit sijn om te |
8 |
dat si hen veruaren |
10 |
om weder te keerne om enege saken die si achter gelaten hebben daer omme sal ic v in corten worden seggen |
15 |
ende sonder langhe vte te bliuene ontbr. |
21 |
men sceept |
29 |
int lant |
37 |
alle ontbr. |
107, 3 |
herde scoon ende ontbr. |
18 |
daer neuen van maththias was die vader was vanden machabeusen |
26 |
latict nv daer anderwerf te radenen |
30 |
die niet en konnen no en mogen die zee gheliden no ghedragen ende begheren te lande te varne ende te gane soe si meest mogen nochtan datter |
108, 1 |
ende dan te puluera ontbr. |
7 |
es der stat van turkien hetense d.k. |
11 |
ende breet ontbr. |
20 |
die optie |
26 en 27 |
romenien |
28 |
enen starken torre ende heet florenchen |
34 |
van parasese |
38 |
met snellen strome |
39 |
vanden berge vter steenroetchen |
109, 3 |
dor d.p. |
8 |
een herde ontbr. |
14 |
onder halue |
16 |
d.r.v.f. ende van farfar |
22 |
saffar |
25 |
dlant van damilee |
| |
| |
29 |
Ende daer ontbr. |
36 |
door marine ende ontbr. |
38 |
enege hetent |
40 |
van j. |
110, 24 |
supen ghenoech vanden vleesch sope ende drinken melc van soeten beesten |
26 |
catten muse ende ratten ende ander b. |
29 |
met meste in die sonne gedroecht |
37 |
ghewederde dattie liede steruen |
111, 9 |
comen |
10 |
hagen ende dorne |
22 |
ic des niet en soude wel connen verclaren |
31 |
claerlijc soude sijn hoe |
35 |
ende die doelaghen |
38 |
Want en waert daer niet ghesnuwet noch ontbr. |
43 |
daer ontbr. |
112, 4 |
sledden |
17 |
orber |
25 |
dats ten suden waert ontbr. |
27 |
noch ghewonen ontbr. |
35 |
sulke hetent |
113, 4 |
alle saysunen |
6 |
ofte van honighe ontbr. |
8 |
sal vinden rike huse |
13 |
ende die maget sal den lost ende dwere h. |
18 |
lieuer ontbr. |
19 |
der menscheit ontbr. |
22 |
gheleert ende dat dingel gabriel haer seide dat si vercoren ware |
24 |
incarnacion ofte ontbr. |
34 |
ende gherechtich ontbr. |
43 |
ende waende dattie gokelare hadde geweest diese |
114, 15 |
sijn heilicheit |
20 |
te gheuene |
28 |
deuwangelie |
30 |
ende wareghe predekinge |
36 |
al leuende ontbr. |
43 |
jnt jaer ontbr. |
115, 9 |
der maghet ontbr. |
11 |
want si segghen |
13 |
clemmen |
19 |
ende... sal ontbr |
23 |
ende qualijc |
24 |
was |
32 |
gods hi en mochte so grote onrechticheit niet ghedraghen |
34 |
belien |
36 |
waerechtich ontbr. |
39 |
saleghe |
116, 1 |
gheborte jhesus kerst |
9 |
vergaen |
11 |
gheduren |
18 |
elc |
20 |
waer es |
24 |
tot .ix. lanc |
29 |
enen andren |
30 |
van haren goede |
117, 11 |
boec daer dingel |
29 |
weten wel |
38 |
haer wet die hem god gaf te broken |
39 |
sant |
118, 8 |
goddanc |
13 |
wel doen... van ontbr. |
15 |
op sondage diene die tauer nen ende in leckernien te sine dach ende n. |
21 |
wanneer sijs ghenoech h. |
23 |
dat si moghen ontbr. |
27 |
n.l.n.e. nv breet nv wijt |
29 |
soe ontlicsenen si hen |
41 |
ende wilt weten dbediet om haer scalcheit ende om hare sonden wille hebbense d.l. |
119, 3 |
heeftse |
5 |
maer met haren sonden |
6 |
wi weten wel voer waer |
| |
| |
7 |
dienen sult ende hi v hulpen sal w. |
9 |
vter propheten monde |
11 |
dienen sullen |
16 |
der kerstene staet |
19 |
staet |
21 |
des ghemeyns volx vanden volke dat hi sint in die wise |
31 |
bediedden ende bescieden |
33 |
spraken scoen fransoys |
35 |
daer mi sere af v. |
120, 14 |
sant met |
17 |
bediedde hem die wille gods |
29 |
ende nedre |
33 |
rijc ende wijs |
34 |
regeerder vanden lande |
121, 2 |
ende beleidet ontbr. |
3 |
soe als die prince st. |
6 |
daer omme |
8 |
also dicke die ingel g. |
11 |
ghehoeden |
19 |
so sijn eneghe sarrasine |
20 |
agariten na agar |
21 |
sulke die properleec |
27 |
minde eens enen herden g.m. |
39 |
te predeke ende sijn knechte |
43 |
soe dat op enen nacht gheuiel d.m.h. droncken w. van wine ende doen |
122, 16 |
die heyleghe sarrasine en drinken genen wijn. |
18 |
diene wel drinken |
22 |
calamelke |
27 |
ende hare ertsche bisscop of hare flamine dats haer b. |
42 |
selsenheit |
123, 5 |
na dat ic v vorseit hebbe |
8 |
ende te gheraken ontbr. |
11 |
gheseit |
17 |
aerdeschen ontbr. |
25 |
af ghesproken hebbe |
27 |
zee es lanc van naroch |
31 |
ter wester zee wert int inde |
37 |
dat een .. albanien ontbr. |
124, 5 |
en springhene op |
7 |
ende ander wonderlijc lantscap |
11 |
sp. z. bander side |
24 |
vesch |
25 |
ghewonen noch ontbr. |
29 |
welc al te noemene soude alte lanc werden |
37 |
welke men mach no en can al niet ghenoemen |
125, 2 |
bad dant nv doet |
4 |
hi moet te geneuen of te venegien scepen of in een ander hauene daer omtrent |
11 |
daer omtrent ontbr. |
30 |
songe te priemen |
32 |
ende gheloeueghen maar noit sint en woude hi te sinen bisscopdomme wert weder k. |
36 |
van nide ongheloeue |
37 |
tskeysers van constantenople |
126, 1 |
bi na af sijn van erden ende van wedewinden |
5 |
sporware ende es geleghen bandersi layens |
9 |
wettich |
17 |
allene ontbr. |
23 |
ermenien (ook 127, 6) |
31 |
en soude |
33 |
die joffrouwe antwerde hem dat |
43 |
gheuen soud ende |
127, 2 |
vasten ontbr. |
11 |
hi wenschte |
12 |
moeste |
14 |
werwenste coman |
17 |
van sine goede |
27 |
ende also gheuilt ontbr. |
32 |
daer ic hie voeren seide maer d.s.w. |
37 |
hi geet teenre stat die heet artiron |
42 |
genen wijn want herde luttel |
| |
| |
45 |
v.g.f.c. ende comen van o. derde |
128, 13 |
entien es wel |
19 |
doen noe benedicite s. |
20 |
dat sijt saghen ontbr. |
21 |
want men mach |
24 |
negheen mensche daer op noyt en quam |
27 |
weder brachte |
29 |
van desen berge in een kerke |
33 |
en conste ghegaen |
41 |
coenlijc tot hem clomme daer op e.n.m. |
129, 13 |
d.r.k.c. doet van desen lande met al sinen conincrike |
22 |
te gane ontbr. |
24 |
.x. dachuarde |
25 |
een wel rike stat |
36 |
daer die .iij. coninge in vergaderden |
130, 1 |
na der zantscher zee |
3 |
heetmen dagabo |
6 |
noch leuen ontbr. |
7 |
corteleec |
9 |
breet ende lanc ontbr. |
12 |
.xv. milen |
32 |
van sinen goede |
35 |
na sine wit ontbr. |
131, 5 |
eer hi starf |
17 |
ende dan wit ende zuete |
20 |
slappene |
21 |
ende te suuerne ontbr. |
27 |
eneghe vander talen |
32 |
waren ontbr. |
41 |
baruoet |
41 |
keytijfs |
132, 2 |
toten voeten ... hanghende ontbr. |
5 |
maer herde leleec hateleec ende ververleec te siene |
7 |
gichten |
9 |
noch es meer i.h.s.v.v. |
10 |
ghescriuen connen |
12 |
d. woende Sara abrahams wijf des propheten vader |
23 |
biden ghebode |
33 |
ic vor seide |
133, 5 |
niet en souden mogen wonen leuende of mogen duren |
10 |
alsoe wel |
15 |
van die van |
25 |
meer dan .vij. |
25 |
knapelen kint |
30 |
vriende |
37 |
soe doden sijt |
134, 1 |
slinke |
5 |
want si scieten ontbr. |
8 |
m.s. coninghinnen met kiesene diede vroemste es inde w. |
13 |
op tsond andren heren om gelt te winnene |
22 |
ende luchtich ontbr. |
27 |
e.g.l. ende starc e.st.h. tot in dinde v. eg. |
29 |
partien van orienten oest ende van zuden welke partie van zuden es mortanguwen |
33 |
sdages af es so cout |
34 |
gbedrinken |
36 |
hande |
135, 1 |
vander side desen partien |
3 |
weste |
4 |
om die hitte vander z. |
11 |
lost van etene ende ghemeinleec hebbense den lichame ende en sijn niet lanc leuich |
16 |
dat hi scaduwe maect al haren lichame alsi hem aueracht legghen |
23 |
doe si... sochten ontbr. |
25 |
jn indien ontbr. |
26 |
men geet die hoghe jnden van maiour dat es die meeste ende es a.h. |
| |
| |
28 |
