Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 26
(1907)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 204]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Geleidelijke en springende klankverandering.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 205]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gaan, om hier te spreken van een ‘à peu près exclusivement’ en nog minder gevoel ik me overtuigd, dat we de gangbare onderscheiding tusschen akoustische (springende) en organische (geleidelijke) veranderingen geheel moeten laten vallen. In ieder geval nemen veranderingen, die hoofdzakelijk door klankverwantschap geschieden, als f voor ch, ch voor f, k voor t, enz. een afzonderlijke plaats in tegenover alle andere, waar of bij verschil van articulatie-wijze op dezelfde plaats wordt gearticuleerd, of waar bij gelijkheid van voortbrengingswijze de plaats slechts weinig wordt verschoven. Gevallen, als deze beide laatste, zou ik onder den naam articulatie-verwantschap willen samenvatten. Het is duidelijk uit de beteekenis, die de resonance bij alle klankvoortbrenging bezit, dat articulatie-verwantschap steeds een groote mate van klankverwantschap met zich brengt. K en ch komen niet alleen overeen in plaatsverwantschap, maar liggen ook akoustisch dicht bijeen. Geleidelijke overgangen of overgangen door articulatieve verwantschap zijn dus zoodanig, dat ze door Paul's hypothese der ‘verschuiving van het bewegingsgevoel’ desnoods verklaard konden worden. Als volgt zou men dit kunnen toelichten. Wordt bij iemand, wiens oogen geblinddoekt zijn, de rechterarm door een ander in een bepaalde, gekromde houding gebracht en daarna langs het lichaam gestrekt, en wordt hem vervolgens verzocht, den gestrekten arm weder in den vorigen, gebogen stand terug te brengen, dan zullen de kinaesthetische indrukken niet zoo scherp meer zijn, of een merkbare afwijking van den vroegeren buigingshoek kan opgemerkt worden. Zoo nu zou het ook met de spraakklanken zijn: de bewegingen, noodig in de organen, om den stand voor een bepaalden medeklinker te bewerken, laten niet zulke scherpe, kinaesthetische indrukken achter, of ook hier zijn kleine wijzigingen mogelijk. Met een weinig welwillendheid voor de onnauwkeurigheid der uitdrukking zou men dit een verschuiving van het bewegingsgevoel kunnen noemen. Alle springende, d.w.z. hoofdzakelijk akoustische veranderingen nu leggen zulk een verklaring van den aanvang af moeilijkheden | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 206]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in den weg, inzooverre we hier met spraakklanken te doen hebben, die op geheel verschillende plaats in den mond of door verschillende organen (tong, lippen) worden voortgebracht. Wel eischt de akoustische verwantschap, dat de vorm van articulatie overeenstemt - beide klanken zijn dus explosieven, of beide spiranten, enz. - doch daarbij blijft het. Voor we onze bewijzen bijbrengen, willen we ter nadere toelichting nog eerst de soorten van medeklinker-veranderingen nagaan, door Passy zelf onderscheiden. In het hoofdstuk ‘Changements des sons indépendants’ neemt hij zes rubrieken aan. Daaronder zijn veranderingen als p in pf niet begrepen; deze worden afzonderlijk behandeld als ‘changements combinatifs, actions des sons transitoires.’ 1. Onder changements de classe (de eerste der zes aangenomen rubrieken) verstaat Passy overgangen, waarbij de articulatie-wijze wordt veranderd; overgangen dus als p tot f (loopen, bruiloft), als d tot l (Lat. lingua uit *dingua). Al deze veranderingen zijn, wat ik genoemd heb, articulatief. Medeklinkers, die op dezelfde plaats gevormd worden, zal ik in het vervolg ‘gemeenplaatsig’ noemen. 