Een citaat in de Camera Obscura.
In de Fam. Kegge vertelt Hildebrand, hoe hij bezoek krijgende van den ouden heer Kegge, dezen de merkwaardigheden van Leiden laat zien en hem bij die gelegenheid ook de Academie toont en ‘de portretten der doode professoren die eeuwig leven zullen op de senaatskamer 'van Scaliger met den purperen mantel af' tot op Borger met den houten mantel toe’. De woorden ‘van Scaliger met den purperen mantel af’ staan in de eerste uitgave C.O. 3en druk, 1851, blz. 116-117 en in alle mij toegankelijke volgende drukken tusschen aanhalingsteekens en zijn dus blijkbaar bedoeld als een citaat, eene herinnering aan een of ander bekend gezegde. Merkwaardig genoeg, lijkt dit in 't geheel niet opgemerkt te zijn. Zelfs Dr. Dyserinck gaf geene opheldering of aanteekening dienaangaande en de auteur zelf zegt er niets van, waar hij toch gereede aanleiding daartoe had. In zijn ‘Na vijftig jaar’ 2en druk, 1888, blz. 6 Aanm. 1 zegt Beets: ‘Ook de houten mantel van Borger, als tegenstelling van den “purperen” waarin Scaliger is afgebeeld, scheen voor somƜigen eene opheldering noodig te hebben.... De purperen van (Scaliger) heeft geen opzien gebaard’.
Daarmede wordt toch allerminst verklaard, waarom die woorden tusschen aanhalingsteekens geplaatst zijn.
Toch zijn zij als citaat bedoeld. Zij zijn nl. zonder twijfel eene toespeling op eene in Hildebrand's tijd en nog lang daarna te Leiden zeer bekende uitspraak van den grooten B.G. Niebuhr, die in zijne Röm. Geschichte, I (1811) blz. 170, Anm. 8