die clein jnde es een wel ghetimpert lant ende es alte cout soe dat van sijnre coutheit ende gewoenliken vorste dwater van daer wert hert kerstaal |
136, 3 |
grote diamante |
4 |
dat donker kerstael es ende gel. |
6 |
ghepolleren vernissen no gewerken |
12 |
ende tederre ontbr. |
12 |
ooc ontbr. |
16 |
of |
18 |
ende sulkentijt vintmer also groet als .i. erite |
22 |
herde lichtelike ontbr. |
30 |
velc alsoe |
33 |
gheuierhornoct |
37 |
optie berge daer weghe van gout minen sijn ofte andre i.d. erde |
137, 3 |
wijfkene ende mannekene |
6 |
dyamante ende m. |
9 |
ende leit in een luttel des daus |
11 |
wel groet |
12 |
recht ontbr. |
15 |
sine rontheit |
17 |
viercantheit |
17 |
dyamante |
19 |
dan aen die rechte w. |
21 |
van norden wert |
27 |
in uwe lap. |
29 |
gesteynten |
31 |
hebben ende ontbr. |
32 |
hem d.i.b. |
32 |
w. ende philosophe |
34 |
coenheit den ghenen diene draecht ende stoutheit e.b.d.l. eens geh. l. |
38 |
op dattie sake recht si |
40 |
behoeten van scelden van vechten van quaden drome van omminschelicheit e.v.q. geeste |
137, 3 |
aen hem hadde |
4 |
die dat doen woude |
8 |
gh. sonder heyschen |
9 |
merre macht ende maect |
12 |
oec die lunatet [l. lunatec] sijn |
13 |
wast so wat siecheit het si. |
18 |
ende swetende |
19 |
item in jnden sijn dyamante die vyolettachtich of bruunder sijn dan violetten |
22 |
nochtan sijn liede |
23 |
maer bi mire trouwen ic h. |
27 |
maer si sijn donker maer si sijn seker goet |
29 |
sulke hebben .vj. rebben optie side |
31 |
ende maect ontbr. |
32 |
baetseleren |
36 |
ic mi |
36 |
om datsi |
37 |
barreteeres |
38 |
ende dyamante vercopen |
139, 3 |
lompare |
4 |
ende van cleinen steenkenen diemen vint inder muse neste |
6 |
doch d.g.d. |
8 |
lichtelijc - polieren ofte werken. maer eneghe wercliede van scalcheden en pollierense niet no en werken mids dat die liede te bad souden wanen |
12 |
maer men proeftse |
18 |
ende men nemt den dyamant ende leiten opten |
21 |
goet ende gherecht es |
25 |
die goede dyamante |
30 |
macht |
| |
| |
33 |
e.m. conincrike es int lant van jnden |
140, 4 |
voete |
12 |
in elc van desen eylande sijn herde vele steden ende vele volx |
14 |
v.s. manieren |
18 |
wandelbaer no o. |
20 |
diemen heet s. |
22 |
wandelbarich |
25 |
wel ontbr. |
26 |
dat saturnus dese sterre soe trage ende soe luttel wandelbarich es |
29 |
die liede van dier naturen sijn |
36 |
si besoect - des werilt wan si besoect al die werilt haesteleke. Haesteliker ende in min t. |
141, 7 |
om comescap te coepene |
11 |
van sinen beene |
14 |
d.h. daer vele vaste benden |
20 |
maer die liede ligghen al n. |
22 |
al tegadre van thiercien tote n. |
25 |
duren |
27 |
ende ligghen |
30 |
meneghe lelike f. |
31 |
steden |
34 |
i.d.z. sijn soe vele d. |
36 |
dat enich scep lede daer omtrent daer enege ysere nagle a.w. het soude tappans bederuen |
38 |
tot hem |
39 |
sijnre ontbr. - hi soude een scep om des ysers wille van naturen tot hem trecken |
142, 7 |
grote |
8 |
ende ghemindert ontbr. |
9 |
ende ontbr. |
13 |
neghenderhande geloue ende wet |
16 |
die ander serpente of enich dinc datsi des morgens ierst werf o. |
18 |
andere ontbr. |
19 |
Gi sult merken dondersceet |
21 |
na ghelikenesse natuerliker dinghen als na die ghelikenesse eens mans enz. |
25 |
of tempsens |
31 |
noyt en sach no v.e.m. |
32 |
die anbeden ende eren simulacres die erense als omme ende vore enen goeden doeghdeliken man die bi tiden leden sijn als h. |
36 |
groet wonder |
38 |
simulacres ende ydoles |
143, 6 |
van gode |
15 |
heefti hare merre macht ghegeuen |
19 |
proeflic |
31 |
d.s.d. morgens ontmoeten ierstewerf |
38 |
ontmoet ontbr. |
39 |
en si bider gracien gods |
41 |
om an te siene |
144, 4 |
quaet ontmoet |
9 |
vore volc van wapenen |
10 |
ghegrijpt - dat es goet t. |
11 |
Ende ... teken ontbr. |
13 |
heeft e.q.o. |
19 |
diedie heyleghe scrifture w. |
20 |
die |
21 |
van hare naturen |
23 |
want seker |
25 |
vigmerien - jegherincs wert tot onsen vianden |
31 |
maer nochtan en sal niemen daer in sijn gheloeue setten |
34 |
alle ontbr. |
38 |
ratten |
39 |
veetse |
145, 3 |
beene - toe ontbr. |
12 |
het en wast niegerines el |
| |
| |
13 |
die wel .xviij. |
20 |
ende ghi sult weten - welt |
24 |
doen ontbr. |
25 |
dat scijnt dattie bome selen breken |
30 |
gherompen werden |
33 |
sorbottin [of: sorbotijn] dat witte banos dat swerte fulsel |
36 |
ende ghelijct |
146, 1 |
peper ontbr |
2 |
peper ontbr. |
4 |
omme dat beter es ende van bat getimperder naturen |
6 |
doet ontbr. |
9 |
anders ontbr. |
11 |
ende oee segghen enege liede dat alse |
14 |
doen te vliene |
19 |
droeghen. |
23 |
limons dat sijn clene appelkine of si |
25 |
sekerleec tgewormte |
28 |
Ende bouen ... name ontbr. |
31 |
ende bi deser stat steet ene fonteyne |
40 |
jonc sijn. Jc dranker af .iij. werf of .iiij. soe dat mi noch dunct d.i.t.g.b. |
147, 6 |
sijn ontbr. |
8 |
herden goeden gincbere |
18 |
of vij ontbr. |
20 |
sulken osse |
21 |
d.d.o. achter waert hi ontfeet |
22 |
mest |
23 |
ende dan geuen sijt haren prelact die si in hare sprake heten. Arthiprotopaton entie prelaet draget dan vorden coninc Entie coninc met groter devocien net |
29 |
dat si |
31 |
moghe ontbr. |
33 |
soe doent oec |
35 |
sire |
36 |
enen yd. |
37 |
enen mensche e.h.n.e. osse |
39 |
ende antwert hem al |
148, 3 |
metten bl. |
4 |
haren gode |
5 |
enich man |
8 |
penitencie no pine |
18 |
ghepresen |
24 |
mach her huwen |
29 |
tot enen lande wert van .ix. dachuarde lanc |
33 |
in vleesche ende in bene ende in een scone tomme |
149, 15 |
als eneghe twist hebben |
21 |
hem |
23 |
onthout |
27 |
in ontbr. |
28 |
vol groter s. |
31 |
een herde groet beelde groeter dan .ix. van d.a. |
35 |
der valscher kerstene die hare wet af |
37 |
hebben ontbr. |
39 |
ghemaect ende ghewracht |
150, 1 |
als die kerstene doen |
3 |
wert gaen van verre lants |
7 |
anx |
13 |
ende haer bene ende sturten |
16 |
god |
19 |
ende besprayen den afgod metten bloede van haren kindren ende enz. |
20 |
.iij. screden |
23 |
comen ontbr. |
26 |
men comt dese ydole of afgode anbeden van meer |
29 |
soe steet een scone plaetse |
30 |
wuwer |
35 |
hebben yet ter kerken behoefsoe |
36 |
wuwere |
37 |
ter hermakinghen |
40 |
stappans gemact |
| |
| |
151, 1 |
verheffinghe |
6 |
leidene aldus ende voerentene al omme die stat |
12 |
die van verren comen sijn |
14 |
ende laten die raders o.h.l. |
18 |
ende al dit doense met groter deuocien om d.m. |
21 |
liden pinen |
22 |
naerdere |
24 |
cortelec |
28 |
eneghe - dorren doen dat .xl. deel t.d. |
30 |
ende dan alder naest den wagene wt gaen die menistreerdes |
35 |
toter kerken ende |
38 |
ende |
152, 2 |
ende seitmense datse |
3 |
sijns selfs |
5 |
god |
6 |
ende te goeder ontbr. |
7 |
hadden ontbr. |
9 |
setten ontbr. |
14 |
settense |
18 |
dese gh. |
20 |
ende hem |
21 |
si ontbieden al |
22 |
menistrele |
24 |
om den ghenen |
25 |
ende heeft een wel goet s.m. |
26 |
snijt groet sticken af v.s.v. |
29 |
ende soe sleet hi hem ende stect h.e.d. vele wonden |
31 |
prisenteren |
34 |
ende knecht heeft |
38 |
van vv |
40 |
bi v onder v meeste vriende inder glorien |
153, 7 |
dinc es van desen asschen |
8 |
arch no quaet |
11 |
eomtmendoer die weestsche zee |
13 |
welc al te noemene soude sijn te lanc ende te vele |
14 |
Daer na van desen eylande van maberon daer |
16 |
goet - lamori |
22 |
datmen niet e.s.s. sulc dinc te doene als god gemaect heeft want en es niet lelex van naturen es |