2. Onder changements de la place d'articulation vallen zoowel veranderingen, die voornamelijk akoustisch, alsook zoodanige, die vooral articulatief verwant zijn. Soms kan hierbij twijfel ontstaan, of de afstand in plaats van dien aard is, dat men van het eerste of van het tweede dier gevallen dient te spreken. Als overgangen van articulatie-plaats zijn te noemen: de verandering van f in ch in het Nederlandsch, (kocht uit kofte; de t, die hier volgde, heeft den akoustischen overgang vergemakkelijkt, aangezien een spirant, aan het einde van een woord staande of tusschen twee klinkers, scherper in het gehoor valt en daardoor beter wordt vastgehouden). Verder de verandering van ch in f in het Engelsch (bijv. enough, to laugh, enz.). Ook de overgang van scherpe th in f, zooals die dialectisch in het Engelsch voorkomt, behoort hier genoemd te worden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 207]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Eindelijk ook de vervanging van k door p en t, zooals die wordt waargenomen in de kindertaal. (Passy § 574: ‘Et nous savons aussi que presque tous les enfants disent t pour k’). Ook de overgang van m in n, die zonder invloed van assimilatie bijv. in het Grieksch heeft plaatsgegrepen, behoort tot deze rubriek. Consonanten, die op gelijke wijze worden voortgebracht, als k en t, of ch en f, zal ik in het volgende ‘gelijkvormige’ consonanten noemen. 3. Onder modifications en place verstaat Passy zulke veranderingen, waarbij zich naast de hoofdarticulatie van een consonant een neven-articulatie heeft ontwikkeld, soms zelfs zóó, dat de oorspronkelijke klank er geheel door overwoekerd werd. Door zulk een stadium van dubbel-articulatie kan bijv. de overgang van de tongspits-r tot de huig- of keel-r plaatsgrijpen. Jespersen heeft dit verschijnsel voor het Deensch opgemerkt (Passy § 361 en noot); zelf spreek ik een tongspits-r; begin ik evenwel een g te zeggen, dan kan ik tegelijk met dit schuringsgeruisch een trilling van de tongspits teweegbrengen; ook dit geeft dan te zamen den akoustischen indruk van een r. Eveneens kan men den overgang van de scherpe spirant th tot f verklaren; bij de th wordt de lucht tegen den achterkant der boventanden aangedreven, om dan omgebogen vervolgens tegen de onderlip aan te stootenGa naar voetnoot1); bij de f wordt de lucht door de opening tusschen onderlip en boventanden tegen de bovenlip aangeblazen; begint men nu met de th uit te spreken en brengt men vervolgens de onderlip wat hooger op, dan verkrijgt men ten slotte een consonant met dubbele articulatie, doordat de ademstroom, zoowel door de reten der boventanden, als onder de boventanden langs, tegen de bovenlip wordt aangeblazen. Beschouwt men de m als een spraakklank met dubbel-articulatie, inzooverre huig en lippen gelijktijdig dienst verrichten, dan kan men den overgang van m in b eveneens beschouwen als het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 208]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
opgeven eener neven-articulatie. Ook de overgang van n in r en l is van dezen aard. (Voorbeelden Passy § 332). Ook overgangen van keel- in lipklanken en omgekeerd kunnen door zulk een tusschenstadium van dubbel-articulatie verklaard worden. En in het algemeen is deze rubriek van ‘plaatswijziging’ een handig middel, om schijnbaar of werkelijk springende overgangen als articulatief te verklaren! 4. De changements relatifs à la voix (d.w.z. stemverlies bij stemhebbende klanken; stemtoevoeging bij stemlooze klanken), kunnen we vergelijken met de vorige groep, inzooverre we iederen stemhebbenden consonant kunnen opvatten als een dubbel-articulatie, deels in de stembanden, deels in de mondholte. Ook hier moeten we van articulatieve verwantschap spreken. 5. Onder het hoofd affaiblissement brengt Passy tweeërlei voorbeelden bij: a. overgangen van stemhebbende consonanten in vocalen, veranderingen, die zich dus aansluiten bij de rubriek ‘changements de classe’; b. overgangen van stemlooze spiranten in h. In afwachting van verdere phonetische onderzoekingen kunnen we ons voorloopig dit wellicht aldus voorstellen: voordat de h intreedt, heeft er een tusschenstadium plaats, waarin de spirant met zoo wijde en slappe opening wordt gevormd, dat van het schuringsgeruisch alleen een geblaas overblijft. Dit geblaas is dan weder, met de h-blazing, waarbij de lucht door de open stembanden heen met een stoot in de mondholte wordt gedreven, akoustisch verwant. 6. De zesde rubriek: chute, behoeft ons niet bezig te houden. Zoo zien we, dat de tweede van Passy's rubrieken aanleiding geeft tot het onderstellen van klankovergangen, hoofdzakelijk voortvloeiend uit klankverwantschap. Dit verschil tusschen akoustische en articulatieve verwantschap wil ik in het volgende op tweeërlei wijze onderzoeken: door een statistiek van het onzuiver eindrijm in de volkspoëzie en ten andere door een psychologisch experiment.
