Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 26
(1907)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 140]
| |
Suursak.Suursak, minder juist ook sursak, soorsak gespeld, en allernaiefst verkeerd zuurzak, alsof het Hollandsch ware, is de naam van een Indische vrucht, en wel de broodvrucht, Artocarpus, meer bepaaldelijk van een kleiner soort, zooals aanstonds zal blijken. Tengevolge van onwetendheid hebben sommigen dit woord verward met het Engelsche soursop, een geheel andere vrucht, de Anona muricata. Terecht wordt in Hobson-Jobson o. Soursop, op deze verwarring de aandacht gevestigd en o.a. gezegd dat suursak bij oude Hollandsche schrijvers steeds toegepast schijnt te worden op de gewone Jack-vrucht, als onderscheiden van de betere soorten.Ga naar voetnoot1) In Schouten's Reistogt II, 143, leest men: ‘soorsak de vrucht Jaca bij de Indianen, en soorsak bij de Nederlanders.’ Ook door Rumphius, Valentijn en anderen wordt deze naam toegepast op de Artocarpus, Javaansch nangka. Nauwkeuriger is de spelling suursack bij Rijklof van Goens, in Valentijn, Ceylon, 223. Het is duidelijk dat sak een verbastering moet wezen van 't woord dat in 't Malayālam luidt tsjakka, Tamil s'akkei, en de naam is van de broodvrucht. Hieruit is voortgekomen de Engelsche benaming jack, Portugeesch jaca, waaraan Schouten zeker zijn jaca ontleend heeft. Rheede geeft 't nauwkeurigst den Malabarschen (Malayālam) vorm weêr met tsjaka. Ibn Batuta III, 127 heeft shaki; Frater Jordanus, 13-14, chaqui; beide zijn blijkbaar gelijk aan den Tamilschen vorm s'akkei.Ga naar voetnoot2) Voor de verklaring van suur, soor, sour komt ons te stade een bericht van Thunberg, die sprekende over den broodvruchtboom zegt, volgens de Engelsche vertaling meegedeeld in Hobson-Jobson t.a.p.: ‘De soort welke een kleinere vrucht, | |
[pagina 141]
| |
zonder zaad, oplevert, vond ik te Colombo, Gale en verscheiden andere plaatsen. De naam waaronder die hier eigenlijk bekend staat, is de Maldivische Sour Sack, en ze is hier minder gewoon dan de andere (grootere) soort.’ Daar de Zuid-indische Drawidische naam van de broodvrucht in 't algemeen teruggevonden wordt min of meer verbasterd in jaca, jack, sak, mag men veronderstellen dat in suur een Drawidisch woord schuilt voor ‘klein’ of iets dergelijks. Een woord dat aan deze voorwaarde voldoet is het Tamil s'iru, klein, gering, minderwaardig. Men moet hierbij in 't oog houden, dat de i in dit woord, gelijk trouwens steeds vóór een r, als onze u, Hoogduitsche ü klinkt, en dat de u in den uitgang zóó kort wordt uitgesproken, dat ze voor een ongeoefend oor nauwelijks hoorbaar is, nagenoeg met de Fransche e muet overeenkomt. Suur geeft dus in Hollandsche spelling vrij nauwkeurig het Tamil s'iru weer. Het aantal plantnamen waarvan s'iru 't eerste bestanddeel vormt, is in het Tamil zeer groot. Om slechts enkele te noemen: ‘s'iru-kiḍeicci, the smaller species of kiḍeicci (Aeschunomene); s'iru-kil'anggu, een soort aardpeer; siru-s'âmei, a species of sâmei grain; siru-s'inni, a smaller species of s'inni plant,’ enz. enz.Ga naar voetnoot1) Toevalligerwijze komt s'iru-s'akkei in 't Wdb. van Winslow niet voor, doch dit bewijst niets tegen 't bestaan der samengestelde uitdrukking, waarvan de bestanddeelen zoo duidelijk zijn. Hoe het komt dat naast suursak schrijfwijzen als soursak, soorsak ontstaan zijn, is moeielijk te zeggen. In geen geval is zulks te verklaren uit de inlandsche uitspraak. Uit het tegenwoordig uitsluitend voorkomende zuurzak, al berust de z hierin op naieve zgn. volksetymologie, blijkt voldoende dat de algemeene Hollandsche uitspraak was suursak. Aangezien niet te veronderstellen is dat alle lezers van dit tijdschrift ooit kennis hebben gemaakt met de broodvrucht, zij ten slotte opgemerkt dat ze hoegenaamd niets zuurs heeft. h. kern. |
|