29 |
ende si seggen dat si wel gheloeven aen gode |
33 |
ende al die wiue van dien lande sijn al ghemeine |
154, 1 |
dat god behiet als adame |
3 |
c. sijn |
6 |
die erde |
7 |
niemen en mach s. |
10 |
ghehadt hebben |
12 |
in een - in een ander |
16 |
niemen voer gh. |
17 |
men nemt wat dat men wilt |
22 |
dan ander vleesch |
25 |
allen ontbr. |
26 |
ende leiden |
32 |
no in menich lant d.o. |
38 |
antartike |
155, 4 |
an dye .. antartica ontbr. |
6 |
en coint hier niet (evenzoo r. 8) |
10 |
ende worden gheware ontbr. |
11 |
sijn |
22 |
inde partie of int lant van br. |
27 |
dat die sterre transmontane dat es die zee sterre v.o.l. |
29 |
grade (ook 156, 10) |
30 |
byeme |
32 |
ende .ix. minimen |
34 |
ghi ontbr. |
37 |
sijn alle beide te male onberuerlec |
40 |
lopen ontbr. |
156, 2 |
bouen dese .ij. sterren a.o. |
6 |
die sterre antartike vorseit dats die zee sterre van genen l. |
| |
| |
11 |
eneghe minimen van welke minimen die .lx. maken een graet |
13 |
ic van |
19 |
alsoe ic v gheseit hebbe die helicht |
21 |
helicht ic hebbe te male gesien |
23 |
helicht (ook 156, 29 en 36) |
24 |
sijn |
25 |
die norde wert es |
30 |
en hout maer .ix. werf .xx. |
31 |
.lxxij. |
33 |
.c. ende .xv. grade entie helieht |
34 |
maer een en ghebrect |
36 |
.xiij. werf .xx. |
40 |
so ... graden ontbr. |
157, 2 |
gaen ontbr. |
6 |
ende scepinghe ontbr. |
7 |
ghi ontbr. |
9 |
recht |
16 |
begripen ende verstaen |
21 |
westlant ... van ontbr. |
24 |
ende oec alsi hebben den nacht soe hebben wi den dach |
27 |
want datmen |
33 |
ghelanischt (of ghelauischf) op heeft te nonen |
37 |
want dat |
158, 18 |
gheboerten |
34 |
gedoelt hadde |
35 |
dat hi al tlant ende die werelt dor gaen hadde |
37 |
comen was |
159, 3 |
wert gh. |
13 |
want alsoe |
21 |
gheclommen |
23 |
ontsiet mi niet die die erde heeft gehanghen in niete (verbeterd uit niente) |
26 |
werelt om gan mach van den enen inde toten andren |
28 |
mer niet enen |
29 |
diet te rechte |
30 |
sonder den wech weder te keren d.h. gh. ware |
33 |
dat niemen volcomelijc ende wel en soude gheraken toten lande daer |
36 |
altoos ontbr. |
160, 1 |
quaemt |
9 |
mi dunct |
23 |
compas ende dat ertrike vor den cleynen compas die o. |
27 |
graden dats ccc. ende .lx. grade inden |
32 |
ende na die meesters van astronomien. vijc stadien es des ertrijcs antwerden enen grade vanden firmamente dat sijn .xiij. werf .xx. ende .vij. milen ende ½ |
161, 1 |
menichfoldeghen |
2 |
weruen ontbr. |
4 |
.vij. |
6 |
die meesters van ontbr. |
17 |
d. pl. van verren mede met |
18 |
wanen |
20 |
den andren |
21 |
also wi een deel |
22 |
ghestadighe ontbr. |
25 |
prouen ende ontbr. |
26 |
alst norden |
27 |
ghestedeghen |
33 |
ghedaen hebbe daer toe |
38 |
al ontbr. |
40 |
Bi desen eylande vorseit ten zuden wert es een eylant |
162, 17 |
al te vertreckene te lanc soude sijn |
19 |
bider zee |
21 |
omgaende |
27 |
meer oueruloedeger dan eldre |
28 |
ghinghebere groffelsnagle canele notemusscaten zedewale ende mastis ende wet dan mastis es selue vanden notemusscaten |
| |
| |
163, 4 |
sijn gheuierhornoct deen enz. |
7 |
Ende... goude ontbr. |
11 |
op haer hoet |
14 |
gehemelt ende ghewelft |
24 |
dicwille te gader gheorloecht |
35 |
daer men griet ende wit broet af maect van g.sm. |
164, 6 |
meste |
7 |
die des venijns ghenut heeft |
9 |
no triacle no ander dinc en soude hem niet hulpen |
12 |
een derre tiden d.l.s. |
16 |
ghemisten |
25 |
latent droeghen |
29 |
eylant |
32 |
dese dode zee of plasch |
35 |
grote huse |
36 |
ander eyken |
37 |
oeuer vanden plassche w. |
38 |
grote w. |
165, 1 |
v.d. houte |
3 |
die een van desen ouer hem draecht yser no stael en machen niet quetsen noch wonden no d. bl. |
6 |
[invoeging:] Ende daer omme die enich van desen stene heeft die vecht herde stoutelijc ter zee ende te lande want men mach hem met ghenen wapene quetsen. Ende daer omme enz. |
7 |
van dien lande |
8 |
striden ontbr. - ieghen yemen van daer omtrent |
9 |
gescutte tot hem |
10 |
sise wel entie h. |
12 |
eyken m.s. huse kerken scepen |
13 |
van eyken maken e.v.a.b. (doen ontbr.) |
16 |
met minen oegen ghesien |
18 |
waren ontbr. |
28 |
daer... brenghen ontbr. |
29 |
ende op enen andren nacht dandre ende aldus doet hi tot hi wel |
32 |
niet meer |
34 |
dan een andre |
38 |
min |
39 |
al tam |
166, 1 |
houden van sinen lande voeden |
11 |
eylant groet w.d. niewer elder en es Want |
15 |
jaers alle jare deen jaer na dander. |
23 |
ende blijft daer oec .iij. daghe |
27 |
gheordineerdelike als ghi ghehort hebt tot dat |
31 |
ghenomen ontbr. |
43 |
jn sijn l. |
167, 1 |
ende aldus alle vessche gheuen hem seluen ouer ende doen hem manschap |
3 |
bat gh. |
4 |
item in weet |
6 |
diet al w. |
7 |
dunct mi dat meeste wonder dat ic ye gesach |
8 |
ende maect ontbr. |
16 |
n. sijn en m. |
17 |
lantscap sijn grote s. |
18 |
te gadre ontbr. |
23 |
als een mensche die sulke sijn mindre |
28 |
sterft in dit lant soe grauet men |
32 |
gh. h. in deser w. |
168, 1 |
dan die worme die soe vul sijn inder erden |
6 |
wriende |
9 |
souden ontbr. |
10 |
vanden honden ontbr. |
11 |
dan mit groter feesten |
18 |
doot te slane |
20 |
doni Ende wie meest menschen doot es daer meest geheert |
| |
| |
28 |
of dat verbont en soude niet dieden v.d.e. |
35 |
tfolc es beesteleec oft niet en verstoede ende |
169, 3 |
dincs etense |
5 |
gheen hebben |
16 |
dat een groet eylant es ende hout |
29 |
een grote taerge |
30 |
dect |
170, 2 |
van pater nostre ende in die maniere datwi segghen pater noster ende aue maria aen pater nostre van ambre seit hi |
3 |
.iij. bed. |
4 |
herde geestelijc |
9 |
in sijn hant te draghene |
11 |
ridende al om haer stat - daer vort |
18 |
ghebben |
19 |
mechtich ende gherechtich |
24 |
beroefde sonder verdraghen souder die coninc swaerlijc ouer rechten |
30 |
cokedrulle - wel en der |
31 |
cocodrulle sijn serpente die gelu ende strijpt sijn |
33 |
grote cl. |
36 |
datmen daer enen groten balke ghesleipt |
39 |
groten |
171, 2 |
entie liede segghen |
4 |
geworpen waren ende dat desen poel van h.t. es |
13 |
ende bechelen [l. hechelen] |
18 |
adaems dode |
29 |
welde diere |
31 |
man die in dit lant comt sonder |
33 |
soe sijn welde ganse |
38 |
ende in dit lant ende in andren landen daer omtrent es die zee alsoe hoghe |
41 |
dertrike decken |
172, 8 |
ende naturen ontbr. |
11 |
valt |
16 |
dier siecheit |
25 |
sijns grote ware |
27 |
riet |
31 |
datsi steruen selen |
173, 1 |
meesters |
2 |
met groter feesten |
5 |
driuen gr. |
7 |
ende... hebben ontbr. |
9 |
dien verwijtment met |
11 |
ende zericheit ontbr. |
24 |
gesint |
27 |
grote eylande |
31 |
is... volc ontbr. |
34 |
een oghe in steet hem in midden haer voerhoet |
174, 1 |
een houfyser staende ter middelt |
8 |
ronde ontbr. |
11 |
colue |
12 |
.liij. vorseit |
16 |
vander... sonnen ontbr. |
19 |
pignion |
21 |
daer omme soe nutten si dat si eten met ere pipen |
30 |
ende vaen wel die welde b. |
34 |
ende clemmen ende loepen |
35 |
berch ofte boem |
37 |
manne ende wijf te gader sijn gewassen e.h.e. mamme |
175, 3 |
kinder alsi werken mans werk ende |
4 |
alsi werken wijfs werf [l. werc] |
12 |
ic swighe want het soude te lanc risen al te vertreckene |
13 |
ter wester zee gaende |
17 |
dbeste |
22 |
ende een goet ontbr. |
27 |
broet om gode v.a. |
30 |
entie manne en h. |
| |
| |
31 |
heeft daer jemant .l. haers of .lx. in s.b. maer een haer hier ende daer als een lupaert of catten baert |