Een dergelijk psychologisch experiment werd door mij eenige | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 209]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
jaren geleden (anno 1901) beproefd. Eigenlijk was het doel daarbij een ander dan het hierboven aangeduide; doch door tijdgebrek en gemis aan routine wist ik toendertijd de proeven tot geen bevredigend einde te brengen. De aanteekeningen en het proefmateriaal heb ik echter al die jaren volledig bewaard. Vreezende, dat de tijd mij voorloopig zal ontbreken, om op deze zoo tijdroovende proef terug te komen, wil ik hier alvast de resultaten ten aanzien van een der proefpersonen mededeelen; temeer daar het gevondene ook door mijn onderzoek van eindrijmen bevestigd wordt. Ik erken, dat een psychologisch onderzoek van één persoon slechts een voorloopig werk mag heeten, doch ongaarne laat ik dit verloren gaan. Wie nader op deze proeven mocht ingaan, sta ik gaarne met mijn ondervindingen en aanteekeningen ten dienste. De proefneming, die ik ondernam, sluit zich aan bij de experimenten, zooals die in de laatste jaren inzonderheid door Duitsche psychologen, met name door Ebbinghaus, Müller, Schumann, Pilzecker, e.a. zijn ondernomen. In hoofdzaak bestaan deze proeven in het memoriseeren van beteekenislooze lettergrepen. Deze lettergrepen bestaan elk uit drie letters: een beginconsonant, een middenvocaal, een eindconsonant. Ze worden verbonden tot rijen van 8 of meer lettergrepen. Deze rijen worden van te voren samengesteld; behalve dat de lettergrepen geen beteekenis mogen bezitten, moeten ze nog aan andere eischen voldoen, ten einde te vermijden, dat ongewenschte invloeden in het spel komen. Zoo mag een lettergreep bijv. niet op dezelfden medeklinker eindigen, als waarmee ze begint; een volgende lettergreep mag niet beginnen met de consonant, waarop de voorafgaande eindigde. EbbinghausGa naar voetnoot1), die de proeven het eerst nam, verrichtte ze bij zich zelf; hij legde een papier, beschreven met de reeks lettergrepen voor zich neer, las ze op in vast tempo, en telkens | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 210]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de oogen sluitende of afwendende, beproefde hij ze op te zeggen; haperde dit, dan las hij de rij verder, en beproefde 't weder een volgende maal of een daarop volgende. Het aantal keeren, noodig voor het memoriseeren, werd aangeteekend. De variaties, in deze proefneming aangebracht, en de resultaten, die Ebbinghaus er mede trachtte te bereiken, kunnen we hier ter zijde laten. In plaats van deze memoriseer-methode pasten Schumann en Müller de ‘tref-methode’ toe. De silbenrij werd daarbij een vast aantal malen in trochaeïschen kadans door den proefpersoon gelezen. Daarna kreeg hij een bepaalden tijd rust, waarin hij aan de lettergrepen niet meer dacht. Vervolgens werden in wisselende volgorde de lettergrepen getoond; de proefpersoon had dan de daarop volgende lettergreep te noemen. De gegeven antwoorden, zoowel goede als verkeerde (zoogenaamde ‘juiste treffers en mistreffers’), werden daarbij aangeteekend. Ook op de verschillende voorzorgen, waarmee deze proef werd uitgevoerd, en de eigenlijke resultaten en bedoelingen kan ik evenmin hier verder ingaan. Alleen wil ik wijzen op een paragraaf in een wederom latere verhandeling van G.E. Müller en A. PilzeckerGa naar voetnoot1), (nam. § 50), waar deze beide onderzoekers aan de mistreffers een afzonderlijk onderzoek wijden. Vergelijkt men nam. in de gevallen, waarin de proefpersonen een vreemde lettergreep noemen in plaats van de opgegevene, de juiste en verkeerde silbe met elkander, dan merkt men op, dat de proefpersonen te dien aanzien in twee groepen vervallen: personen, die vooral de vocalen gemakkelijker onthouden, en personen, die meer gemak hebben met de consonanten. Tot de eerste behooren wel degenen, die het psychische type auditif vertoonen.Ga naar voetnoot2) Aan deze opmerkingen voegen Müller en Pilzecker nog eenige | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 211]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mededeelingen toe over de gemakkelijkheid, waarmee consonanten worden gememoriseerd. Het desbetreffende gedeelte wil ik hier overnemen, ook omdat ik er verderop in mijn verhandeling op terugkom. ‘Wenden wir uns nun zu den richtigen Endconsonanten, so ergab die Gruppe der Starkauditifen folgende Resultate:
‘An der Spitze steht hier das sch, das nicht blos in visueller Hinsicht durch seine Zusammensetzung aus 3 Buchstaben ausgezeichnet ist, sondern auch von allen Consonanten die grösste Stärke zu besitzen pflegtGa naar voetnoot1) und überdies eine längere Ausdauer und hellere Färbung besitzt als andere Consonanten. Dass nach sch das p und z nachfolgen und auch das t eine der hohen Häufigkeitszahlen besitzt, erscheint ohne Weiteres verständlich, wenn man die akustische Eindringlichkeit als einen für die Reihenfolge wesentlich maassgebenden Faktor ansieht. Befremdend erscheint von diesem Standpunkt aus .... an der ganzen vorstehenden Reihefolge der Endconsonanten nur der Umstand, dass das m so weit vorn, hingegen das k, von dem man erwarten sollte, dass es zwischen oder neben dem p und t stehe, so weit hinten in der Reihe sich findetGa naar voetnoot2). Für die unerwartete Stellung des k lassen sich besondere Gründe nicht anführen. Die unerwartet hohe Häufigkeitszahl des m beruht lediglich auf einer Besonderheit von M., welcher das m am Schlusse der Silbe besonders deutlich und nachhaltig aussprach ... Lässt man die beiden [betreffenden] Versuchsreihen bei Seite, so erhält das m erst die 10. Stelle in der Reihe, während das t an seiner Statt in die Zahl der 4 ersten Buchstaben der Reihe einrückt.’ Op een kritiek dezer passage, waarmee ik het in vele opzichten | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 212]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
niet eens ben, kan ik eerst ingaan na mededeeling mijner eigen proefresultaten. Bij de proeven nu, die ik zelf ondernam, waren rijen van 8 lettergrepen genomen; ze werden in een vast tempo en trochaeïschen kadans gelezen en een vast aantal malen (gewoonlijk drie maal, bij enkele proefpersonen vier keer). Na twee minuten pauze werden ze aan den proefpersoon overhoord. Bij het overhooren werden vocalen, beginconsonanten, en beginconsonant plus vocaal opgegeven. Van een der proefpersonen zullen ons de uitkomsten thans bezighouden. Volgens eigen mededeelingen behoorde hij tot het auditief-motorisch type; het zelf lezen of prevelen biedt hem bij het memoriseeren gemak aan. Toch kenmerkt zich zijn gehoor niet door groote scherpte. Hij is Amsterdammer van geboorte en woonplaats. Hij kan vreemde talen lezen, maar is niet gewoon, er zich in uit te drukken. Over het algemeen memoriseerde hij, zonder de silben met daarop gelijkende woorden te associeeren. Waar een enkelen keer in de proefrij door vergissing een lettergreep met beteekenis was binnengeslopen, ontging hem dit. Ook onder zijn mistreffers kwamen vaak bestaande woorden voor. Bovenal kenmerkte hij zich door een groot aantal vergissingen. Deze neiging tot vergissen trouwens had hem reeds op school veel onaangenaamheden bezorgd. Voor mij werd hij er een begeerlijk proefpersoon door, daar hij in korten tijd veel meer mistreffers opleverde dan een ander in langer tijdsverloop. Hij was zoo welwillend zich aan een proef van 30 dagen te onderwerpen. Op iederen dag werden tien rijen van 8 lettergrepen geleerd; van deze acht werden 7 op de bovengenoemde wijze overhoord. De rijen waren zoo samengesteld, dat alle begin- en eindconsonanten en alle vocalen, over de geheele proef heen, een gelijk aantal malen voorkwamen. Telkens wanneer een rij overhoord was, werd een kleine pauze genomen, ten einde vermoeidheid en verveling te vermijden en ook om te zorgen, dat de lettergrepen van een voorgaande rij niet te veel invloed hadden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 213]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bij het samenstellen der lettergrepen was gebruik gemaakt van tien eindconsonanten: f, g (in de uitspraak = ch), k, l, m, n, p, r, s, t, van vijftien klinkers en tweeklanken: aa, ee, ie, oo, uu, a, e, i, o, u, eu, oe, au, ei, ui, van de volgende beginconsonanten of consonantverbindingen: b, d, f, g, j, k, l, m, n, p, r, s, t, v, w, z, sp, st, sch. De volgende tabel geeft een overzicht van de voorkomende fouten in de mistreffers. Gevallen, waarin de proefpersoon tusschen twee letters weifelde, zijn in de volgende tabel niet opgenomen. Het waren de volgende: f: g/l - g: f/k - k: m/n - l: l/n, l/t, l/n, g/p - m: m/n, m/n, f/g, f/n - p: m/n, m/k, k/g - r: m/n - s: p/t - t: p/f, s/f. In de linkerkolom staan de oorspronkelijke eindletters; met vette cijfers is het aantal juiste antwoorden aangegeven:
Schrijven we vooreerst op de consonanten naar de volgorde der juiste antwoorden, dan vinden we:
Gerangschikt naar het aantal fouten, krijgen we:
Vergelijken we deze lijst met die, opgegeven door Müller en Pilzecker, dan merken we op, dat, evenals in deze, de k ver achteraan staat, maar ook, dat de p meer naar achteren komt, en de s vooraan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 214]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voor ik deze verschillen verklaar, moet ik er op wijzen, dat bij den besproken proefpersoon dentalen klaarblijkelijk gemakkelijker worden gememoriseerd dan labialen, en deze weder iets gemakkelijker dan gutturalen. We vinden daarvoor deze drie gemiddelden: dentalen s, t, n, r, l 560:5 = 112, labialen 254:3 = 85, gutturalen 156:2 = 78. Dit resultaat is in overeenstemming met een opmerking, gemaakt door B. Bourdon, in zijn werk; L'expression des émotions et des tendances dans le langage (Paris 1892). Op blz. 86 geeft hij naar aanleiding van berekeningen, uitgevoerd op phonetisch geschreven teksten, de volgende verhoudingen op:
‘Admettons donc que la prépondérance des dentales sur les labiales et des labiales elles-mêmes sur les gutturales soit une loi généraleGa naar voetnoot1) du parler humain, peut-on rattacher cette loi à des faits psychologiques, physiologiques ou anatomiques connus? Il nous semble qu'on peut la rattacher à un fait psychologique, à un fait physiologique, et à un fait anatomique qui sont respectivement les suivants: finesse tactile de la pointe de la langue d'une part, grande mobilité d'autre part et, en troisième lieu, juxtaposition contre les dents de cette même partie de la langue.’ Op welke wijze kunnen we thans de beide afwijkingen van Müller en Pilzecker verklaren? Wat de p betreft, geeft het werk van Bourdon ons weder opheldering. Uit zijn lijst over de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 215]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
veelvuldigheid van consonanten (t.a.p. blz. 81) blijkt, dat in het Duitsch de p 3 maal voorkomt tegen k 19 maal, l 23 maal, t 66 maal, r 102 maal, enz. Een lettergreep, eindigende op een p, moet dus op het oor van een Duitscher een opvallenden indruk teweegbrengen. Wat eindelijk het cijfer van de s betreft, reeds van den aanvang af, voor ik eenige proef ondernam, bevreemdde het mij. Zoo maakt Passy bijv. juist een opmerking over de doordringendheid van dit geluid: § 143 ‘on remarquera que s se distingue parmi les consonnes pour sa forte sonorité apparente. Si on entre dans une église, par exemple, au moment du chant d'un cantique, et qu'on cherche à retrouver la place où en est l'assemblée, c'est en épiant le moment où celle-ci prononce un s qu'on y arrive le plus facilement.’ De eenige verklaring daarom van bovengenoemde afwijking kan ik slechts zoeken in de slechte uitspraak van de s bij vele Duitschers,, zooals die bijv. ook door H. Klinghardt, Artikulations- und Hörübungen (Cöthen 1897) wordt meegedeeld (blz. 176) ‘Da unsere schüler nicht selten mit fehlern ihrer s-aussprache behaftet sind, so will ich nochmals hervorheben, dass zu voller entwicklung der normalen schärfe des s-lautes es unbedingt erforderlich ist, dass die rückseite zum allermindesten der mittleren vorderzähne (des unterkiefers) frei liegt, damit der von oben herunter getriebene luftstrahl eben nicht bloss auf der aussenseite abgleiten, sondern auch auf der innenseite derselben herunterfahren und in dem angrenzenden überaus engen raume resonanz wecken und wieder empor-, so wie vielseitig anspritzen kann. Sobald dagegen der vordere zungensaum die rückseite sämmtlicher unteren vorderzähne bis zur kante derselben hinauf verdeckt, also dem aufsturz des luftstrahles entzieht, ist die bildung eines normalen s-geräusches unmöglich.’ Gaan we thans na, wat de veranderingen der consonanten ons kunnen leeren. Om te zien, met hoe groote waarschijnlijkheid we mogen besluiten tot een bepaalde neiging, heb ik gebruik gemaakt van V. Henry's artikel Le calcul des probabilités en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 216]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
