Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 26
(1907)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 142]
| |
Kloppen-castrare?Kiliaen kende een kloppen in de bet. van castrare. Meyer nam dit over. Oudemans nam beide vermeldingen over en voegde er aan toe: ‘Vandaar nog ons klophengst.’ Wanneer men de beteekenis van dit laatste woord bij Van Dale o.a. nagaat, dan blijkt het niet onmogelijk, dat het eerste lid der samenstelling werkelijk de stam van kloppen in den zin van castrare is. Het deutsches Wörterbuch, V, 1231 geeft in navolging van Adelung: ‘Klopfhengst, hengst durch klopfen gewallacht’ etc. En op klopfen met verwijzing naar onzen Kiliaen: ‘Mit einem hölzernen Hammer die Hoden zerquetschen.’Ga naar voetnoot1) Ook in verband met de aanmerking van Verdam, i.v. cloppen (III, 1588), meen ik, dat tot heden geen enkele bewijsplaats voor genoemde bet. is gepubliceerd. Ik acht het daarom van belang hier het volgend citaat mee te deelen, waarin cloppen inderdaad castrare zou kunnen beteekenen. Het komt voor in eene merkwaardige attestatie van 18 September 1573, volgens welke Nicolaes van der Laen, burgermeester van Haerlem, tijdens het beleg met den vijand in connexie zou hebben gestaan, hem inlichtingen zou hebben verstrekt enz. Aan het eind van die acte lezen we: ‘dat hy (de man die de verklaring aflegt) veele vrome borgeren ende....(?), binnen Haerlem zynde ende houdende de pertien zyner f.G., heeft horen zeggen, dat zy, indien zy hem (nl. Claes van der Laen) consten becomen, hem hangen, verworgen, jae cloppen zouden.’ De acte is te vinden op fo 277 ro en vo, dl. I van het notaris-protocol van Jan van Hout en komt binnenkort elders in haar geheel ter sprake. De beteekenis castrare in bovenstaande regels staat niet onwrikbaar vast; vooral de climax brengt ons in het onzekere. De plaats kwam mij evenwel belangrijk genoeg voor om ze voorloopig hier te bewaren.
j. prinsen jlz. |
|