176, 4 |
Ne geen stat |
5 |
soe wel ghewaerneert v.s. |
7 |
die liede van desen lande |
11 |
boetse |
16 |
feesten ende ontbr. |
19 |
een entelmes van desen s. |
26 |
feeste daghe |
29 |
wasem |
40 |
laires d.o. die watre gaen ende eten die vessche |
177, 1 |
dattie watre sijn si gaen daer jn ende alsi vele vessche hebben willen vten watre soe werpense een van desen beesten |
5 |
stappans brinct hire vten watre also vele alsmen wilt |
14 |
es sonderlinge sere |
17 |
.xij. sonderlinghe principale porten sonder dandre ende voer elc van desen porten buten in .iij. milen of in .iiij. milen na steet een ander grote stat |
35 |
v.o. kerstene ende |
37 |
ende solacerende ontbr. |
38 |
ofte cloostere ontbr. |
41 |
steet een boegaert |
178, 2 |
megherande [l. menegherhande] |
13 |
tot .iiij.m of .v.m ende |
14 |
ter deylinghen |
18 |
tcloesken ende si keren weder |
28 |
van d. |
37 |
die aelmoesen ontbr. |
39 |
penitentie doen |
40 |
haer broet |
41 |
danse in arme liede ware die sin ende macht hebben te winnene haer cost |
179, 5 |
op .vj. dachuarde vorder steet een stat cilonfode |
8 |
.xxv. milen |
9 |
borge |
10 |
ic ye ghesach Ende dese stat was dierste stoel |
13 |
ende vol van |
16 |
i.d.w. steet |
17 |
daer si ten cleinsten es es si wel .xx. m.b. |
22 |
daer sijn |
26 |
ende si draghen kint alsij .ij. jaer ot .iij. out sijn ende en leuen maer .vj. jaer of .vij. of .viij. |
29 |
ende subtielste ontbr. |
35 |
en erien niet maer o.h. |
180, 3 |
alsoe wi hem souden doen |
7 |
ende groot ontbr. |
15 |
verstendich ende na haer outheit sijn si scalcGa naar voetnoot1) genoech |
17 |
van daer |
20 |
ende profitelijc ontbr. |
21 |
Dese... profitelijc ontbr. |
22 |
den heren vander stat ende vanden lande |
24 |
alsoe si selue seggen |
28 |
hoe vele tsiaers es |
33 |
in... steden ontbr. |
36 |
toe seker huse in elke stat |
181, 6 |
saelt stappans |
11 |
jnde |
15 |
sijn scone scepe ende wel geord. |
20 |
die in... vorseit ontbr. |
| |
| |
21 |
die leit op |
22 |
grote ontbr. |
26 |
eylant ende rike |
28 |
specie oncruut ende ander comescape |
31 |
daer gaen. Ende wet dat die liede sijn van jeneuen of van lombardien of van romenien toe te gane te lande of ter zee |
35 |
eylant |
182, 1 |
lant |
2 |
op die side ende hort |
19 |
meer dan .xx. milen |
20 |
can. [Nieuwe regel en nieuw kapittel]
Daer soe es een scoen palays van w.p. |
27 |
dat rijcste ende dat costelijeste d.v. mach |
31 |
grote wide grachte vol w. |
33 |
grote wuwers aen deen side ende aen dader |
183, 2 |
boegaert vol beesten als |
6 |
daer sijn hof steet es groet ende scone |
14 |
en mach in die zale comen no int palays |
17 |
gesien mach |
24 |
dierbaren ontbr. |
25 |
ende... perlen ontbr. |
26 |
ende optie .iiij. hornocke vanden montore |
30 |
guldender vate |
32 |
te d.c. - dese sale es herde hogelijc ende wonderlijc ghesiert ende ghepareert |
39 |
t.s. van dieren ghesteynte met guldenen borden ende die borde sijn al omme beset met ghesteynte entie trappen |
184, 5 |
van gesteynte ende van goude |
8 |
enen trap nederde dan sinen Sijns anders wijfs es noch enen graet nederder ende es oec van jaspera ghedrayt als die andre Entie stoel sijns derdes wijfs es noch een graet nedere |
15 |
van sinen gheslachte ontbr. |
20 |
es hi |
21 |
blickenden |
22 |
een tymmer |
24 |
den mannen onderhorich |
29 |
of enen graet ontbr. |
31 |
die sinen gheslechte sijn na dat si sijn |
35 |
met gheynte [l. ghesteynte] of van lignum aloes |
37 |
of van |
40 |
entie ander grote h. |
185, 2 |
es eens scats wert |
5 |
tsi goet... seit ontbr. |
7 |
niet verroepen |
9 |
es grote feeste gemaelgiert |
12 |
met verhauenen b. |
14 |
te gader smiten |
16 |
gheblas of ontbr. |
17 |
waer met dat es en wetic niet |
22 |
hem al onderwinden die in al die werelt sijn |
27 |
alle andre segghense datblent sijn |
34 |
ende... tafelen ontbr. |
37 |
sijn in |
186, 3 |
entie witte al van kerstale van bericle |
4 |
geluwe |
17 |
ende tfacelment daermen met dient |
29 |
enich facelment dat sijn alrehande vate die men ter taflen besicht maer |
| |
| |
33 |
plegen te sine |
187, 4 |
.xij. maenden |
6 |
die sake |
7 |
datwi soe sere sinen stat |
20 |
houe es en hadde hijs niet gesien want en es niet alsoe in dit lant es daer die heren gaen soe si meest moghen van volke |
28 |
tghemeyn volc et s.a.o. ville |
36 |
gheloeuen en selen endeselent voer boerde h. |
38 |
v. sinen scatte |
39 |
van dien wondre van welken datti bi heme h. |
188, 4 |
segghen |
11 |
hebben ontbr. |
18 |
no gheloeuen nemenne |
28 |
was die sijns vader lichame sach |
29 |
metten vinghere bespottelike daer hi omme |
34 |
dedelste - soe trac hi aen hem met sire wreetheit dmeeste ende dbeste deel vanden lande |
189, 4 |
van desen .iij. broeders [dat sijn asien afriken ende Europen] cam was die meeste |
15 |
menighen ontbr. |
20 |
d.i.d.e. van der zee sijn daer ic v hier voren af seide alse asyen al dure [dure ontstaan uit dinde?] |
26 |
alle ontbr. |
34 |
als die van surien en van samaritanen houdent van hem ende alsoe alsi mi |
36 |
trac [ende omme deser redenen wille es hi gheheten die grote cam] maer |
190, 4 |
onder daen ende in eygenscap |
8 |
beesten die de liede hoeden ter weiden maer onder hem waren |
12 |
hiet |
18 |
een goetman |
20 |
ende niet wel rike |
25 |
die onsterfelike god |
33 |
ghinc hijt desen .vij. gheslechten segghen |
35 |
foebden |
37 |
sccemden |
39 |
witte ontbr. |
40 |
ende seide ende gheboet van |
191, 2 |
can ende dat si nemmer eyghen no onder horich sijn en souden ne gh. |
7 |
keyser cosen |
12 |
geheten |
14 |
of si hem souden onder daen willen s. |
19 |
ende aelmachtighen ontbr. |
27 |
enen hoetman ende bouen .x.m een hoet |
28 |
dattie meeste |
192, 2 |
ende veruult ontbr. |
3 |
alse can |
10 |
Doen ghesciede op |
11 |
met deser gheselscap ende met cleinder gheselscap want hi en voer maer sijn castele ende sijn stercte besien die hi gewonnen hadde |
17 |
s.s.h. in hem ierste werf daer wert |
22 |
vloen |
25 |
van hen veruerret waren die dander jaeghden |
30 |
soeken |
33 |
soekende aldus derwert dat can |
193, 15 |
si hoedense werdelijc oft |
23 |
te varne |
30 |
d.w. des almechtichs gods es |
| |
| |
35 |
so gaet ontbr. |
39 |
dat hi di tone ende wise wech daer du moghet doergaen |
194, 12 |
toe ontbr. |
14 |
h.d. tgetal van .ix. geheylicht om dattie |
18 |
also doen can |
33 |
ghedoen |
195, 4 |
v cleinste broeder gebroken |
10 |
ghetrouheit ende met eendrachticheit |
15 |
ende... worden ontbr. |
18 |
van alden lande ende als hi |
24 |
toe ontbr. |
38 |
lande van ontbr. |
196, 4 |
ende die en |
15 |
regneerde colilatan |
28 |
i.d.w. wonen |
36 |
d.s. nv niet |
40 |
g.w. wel |
197, 7 |
i.h. moystach [of moyscach?] |
12 |
ende ontbr. - ghebracht ontbr. |
22 |
doet constichlec |
29 |
van tatersche ende van camuscaten |
33 |
lakene of tartarien of camuscatc |
35 |
alderfrischt ean gheuiseren |
198, 1 |
ghcfroyt ende gewracht |
3 |
herde rikelije ontbr. |
6 |
in .iiij. dat es elc .m. bi hem ende elc .m. es eens gecleet |
10 |
dierste .m. es v.h. |
13 |
ghccleet van guldenen lakenen met z. |
18 |
jaspere - georfroet |
21 |
met fyolette wel rikelic |
23 |
Ende... ende ontbr. |
29 |
waren hier eens scats wert meer danse daer sijn. |
32 |
.ij. ende .ij. geordinert vorden keyser sonder wort |
36 |
of v. yu. |
37 |
masticle of mastitle - menistrele |
199, 1 |
is leden ende ontbr. |