psychologie, voorkomende in den tweeden jaargang (1895) van L'année psychologique. Inzonderheid heb ik gevolgd het voorbeeld 2o op blz. 478 aldaar en heb ik gebruik gemaakt van de tabel op blz. 500. De hoofdgedachte van deze berekening kan ik door het volgend voorbeeld duidelijk maken: naast de p komen onder de eindconsonanten twee tenues voor naast zeven spiranten en liquidae; eveneens geldt dit voor de t en de k. Is er dus geen bepaalde neiging in het spel en alles enkel afhankelijk van toevalligheden, van onberekenbare invloeden, dan zullen de vervangingen van tenues door tenues zich moeten verhouden tot de vervangingen door andere consonanten ongeveer als 2 tot 7. Wijkt nu in een groot aantal waarnemingen de verkregen uitkomst hiervan sterk af, dan kan men tot de werking in een bepaalde richting besluiten. Hoe kleiner nu in de volgende berekeningen, die alle afgeleid zijn uit de tabel op blz. 213, de achtergevoegde waarschijnlijkheidsbreuken zijn, met des te meer recht mag men tot het bestaan van de vermoede neiging besluiten.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 217]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Waarschijnlijkheid = 0.1615; dit is een kans van ongeveer 1 op de 7. Dat de veronderstelde neiging bestaat, is misschien nog niet buitengesloten, doch in ieder geval is ze zeer zwak. Bij de historisch geconstateerde overgangen van n in l merkt Passy op (§ 332, 4o): ‘mais tous ces changements peuvent ètre des dissimilations.’ De voorbeelden, die hij geeft van overgangen van n in r, vertoonen dit verschijnsel steeds in niet geaccentueerde lettergrepen; dit is in overeenstemming met hetgeen we later bij de eindrijmen zullen constateeren (regel III). 6. Onder no. 1 hebben we gezien, dat tenues onderling worden verwisseld, onder no. 2 hebben we dit bij spiranten waargenomen; onder no. 4 voor gemeenplaatsige tenues en spiranten. De vraag doet zich voor, ingeval tenuis en spirant niet op deze wijze vervangen worden, bestaat er dan een neiging, om althans stemloozen medeklinker boven stemhebbenden voor te trekken. We krijgen aldus de volgende berekening: Stemlooze consonant, in ongelijksoortigen en tevens ongemeen-plaatsigen stemloozen medeklinker overgaand, bijv. p in s en g, of s in p en k. Dit gebeurt in 78 gevallen. Stemlooze consonant, vervangen door liquida, in 99 gevallen. Verhouding der beschikbare letters = 2:4 = 1:2. Waarschijnlijkheid = 0.0012. Daaruit volgt, dat er behalve de nauwere verwantschap tusschen gemeenplaatsige letters onderling en tusschen gelijksoortige consonanten er ook een verwantschap, om het zoo uit te drukken, van den tweeden rang bestaat tusschen alle stemlooze eindconsonanten. 7. Ten slotte doet zich de vraag voor, laat zich ook de in- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 218]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vloed van voorafgaanden klinker op den consonant-overgang bepalen. Ik ben daarvoor uitgegaan van het resultaat onder no 6 bereikt. Vervolgens ben ik weder het ‘bruto’-proefresultaat van den betrokken proefpersoon doorgegaan en heb daaruit de volgende tabel samengesteld, waarvoor alleen gevallen zijn gebruikt, waarbij in den mistreffer de klinker onveranderd is gebleven.
Voor ik tot een uitlegging van dit resultaat overging, heb ik eerst nagegaan, of er soms in het algemeen een inniger verwantschap tusschen keel- en lipletters onderling bestaat dan tusschen een dezer groepen met dentalen. Met behulp van de vroeger opgegeven tabel (blz. 213) vindt men daarvoor de volgende cijfers:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 219]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Er zijn dus tweemaal zooveel overgangen van gutturalen en labialen in elkander dan van deze beide in dentalen. (Vgl. hiermede H. Sweet, A Primer of Phonetics, 1890 § 83). Letten we nu op de gegevens van de tabel voor den invloed van vocalen, dan zien we, dat achter donkere vocalen deze verhouding van 2 op 1 tot ruim 7 op 1 is geklommen. Achter heldere vocalen is de verhouding van 2 op 1 gedaald tot 1½ op 1; bij de vocalen ee, ie, ei is vooral een begunstiging van dentalen op te merken. Naar aanleiding van deze uitkomst kunnen we twee opmerkingen maken. Ten eerste voor het Nederlandsch; evenals in onze proef komt de overgang van f tot ch vooral achter donkere vocalen voor, bijv. Hd. Kraft, Nl. kracht; Mnl. kofte, Nl. kocht, Hd. Luft, Nl. lucht; zooals uit het Duitsch blijkt, is in dit laatste voorbeeld de Nederlandsche palatale klank secundair. Ten tweede voor het Grieksch; terwijl daar namelijk voor volgenden donkeren klinker de overgang van Indo-Europeeschen labiovelaar kw enz. tot labiaal algemeen is, met uitzondering van een paar dialectische gevallen, waarin k blijft, bestaat er daarentegen voor volgende palatale vocaal een weifeling, zoowel in het Grieksch in 't algemeen, als ook in de afzonderlijke dialecten. (Vgl. H. Hirt, Handbuch der griechischen Laut- und Formenlehre, 1902 § 217-222)Ga naar voetnoot1).