8 |
gheleert ontbr. |
9 |
v. geremanchien van ingromanchien |
11 |
v. vele andere |
13 |
astrable |
16 |
sporen |
20 |
vate van coren die bernende sijn sulke vol van watre ende sulke vol van smoute ende sulke van wine sulke hebben gulden orloye |
27 |
te haren gheboede |
32 |
ende nige ontbr. |
200, 4 |
dan scit hi hem noch dat sijt af doen ende dan eest ghedaen |
14 |
dinc en mochten si h.d.t. gh. datsi enich ongetrouwicheit hen souden doen |
21 |
soudse hem in die vre |
23 |
diet... hadde ontbr. |
24 |
ende doen... doen ontbr. |
25 |
een grote bediedenesse |
27 |
en maect noch ontbr. |
28 |
no cledet [l. cleder] no broet no bat |
32 |
of enich ongerief dese ph. |
38 |
liede ontbr. |
40 |
gedaen die meesters |
201, 4 |
ende blijsscap ontbr. |
5 |
groet |
6 |
een vanden meesters |
7 |
ende wel ghemaect |
8 |
ende seit ontbr. |
11 |
gheclect met |
22 |
als hise gheroepen heeft so comt in deen n.d. |
| |
| |
23 |
prosenteren |
26 |
elc gheeft hem prosent nad at si sijn |
35 |
meesters |
40 |
ende visschen ontbr. |
202, 1 |
ende toevenaren ontbr. |
2 |
w.m. ende toueren w. |
4 |
om... doen ontbr. |
5 |
cl. geuen dat cume deen den andren ghesien mach |
8 |
niet ghesien en can |
11 |
v.a. wer. scinende ende dan doense |
16 |
joesteren inde lucht vreselike also ter joesten behort ende brekerf die [die] speren datter d. st. af vliegen |
24 |
ende dat duert totmen die taflen op doet. Dese |
29 |
meesters (ook 32) |
39 |
beesten hoeden e. voglen alse ostoere |
203, 3 |
wel .xm. ontbr. |
5 |
te wachtene .cc. |
8 |
hi betrout hem |
10 |
meyseniede daer es s. gh. |
13 |
ende... lude ontbr. |
24 |
dat... staet ontbr. |
26 |
ende ghegaen ontbr. - printure begint |
28 |
tresoriers |
35 |
altoos ontbr. |
204, 4 |
amatiste
In het Kaapsche handschrift ontbreekt een blad; de gaping gaat van 204, 8 (van af het woord noorden) tot 207, 6 (tot het woord proeessien) |
|
207, 30 |
wijwatre |
31 |
met groter stemmen hem groetende v.c. |
33 |
hi gebiet die heren bi hem ridende |
36 |
sinen capruun af |
208, 2 |
veltenen hoede die van goede ende van gesteynte gemaect es ende es soe rikelic dat niemen in dit lant en es hi en souden prisen een conincrike ende daer na nijcht hi den cruce |
10 |
ende dan nijcht hi jegen die benedixie |
14 |
toe ontbr. |
17 |
die ontbr. - sijn ontbr. |
27 |
vertorden |
32 |
ende elc prosenteerse oec aldus met frute |
209, 3 |
.ij.m te voet sonder menistreres |
4 |
sonder die beesten wachten welde ende tamme |
14 |
van machte no van goede want in |
21 |
w. hi en verbiet |
24 |
.xl. |
36 |
in beiden siden ende gheeren met siden ende draghen |
210, 15 |
bouen ontbr. - gheuen van bouen [er staat bo] ende |
16 |
dat daek ende ontbr. |
17 |
velte |
18 |
alsi orloghen |
20 |
in midden van |
22 |
van alle manieren sonder verkene |
26 |
van goude van vilte van lakene ende die afgode offerense altoes dierste van haren melke van haren beesten ende oec van haren etene ende van haren drinkene |
35 |
hi hiet |
| |
| |
38 |
.xij. sonen sonder dien die aldus hieten |
41 |
die hieten ontbr. |
211, 1 |
die hiet serotham Die liede |
9 |
om tpert voert doen te gane |
13 |
vten potte doet |
14 |
opt gheesel |
17 |
te brekene een been met andren benen |
21 |
dade |
25 |
daermen in |
26 |
herwijt |
31 |
die den keyser enich dinc brinct |
35 |
of quaet dinc die den keyser deren mochten |
212, 5 |
ambachte (ook 6) |
8 |
ambachten |
10 |
Ende.. mannen ontbr. |
12 |
vanden lande es ghehorsam h.o. si en vechten no en scelden deen jegen dander |
18 |
dat si sijn si eten |
20 |
m. ende volene ende ezele ende ratten |
26 |
si eriten no |
29 |
dan vleesch ende drinken tsop daer af ende als si gheten hebben vaghen |
34 |
orberen |
41 |
toter wilen |
213, 3 |
die ghesoden es van watre |
9 |
op enen dach |
18 |
gescots |
26 |
soe besegense vele scalcheden |
32 |
entelmes |
36 |
met cr. |
214, 2 |
wandren ende ontbr. |
10 |
om die scone cledere maer omden |
18 |
vaste in een besloten daer .xxm. mans |
25 |
cast. ende si en prisen genen sin van andren l. |
31 |
sijn oec valsch ende verradechtich |
33 |
betr. in haer gelofte |
36 |
hebbent meer gh. |
215, 6 |
in midden |
8 |
tafel... enen ontbr. |
15 |
ende brede ontbr. |
20 |
hem dienen ende melc geuen |
22 |
sijn sal in dander leuen |
24 |
doen hem in die gracht s. |
28 |
ende met wiuen te sine alst hier es |
216, 2 |
om datter weder op wassen soude ende ment niet bekinnen e.s. |
7 |
in dander leuen |
8 |
daer ontbr. |
10 |
na dattie |
12 |
wi willen ordineren |
14 |
ende ... con. ontbr. |
18 |
ende dien ic segge ende ghebiede te doene datmen doen sal |
22 |
als met ere st. dat gi gebiet sal w. gh. |
27 |
een swert velt |
28 |
men.. hem ontbr. |
31 |
moghen draghen ontbr. |
33 |
lieden van goude ende ghesteinte dier s.g.e.s.d. perde ende guldene lakene van tartarien |
217, 3 |
en mochte |
4 |
asien |
5 |
asye |
8 |
qu. besoeken te b. |
12 |
ghenen ontbr. |
13 |
in desside tarsen ten w. |
17 |
vel luttel |
18 |
d.b. stat h. |
20 |
es lutter - of corens |
21 |
herde liede e.l. |
27 |
d.b. st. die es geh. |
30 |
die liede sijn daer g. |
| |
| |
35 |
een vanden eonincrike vanden groetsten v.a.w. maer en es niet al vol lieden wonachtich |
218, 4 |
dattem niemen en weet werwert bekeren |
6 |
of anders want daer es luttel in daermen onder sculen m. |
7 |
liggense in t. |
9 |
neder hem str. te pr. e. te r. |
18 |
heet naure leecht al d.c. |
23 |
maure |
24 |
ofte wech ontbr. |
33 |
doer dese passage en mogen |
40 |
roder zee |
219, 3 |
al ond. |
8 |
na dat ic v gh. h.e. ghedeuiseert ende besceden |
13 |
ende c. ontbr. |
16 |
zee ter kerstene |
18 |
sijn .ij. grote h. |
26 |
die vten paradise comt |
28 |
streckende t. |
32 |
daer steet een goede stat in |
37 |
te westen ten con. |
220, 2 |
ter lingden westen t.t.e. vander siden vanden stat van alexandre |
10 |
ende niewet br. |
15 |
dalet ter |
20 |
beste - die heten |
23 |
die heet |
24 |
meneghen |
28 |
aan dit l. |
31 |
arkas |
34 |
onderdaen - arcas |
36 |
bescermt ende bescut jeghen die hem w.d. |
38 |
noyt niemen onderdaen |
39 |
archas |
41 |
omgancs |
221, 1 |
horen die van dien lande ondetiden [l. ondertiden] stemmen |
6 |
niet ontbr. |
7 |
mids |
8 |
h.w. eens een |
9 |
die saures hiet ende veruolgde om die kerstene te dodene |
11 |
om hem te doene sacrificie e. off. sinen afgode te doene |
15 |
te nieute te bringen ende daer omtrent woende vele kerstene die |
20 |
om hen allen wt was te doden |
22 |
ende deden hare b. tot g. |
27 |
datsi bleuen ende hebben oyt sint daer al stille jn die donkernesse gedaen e.e. qu. noyt sint wt |
32 |
te slane ontbr. |
36 |
ghemaect |
39 |
souden daer bi te heylegher sijn want |
222, 5 |
bereet tontfane al omme sijn g. seriante |
11 |
Ende... dauid ontbr. |
14 |
pers. harre .m. |
16 |
dat... veriaghen ontbr. |
32 |
dar |
33 |
te siene |
37 |
moneghen een werf of twee |
223, 9 |
brike kessi cour picham coanach ende in elc van desen prouinchen sijn vele goeder kerstenen dit t. |
14 |
goet lant alsic hier voren geseit hebbe |
16 |
hem vanden berghe van caldee oestwert |
22 |
es een pleyn slecht lant |
31 |
hets een groet lantscap mesopithanien maer |
| |
| |
33 |
sijn maer |
224, 4 |
lijt men mortagnien |
6 |
weste zee zudewert in dit lant sijn vele conincriken ende op dander side palet aen nubien |
8 |
dit lantscap vorseit |
14 |
ende gaet ontbr. |
27 |
ende te battarien |
34 |
in bl. ende in beene als |
39 |
want also wel waren oec s.b. |
41 |
appele lange |
225, 5 |
In dit lant ende in andren landen daer omtrent s.v.b. |
12 |
ghenoech mede te doene soude hebben |
13 |
in dit selue lantscap |
15 |
dese .ij. b. |
19 |
.xij. coninghe met h.v. onder dit gheberchte die te voren hieten siche |
26 |
hi dan |
29 |
sloet hi die berghen sonder van eenre siden |
35 |
niet al daer vte |
226, 1 |
datment die zee heet en es die zee niet no e.c. oec aen geen a.z. maer hets een poel ware |
6 |
niegerincs |
8 |
haer jerste sprake |
10 |
in a.d. wer. ontbr. |
26 |
water in vinden en can met grauene no anders soe datmen aldaer |
28 |
s. soe vele |
31 |
ware een herde cout w. entie stede of passagie |
33 |
es tpassagie dattie |
36 |
dan... Ende ontbr. |
39 |
wtcomen selen |
227, 2 |
te spreken opten hope dat als die joden |
4 |
comen selen met hem spr. moghen |
6 |
verderuen |
10 |
wer. wt spreiden |
14 |
alsoe ict |
15 |
inden tide van hantkerste |
16 |
reynaert ontbr. |
19 |
vos of reynaert |
22 |
waren met hem sonder |
28 |
maken dede |
31 |
selense wt comen |
33 |
backarien daer quade wrede l.s. |
35 |
ghelyc scape ontbr. - daer af dat men goet laken maect |
228, 1 |
die wandelen in dwater sulken tijt in derde |
6 |
.iij. werf beter |
7 |
meneghe griffoene meer dan eldre sulke |
10 |
si seggen |
14 |
waert ontbr. |
17 |
want hi heeft die clauwen van sinen voeten also groet |
23 |
wel gr. b. om mede t. sc. |
27 |
dese coninc pap jan heft vele l. |
32 |
ghelopen ontbr. |
34 |
die beste stat vanden eylande van pontexore hetense dat e.c. st. es ende edel ende rike |
229, 2 |
meneghen c. ende wonderlijc volc |
4 |
es groet ende rike als dat lant datten groten can to hort maer het en es alles niet soe rike want die coopliede en gaen daer niet soe ghemeinlec o.h. comescap |
9 |
s.v. in deylande van caythay dat h.b. |
12 |
alrehande ontbr. |
13 |
b. tij |
| |
| |
19 |
ayamante stenen die van naturen yser t.h. tr. |
21 |
dat daer eneghe scepe die nagle of banden hebben d.b. |
24 |
na hem soe dat si van daer niet en moghen sceden |
27 |
cleyne boemkene ende dorne in st. |
31 |
ende... volheit ontbr. |
40 |
om die naerderheyt |
42 |
wel ontbr. - te varene ontbr. |
230, 4 |
si al dor persien toter stat heet mepole |
11 |
leeuwerken doet |
21 |
scotelen ende lepele scalen |
23 |
ware i. gh. t. settene maer van enen principalen eylande van sinen scatte ende gheloeue salic v seggen |
30 |
volcomeliken ontbr. |
35 |
ende en geuen om gene barenteerscap onder h. |
231, 4 |
die altoes vol es zants |
7 |
ander |
8 |
en geen t. - haer ontbr. |
10 |
no scepen ende |
14 |
deouer [l. doever] |
16 |
ende sijn |
19 |
berghe |
24 |
d. zantsche z. |
25 |
ende daer valtse in die selue ende |
27 |
.iij. werf in elke w. |
30 |
dese zantsche zee dese riuiere es gh. |
32 |
sietmer |
39 |
ende ontbr. |
232, 3 |
der |
5 |
alfs |
6 |
na n. |
7 |
in al tote sonne |
8 |
datmer |
14 |
vele papione dat sijn welde h. |
16 |
d.s. vele |
23 |
maer een clauwe e.h. anden v. |
25 |
ende datmen |
26 |
si ontbr. |
31 |
voeren maer hi doet draghen voer hem |
233, 11 |
of van goude of |
12 |
int cruce van houte |
17 |
ter erden sal gh. werden |
22 |
Die... jan ontbr. |
23 |
sijn p. stat Ende daer es sijn .j. prineipaelste palays |
25 |
datmens niet ghedinken en mochte |
27 |
.ij. g. appele ront ende in elken appel st. .ij. gr. ende brede carbonkele d.d.n. scone lichten |
30 |
d. pr. porte |
32 |
sijn v. |
33 |
ende sijn gebort ende gebert me yuorie |
234, 2 |
v. am. sulke van ghesteynte ende van goude entie scragen daer die tafle op leit es oec v.s. gh. entie trappen |
7 |
mede ontbr. |
13 |
sardine die .vj. van dardeline die .vij. van daer hi sinen voet op set es van criseliten ende sijn |
15 |
ende met finen perlen |
19 |
met goude rikelee ende met andren gesteinte ende die pylare |
25 |
ende allicht dit ghesteynte sere nochtan b. |
29 |
ende quade locht te verdriuene |
31 |
ende ghewracht ontbr. |
33 |
blesschen |
34 |
wilt met sinen wiue macr .iiij. werf tsjaers slapen n.d. |
37 |
nise |
| |
| |
38 |
hi een rikeleec palays d.h. woent |
235, 3 |
des grotes cans hof |
5 |
die gene die gaen ende comen |
8 |
vert. souden |
11 |
deilen met |
16 |
d. patr. v. thomase |
18 |
alle ertsce bisscope bisscope abde coninge in dat lant ende elc weet wel waer afdatti dienen sal deen es m. |
23 |
es cam. dander d.v.s. dander van c. dander es maerscalc dander es dr. dander es prinche vanden grauen ende aldus |
30 |
die wi onder ons heten |
31 |
es groot lant ende breet |
236, 1 |
viseren |
3 |
alte vele ontbr. |
4 |
boegarde ende houe daer in st. |
7 |
vrucht |
20 |
oftse alle leefden |
24 |
ende solaes op te siene ontbr. |
26 |
.ij. jaren |
27 |
ioncheren van dier oudere |
31 |
rikeleec ende om gemuert van j. |
32 |
met g. |
39 |
baecseleer vr. e.c. hem sien quamse leiden in sijn paradijs ende toende h. |
237, 1 |
ende wonderliken sanc |
7 |
dat dingle waren |
15 |
worden ende dan dochte hem dat eeu meerre dan hi wouden si steruen |
19 |
soude vander jonchcren oude sijn ende d.j. |
24 |
par. leiden |
31 |
vrese en hadden hem doen te dodene |
33 |
in dander |
37 |
die vrome baetselere |
38 |
ende deden hem seluen doden om den hope |
41 |
van sinen vianden met deser bedrieghenessen |
238, 1 |
maer alse |
4 |
bestoten - distruwerdene te male |
8 |
die cierheit en sijn |
9 |
des en es niet langentijts leden dat gedistruweert was |
13 |
daer es ene valeye |
17 |
ende sulke die vr. v. |
19 |
grote tempeeste ende vreselike onlede |
20 |
nachte groet |
23 |
es vol van duulen |
29 |
scatte die daer es te hebbene maer |
31 |
Ende kerstene die daer in gaen om giericheit vanden scatte te hebben die sijn |
35 |
anschijn |
239, 3 |
af veruaren op dat hine saghe ende hem en soude dunken datti van hem selue in ommacht soude vallen |
7 |
alte sere snidelec |
8 |
glensterende [verbeterd uit gensterende] |
9 |
verw. dicke sijn maniere datten niemen en der w.b. |
11 |
bi enen mensche ende sulkentijt |
13 |
niemen daer gh. |
15 |
poente of state |
19 |
ouer hen en hebben |
23 |
dreygense in die locht |
27 |
jegen s.w. gedaen mach hebben |
31 |
of wi souden auonturen dorren |
33 |
te settene |
| |
| |
34 |
sulc v.o. gh. acordeerdent e. sulc en acordeerdens n. |
40 |
souden |
240, 3 |
messe doen |
4 |
ontfingen theylich sacrament |
8 |
of bleuen ontbr. |
12 |
die wi hadden ontbr. |
15 |
alsi oec |
19 |
dat dochte ons |
24 |
daer op |
25 |
oec omme dat ic mi van mire deuocien niet en woude keren |
27 |
om die figuren die so vreselic waren ende die |
30 |
doder lichamen dier ic daer sach soe vele liggen |
33 |
mechtichsten |
34 |
d.m. hoep hadde gescoffiert gheweest soe en souden daer cume also vele doden hebben geweest |
39 |
entie lichamen soe geheel want |
241, 1 |
datse die |
4 |
datter niewelinghe [schijnt verbeterd tot newelinghe] soe vele hadde mogen sijn gheuaren ende datter soe vele mochten sijn sonder rotten ende menege |
7 |
doot laghen |
14 |
ende ... beghinsel ontbr. |
17 |
daer wel een halue mile lanc eest |
19 |
begint men te donkerne als die dach faelgiert ende die nacht beghint |
22 |
ende swart ontbr. |
24 |
nachts no mane no sterre en scijnt |
28 |
wi seker met |
31 |
Ende ontbr. |
33 |
ende ouergh. ontbr. |
35 |
seker wi en waenden nemmer meer niemare hebben bracht |
40 |
wi en worden daer na w.n. ghesleghen |
41 |
want d.w. |
42 |
beesten niet en consten wi gheweten w.b. |
242, 5 |
sulken tijt op deen side ende op dandre ende |