Gaan we thans over tot de bespreking der onzuivere eindrijmen in volkspoëzie. Ik heb daarvoor gebruik gemaakt van de Nederlandsche Baker- en Kinderrijmen3, verzameld door Dr. J. van Vloten (1874). Verder heb ik ook de Middelnederlandsche | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 220]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Historieliederen, in 1904 door Mej. Dr. Van de Graft als dissertatie uitgegeven, voor mijn doel gebruikt. Voor 't volgende echter heb ik van mijn aanteekeningen over deze laatste verzameling slechts ter aanvulling gebruik gemaakt; overigens bevestigen zij, (wanneer men terzijde laat de liederen, die klaarblijkelijk en slecht uit het Duitsch zijn vertaald), geheel en al, wat ik reeds gevonden had. In Van Vloten's verzameling heb ik in 't geheel 102 onzuivere rijmen kunnen vinden. Ik heb ze onder de volgende regels verdeeld; overal waar ik achter een voorbeeld een vraagteeken plaats, wil ik daarmee aanduiden, dat het wegens den onregelmatigen vorm dezer kinderrijmpjes (elke strophevorm ontbreekt meestal) niet zeker is, of men het al dan niet als rijm moet beschouwen. I. De eene rijmlettergreep gaat uit op een consonant, de andere bevat daarachter nog een t. (Vergelijk hiermee den wegval van t in ‘ik vin’ voor ‘vind’, ‘ik wor’ voor ‘word’, ‘denk je’ voor ‘denkt je’, ‘ochend’ voor ‘ochtend’, enz.). Blz. 62 water: klatert - 62 stoep: gesnoept - 69 gepist: is - 49 Kees: geweest - 109 an: kouseband - 130 kist: is - 152 knecht: weg - 162 verkoft: of. In 't geheel 8 gevallen. II. Het eene rijmwoord gaat uit op een consonant, het andere bevat daarvoor een r, (vgl. de r na vocaal in het Engelsch). Blz. 8 broertjen: goetjenGa naar voetnoot1) - 24 mode: koorde - 30 zootjen: oordjen - 30 zwart: gat - 47 wat: smart - 65 start: wat - 77 laarsjen: Sinterklaasjen - 90 los: kikvorsch - 101 rood: boord. - Hierbij sluiten zich met l aan: blz. 8 stad: valt - 88 naaldetjen: dradetjen. In het geheel 11 gevallen. III. In vrouwelijke rijmen bestaat groote vrijheid voor de liquidae in de toonlooze lettergrepen. Blz. 3 lorum: koren - 3 wachten: achter - 12 praten: water - 14 poffertjens: pantoffeltjens - 19 over: oven - 27 beugels: leugens - 43 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 221]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ketel: eten - 50 boter: schotel - 50 lochting: vochten - 55 beugels: leugens - 73 Schinkel: drinken - 94 Meye: eyer - In 't geheel 12 gevallen, waaronder tweemaal hetzelfde rijm. IV. Nasalen worden onderling verwisseld, staande na betoonde of bebijtoonde lettergreep: blz. 8 vakeling: in - 19 komt: pond - 20 land: vangt - 20 kraam: staan - 21 Bombam: Jan - 21 bombam: speelman - 26 meegaan: raam - 27 uitgegaan: tegenkwaam - 32 tangetjen: mannetjen - 43 ding: in - 55 gaan: tegenkwaam - 75 Adam: dan - 75 Tolentin: ding - 75 man: Amsterdam - 81 dam: an - 82 kwammen: brannen - 85 alomme: tonne - 89 samen: gane - 101 zon: om - 129 roeromme: zongen - 149 spon: zong - 153 riem: zestien - In het geheel 22 gevallen. V. Tenues worden onderling verwisseld. Blz. 7 pap: kat - 15 rok: op - 15 Antwerpen: kerken - 23 lepeltjen: keteltjen - 25 diep: riet - 27 preeken: vergeten - 28 gesloten: gebroken - 29 schip: ik - 30 wit: pik - 32 kat: lap - 39 klompen: verdronken - 50 helpen: melken - 51 kwakkel: appel - 62 ziek: niet - 63 koerante: lampe - 69 diep: niet - 77 loopen: Hemelpoorte (vgl. regel II) - 78 koek: zoet - 85 eten: lepel (vgl. regel III) - 89 net: trek - 89 voeten: zoeken - 108 bok: op - 113 koeken: poepen - 141 kap: zat - 153 lepel: eten. - In het geheel 24 gevallen, waaronder tweemaal hetzelfde rijm. VI. Spiranten worden onderling verwisseld: blz. 30 zeven: tegen - 48 zag: af - 102 geven: vegen - 144 lag: was: ras(?) - 151 hoofdje (uitspr.: hoofje): oogje - 157 wijven: krijgen. In het geheel 6 gevallen, waaronder één twijfelachtig. In de stellige gevallen steeds afwisseling van ch en f, van g en v. VII. Overblijvende rijmen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 222]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vergelijken we thans de uitzonderingen, onder no VII vermeld, met de getallen, achter de regels genoemd, dan zien we alleen, dat regel VI over de afwisseling van spiranten onzeker wordt. Ik zal daarom de aanteekeningen hierover mededeelen, die ik gemaakt heb bij de bovengenoemde historieliederenGa naar voetnoot1). Overal, waar de uitgeefster meent, dat het lied, waarin het rijm voorkomt, uit het Duitsch is vertaald, heb ik dit door een achtergevoegde D aangegeven. A. Spiranten, met spiranten verwisseld: blz. 47 kaf: mach, D. - 53 nachte: vaste (in een lied van zeer onregelmatige verzen) - 58 daghe: grave - 68 ghebrocht: gekost - 81 vesten: vechten - 83 gheven: versleghen - 89 verdrach: gaf, D. - 90 graf: lach, D. - 90 weesen: ghecreghen, D. - 102 dach: was - 103 best: knecht - 103 liven: zwighen - 112 macht: vast - 174 wolven: vervolghen - 188 verheven: wesen - 198 vlieghen: verdrijven - 199 was: gaf - 199 draghen: gaven. - In het geheel achttien gevallen; in oorspronkelijk Nederlandsche liederen komen daarvan voor 14. B. Spiranten, wisselend met andere consonanten: blz. 47 sach: man, D. - 52 rijden: ontlijven, (in een lied van zeer | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 223]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
onregelmatige verzen) - 54 lijden: zijghen (ibidem) - 55 neef: leedt (ibidem) - 56 beleggen: hebben (ibidem) - 81 daghen: varen - 103 bedriven: tijden - 104 toeghebrocht: kloc (vgl. regel I) - 119 wijf: Oostenrijck, D. - 137 coempt: beroeft - 171 huys: uyt, D. - 171 lach: sprack, D - 171 neef: beed, D. - 177 sprack: wacht, D. (vgl. regel I) - 199 ghevaren: draghen, D. - In het geheel achttien gevallen, in oorspronkelijk Nederlandsche liederen komen daarvan voor 11. Daar nu het aantal overige consonanten grooter is dan dat der beschikbare spiranten, zoo schijnt het aannemelijk, dat hier spiranten worden voorgetrokken, ofschoon blijkbaar de verwantschap van spiranten onderling bij lange niet zoo sterk is als die tusschen slagconsonanten. Vergelijken we thans de uitkomst van onze rijmstatistiek met die onzer proefneming, dan komen we, daar verwarringen van tenues met elkaar en van spiranten onderling in het rijm wel voorkomen, verwarringen van gemeenplaatsige spraakklanken daarentegen hoogst zeldzaam zijn, tot het besluit, dat onze proefpersoon gemengd auditief-motorisch memoriseerde. En ten andere kunnen we besluiten, dat in sommige klankovergangen als van k in p en t, of van g in f, van m in n het auditieve moment, in andere daarentegen het articulatieve of motorische moment overweegt; m.a.w. dat het onjuist is, met Passy het verschil tusschen organische (geleidelijke) en akoustische (springende) klankveranderingen geheel te laten vervallen. Bovendien vermag, hoop ik, deze proef het vertrouwen te wettigen, dat het psychologisch experiment een belangrijk hulpmiddel kan worden tot het verklaren van historische taalverschijnselen.
Amsterdam. b. faddegon. |
|