9 |
neder waert voeren ende vielen als in e.d. gr. |
11 |
gheslagen met donderslaghen met tempeeste met winde ende s.l. |
14 |
dwers ouer die lindenen ende |
16 |
wise torden dat veruerlic was te horne |
19 |
d.l. gods |
20 |
ende verloren ontbr. |
21 |
ende daer ontfinc elc van ons een teken want elc van ons wert daer seere ghesleghen |
24 |
in ommacht waren van ons seluen alse dode ende waren herde langhe |
26 |
in ommacht ontbr. |
28 |
no oec niemen |
31 |
dat wi daer af niemen seggen |
35 |
elc van ons hadde een swerte plecke alsoe br. als .j. h. die ons gheslegen wert deene in daensichte dander |
39 |
jc wert |
243, 2 |
lanc ontbr. |
4 |
na mine macht |
7 |
dlicteken |
9 |
duert |
13 |
bequamelijc |
17 |
ons ontbr. |
18 |
van ons ontbr. - bernden als een cole viers |
21 |
s. wise an met vare dat wise |
| |
| |
25 |
waren wel na v. soe dat |
27 |
qu. waren wi wale daer ane n.d.w. sere get. h. gew. van den duulen |
31 |
leet daden |
35 |
dicke daer n. gh. van tempeeste |
37 |
god ontbr. - leden wi met groter gracien ende der hulpen gods |
244, 1 |
Bander |
2 |
d.l. sijn herde groet a.r. van .xviij. voeten of van .xxx. voeten l. |
9 |
noch... ghenaken ontbr. |
18 |
derre |
20 |
dene |
21 |
hi en si |
22 |
grote scape als ossen ende h. |
27 |
namen ende droegense vter zee .ij. in deen h. |
34 |
sulc van naturen - eneghen |
35 |
aensien |
36 |
baselisckes |
245, 1 |
daer dese gewoente es |
2 |
hare manne doen enen andren man bi hare liggen |
5 |
goet ontbr. - die den magedom nemt ende in e. |
7 |
daer sulke knechte d.h. anders niet en o. dese heten |
11 |
houden vor grote dinc ende voer gr. vr. enen wive |
13 |
ende hem dunct wie dat duert dat hi |
15 |
die manne haer wiue |
16 |
datse die knecht b. hadde maget vinden |
18 |
maget liet van dronkenscape of van iet datter toe scoet so soude |
21 |
scout niet ghequijt en hadde also wel als of hine hadde willen doden maer |
30 |
alsi die wiue ontgonnen |
32 |
enege wiue plagen serpente in haren lichame te draghene |
246, 1 |
doen pr. e.s.h. in auonturen setten |
6 |
groet vier berrende |
8 |
l. hadden - si werpen hem seluen bernende int vier ende verbernen hem met |
10 |
reynegen sal v. alle vl. van sonden ende cuusch ende reyne setten i.d.w. |
15 |
gh. werden |
16 |
is dese want ontbr. |
18 |
ende... quaetheit ontbr. |
22 |
ende daermen leeft in bliscapen sonder pine. In dit eylant maect |
26 |
si enplegen den edelsten no den rijcsten niet te kiesene maer die v. |
28 |
gerecht ende out ende geen kint en heeft |
247, 3 |
recht ouer groten ende ouer cleyne na die mesdaet |
6 |
verwisen |
7 |
nochtan moet hijt doen me consente vanden m. |
12 |
doet om hem iet te doene |
15 |
no vercoepe of diene of teten |
16 |
d.h.v.n. steruen moet. Si en sp. |
19 |
no om vriende no niewer omme si en d.h. na sine mesdaet |
22 |
binnen d.e. |
25 |
v. sise |
248, 2 |
of e. anders ontbr. |
3 |
die manne ontbr. |
| |
| |
6 |
cokedrulle |
15 |
no daer en es geen water daer in dlant no i.v. |
22 |
lande es e.m.v. herten houte diede c. |
24 |
van ... berende ontbr. |
27 |
ghelijct bina in bladers |
28 |
geniure |
29 |
bernen no verrotten en moghen |
33 |
in die bome d.s.h. |
38 |
wel ouer e. |
40 |
clene beesten als welde cironne |
249, 1 |
ende h. gh. ontbr. |
11 |
of meer... daerde maken ontbr. |
13 |
ende sulke op thoet ghecamt ende ghecroent ende sijn bina up haer voete al rechte ende wel .iiij. vademe lanc of meer ende wonen in hole van steenrotchen ende hebben altoes die kele open daer wt dat altoes venijn druupt |
17 |
v. vele varwen |
20 |
een bont welpen |
21 |
als die w. |
26 |
in thoet iiij [of .ij.?] sn. horne |
27 |
alse zw. ontbr. |
30 |
s.d. quaede felle beesten dic niet grotere en sijn dan een beer |
37 |
na e. welden e. |
39 |
ende rode ganse .iij. werf meerder dan hier ende |
250, 4 |
lant ende vele manieren van voglen die a. |
7 |
Ende vander side steet noch een goet eylant groet |
9 |
daer liede van goeden leuene in sijn ende van goeden geloue ende al eest dat si niet volmaecte kerstene en sijn no gheloeue e.h. |
14 |
ende a.z. ontbr. |
17 |
noch grammich ontbr. |
21 |
no om geen occusoen en plegen si te liegene maer simpelec ia ende neen |
28 |
ende heten |
29 |
eneghe hetent deylant van bragmep |
33 |
getrouwer ende gherechter danse elder sijn in al d.w. Jn dit eylant en es mordenere no d. |
251, 1 |
ende... reyne ontbr. |
3 |
mogen d. ontbr. |
4 |
datse soe gherechtich sijn ende so vol van goeder consciencien |
10 |
sien |
24 |
ende... ontsegghen ontbr. |
26 |
sinden hem weder boden die lettren |
30 |
noch e. gh. ontbr. |
37 |
mede ontbr. |
252, 3 |
toten |
4 |
paleringe ons lichamen soe besegen wi een keytijf doexken om ons corre of lichame met t.d. |
7 |
noch gh. ontbr. |
8 |
mar scoen scieringhe houdense voer |
10 |
soude pinen |
11 |
heeft gemaect |
19 |
daer af gi ons nu w. |
23 |
huedene |
27 |
dat hijt |
30 |
o. goeden peys |
34 |
onraste |
| |
| |
35 |
gene worde en souden hebben ende datsi wel wachten |
38 |
tot haer ged. |
253, 1 |
Al ontbr. |
6 |
ende alsi sach hare trouwe ende gheloeue soe seide hi hem |
10 |
yet rijcheden baden of |
14 |
mede ontbr. |
18 |
s.s. hen van hem |
26 |
wetti eneghen termijn of vre v.u.l. nochtan wilditgoet |
33 |
niet draghen |
36 |
gh. wert - soudi |
38 |
allene god |
254, 3 |
al. te male was ghebabeert ende sciet van daer sonder iet hem qu. t.d. |
14 |
al eest dat vele gheloeuen ende wette inde wer. s. |
19 |
laten ende lachteren |
23 |
dats t.s. ontbr. |
34 |
sach te j. |
37 |
van andre manieren die opter erden sijn |
255, 3 |
in despite |
4 |
no doemen maer men sal |
25 |
voer alle zielen van desen ertrike gesceden vor welke |
28 |
getrouheit |
29 |
oetmoet ende dat |
33 |
jh. kerst ontbr. |
34 |
souden werden gheboren. .iiijm. jaer |
256, 7 |
nanen want si leuen vanden roke van welden a. |
9 |
alsi yewers |
11 |
wilden ontbr. - rokense iet quaets roecs |
13 |
stappans storuense. Dese l.s. clene van verstane |
17 |
sijn ru al ghebaert sonder in daenschijn |
21 |
die heet |
25 |
gaen mochte jc en wasser niet maer het was daer gheseit jn dese weldernesse |
33 |
of f. ontbr. |
35 |
om der cracht wille der vr. |
257, 2 |
dat daer v.b.w. |
7 |
niet daer connen comen behoudelec doer die wildernesse ende al om |
10 |
ende der... moghen ontbr. |
13 |
olyphante ende eenhorne s.gh. |
15 |
vele ander eylanden ende wonderlijcheits ende rijcheide dat wonde [l. wonder] ware te seggene ende alte lanc |
19 |
ende... weet ontbr. |
22 |
b.t. vorleden |
25 |
als dese die noeh keyser es doet |
28 |
e. doen gh. |
39 |
e. vanden ridders die bi hem waren antwerde hem ende seide dat papen waren |
258, 4 |
en woude heten na den genen |
7 |
d.w. hiet jan soe datsi oyt sint gheheten hebben pape jan |
10 |
ende... betrouwene ontbr. |
12 |
hare cappelana die har messe ende tsacrament maken van brode a.d.v.g. doen |
16 |
ende pl. ontbr. |
20 |
daer men met consacreert gods lichame |
21 |
adicien of toeuallediede paeuse sint daer toe gedaen hebben |
24 |
Item oestwert |
25 |
steet een eylant een conincrike |
27 |
dat edel ende vruchtbarich es |
| |
| |
30 |
ende sijn lant onder pape jan .ij. wintre ende .ij. s.s.i.d.l. |
35 |
bloyende |
259, 3 |
dat sijs selue niet en weten |
4 |
die l.z. ontbr. |
6 |
mit o.s. ontbr. |
14 |
v.d. landen sijn |
21 |
van al |
23 |
grote ontbr. |
24 |
mieren hueden ende si |
26 |
miren |
28 |
niet en dorren desen berch genaken want die mieren souden hem op springhen anders dan met groter subtijlheit |
32 |
ouer ontbr. |
260, 1 |
laden heymelec vanden g. |
3 |
weder comen |
5 |
soe nemense m. |
6 |
volene |
9 |
ende alsoe sinden si die merien weyden omtrent maer si onthouden die volene met hem |
17 |
ende alsijt dan gheuult h. |
20 |
soe latense die volene loepen neyende ende dan comen d.m. gheladen te haren voelne wert |
27 |
weyden e.w. ontbr. |
28 |
b.h. hebben |
29 |
Ende vander side van deser weldernessen ende desen lande van pape ians lande ten westen wert g. men vint |
32 |
no nacht no dach |
33 |
die liede vanden l. |
34 |
ende die donkerheit duert toten ertschen par. d. adaem onse ierste vader ende yeue ons yerste moeder ierst waren in gedaen |
261, 4 |
t. oesten wert es ant beginsel |
8 |
ten oesten |
9 |
en eest niet hier |
11 |
alsic vore seit hebbe |
15 |
v. dil. diede weec erde |
17 |
entie herte erde entie roetchen bl. gheberchte |
19 |
v een yghelijc niet connen ghesegen w.i.e.h.n. in gewest dats mi leet d. |
28 |
anden tsirkel |
34 |
nv ontbr. |
35 |
ghemaect ontbr. |
262, 6 |
daer in e.s. mogen c. |
7 |
te middewert |
14 |
gulden |
16 |
ende ermenien |
19 |
m. seit daer dat al tsoete water v.w. nemen haren oerspronc v.d.f. |
23 |
es physon genant |
24 |
in o. spr. ontbr. |
26 |
riuieren vergadren hem in deser riuieren ende te sulker stat heetse om eens conines wille die in jnden was die hiet gagares want si loept dor sijn lant want dese riniere es te sulker stat claer ende te sulker donker ende te sulker st. cout e.t. sulker st. heet. Dander heet n.o.g. dats te seggen donker die derde heet tygris |
35 |
dan dandre |
39 |
het wast vele |
40 |
coren ende ander dinc |
| |
| |
263, 1 |
en mochte comen te desen par. no ghenaken |
3 |
om der welder beesten die daer int wildernesse sijn ende om die berghe der roetchen die niemen ouer geliden en mochte |
9 |
wille en soude niemen connen gheliden want enege loepen soe st. n. met sulker druust |
12 |
ghescalle ende ontbr. - d. geen scep en mach in scepen iegen den stroem ende dat water crit |
14 |
so groet gescal |
15 |
e. dore comt dat deen dander in die scepe niet en souden connen gehoren hoe lude datsi riepen. Menich groet here van goeden wille hebben dit geproeft of si iet souden hebben mogen die baren van deser riuieren verw. |
22 |
te desen ertschen par. met groter geselscap maer noyt e.c.s. haren w. |
26 |
iegen stroem te varne ende meneghe blent worden ende doef omden groten luut ende geruchte v. watre ende menich ander sijn versmacht ende verloren inden strome |
30 |
ten par. en can comen en ware met gracien v. gode soe dat ic v hier af niet meer en soude connen geseggen |
36 |
ende wille |
38 |
Vanden eylande van pape ians lande daer ic hier voren af seide |
264, 2 |
eylanden |
5 |
gehouden conste |
6 |
tot s.l. ontbr. |
7 |
d.h. vte sciet sonder achterwert te keerne den wech dien hi ghegaen hadde recht voertgaende |
9 |
desen wech te gane om datmer te vele tijts soude toe doen ende om die menege vrese |
13 |
dincs ende volcs dat men onder wegen vint |
15 |
te reysen ontbr. |
16 |
verd. wille wantmen nemmermeer dus voertgaende soude connen geraken en ware bi auonturen of bider gracien gods alsic vorseit hebbe ende d. omme soe k. |
17 |
eylande |
20 |
doer een st. heet c. ende dit eylant es .xl. d.l. ende .l. br. |
23 |
dbeste lant vander werelt wtg. c. |
25 |
alsoe wel dit lant hant. |
28 |
es wel bewoent van volke dat alsoe saen alsmen |
30 |
een andre werwert dat hi wt geet |
32 |
van alle manieren van specien ende daer sijn gr. bossche van kerstaengien |
39 |
sonder sijn eyghen lant ende sonder die cleyne eylande dier vele es van desen conincrike comtmen in een ander conincrike int wederkeren datmen heet r. dats oec o.d. gr. c. ende hets oueruloedich van corne van wine ende van andren goede |
| |
| |
6 |
maer wonen onder tenten gemaect v. swerten velte al dlant dore entie hoechste stat es al met witten ende met swerten stenen gemuert |
17 |
haers geloefs |
20 |
afgode |
22 |
van hare wet ende ander liede |
23 |
alsoe hier d.l.v. heyleger k.s. onderdanich d.p. |
26 |
wilt den vader ere d. |
29 |
p.c. meesters |
30 |
d.h. den lich. |
31 |
met gr. f. ende dan die groetste prel. |
34 |
in enen guldenen plateel |
36 |
thuus ontbr. |
41 |
van l.t. ontbr. |
42 |
entie prelate worpen h.s.v.d. vl. |
266, 7 |
was die jngle comenen halen e. dragenen i.p. |
10 |
es endie vogle |
11 |
om ontbr. |
13 |
leit die sone s. vr. te siere woninghen ende doet |
15 |
entie vr. vertr. |
17 |
daer .x. |
18 |
daer alle |
19 |
sijns |
20 |
geues elken man v.s. sonderlincsten vr. |
22 |
entelmesse |
23 |
hersenbeeken maectmen |
24 |
entie vr. in gedinkenessen |
28 |
leefdage omder |
31 |
tot des groets c. |
32 |
steet .j. ander eylant daer een rike mechtich coninc in woent ende onder al dese liede |
39 |
rinten .iij.c .m. kemele |
267, 5 |
ende slapen gaens |
8 |
te male ende bringen |
9 |
singende goede liedekine ende dan |
14 |
dat hi metten handen niet en soude connen gehouden |
16 |
das een gr. e. der manne alsi |
19 |
int l. ontbr. |
26 |
half soe sere en wassen ende d. |
30 |
al singende |
39 |
dese man heeft oec een |
40 |
d.h. in woent |
42 |
daer in |
268, 1 |
al tpaleys |
3 |
van seluere gepaueyt |
6 |
op steet |
8 |
barbicanen - ende daer jn geet hi dicke om te hebben goede locht ende om h. |
11 |
geen ander dine |
12 |
om sijn gen. allene te h. |
13 |
comtmen weder achter wert |
16 |
daer ic af hebbe geseit ende al deylande ende dat volc van hare geen hoe menegerande |
22 |
die eneghe kerstene in hebben ende si geloeuen w.i.g. |
26 |
prophete |
28 |
selen gode o. |
31 |
selen gode d. |
34 |
dan van also vele als sijs verstaen moghen van h.n. sinne |
269, 1 |
maer vanden iersten boeke moyses weten si wel |
6 |
anbedent om die grote doecht |
7 |
sonder d.g.g. |
12 |
ende ander beelde d.w.a. |
19 |
die leeke te peinsen om te anb. d. heylegen in wies name si gem. s. |
| |
| |
23 |
met onnutten dingen soe dattie liede sonden dicke gods e.o. vr. vergeten |
26 |
te anbedene |
27 |
die heyleghen beelden |
28 |
dies... doen ontbr. |
34 |
Maer het sijn .ij. rande |
270, 4 |
niet claerlijc af geseggen conne |
8 |
die boec |
10 |
ende... al ontbr. |
12 |
ende... lande ontbr. |
13 |
niet mins |
14 |
of... namen ontbr. |
19 |
dat een ande [l. andere] genoech vinden mach |
26 |
v. jngelant sciet |
28 |
om gaen |
271, 1 |
te rasten |
11 |
boeck ontbr. |
12 |
op dat... bidden ontbr. |
15 |
spreken selen |
272, 5 |
mit... veruullen ontbr. |
7 |
lesen beh. |
9 |
die drivoldicheit es |
13 |
houdende |
14 |
no quaet en mach |
16 |
ewe[we]lijcheit |
Stellenbosch, Januari 1910.
a. lodewyckx. |
-
voetnoot1)
-
Hs. phylophe of physophe: de Kopiïst begon de I als eenc I maar maakte er boven het horizontaal streepje der s bij.
-
voetnoot1)
- Kol. 22,39 staat bij Cramer en in K: putte borne der levender watre. In dit putte borne vermoedt Cramer eene tautologie, in zijne lijst opgegeven als volgt: putte (ende?) borne. Hier zal Cramer zich wel vergist hebben, daar putte borne blijkbaar op te vatten is als samenstelling. De samenstelling putborn wordt ook opgegeven in het Nederlandsch Woordenboek, Deel III, kol. 574. Mag ik er in dit verband nog even op wijzen dat naar mijne bescheiden meening Prof. Verdam ten onrechte eene samenst. puthelle als ‘niet denkbaar’ beschouwt (Middelned. Wdb, VI, 777).
|