Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 26
(1907)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 66]
| |
Iemand de oren wassen.In het Spreekwoordenboek van Dr. Stoett wordt, op blz. 507 van de tweede uitgaaf (no. 1469), de uitdrukking iemand de oren wassen ‘eene ironische uitdrukking’ genoemd ‘voor iemand klappen, oorvijgen geven’. Ook het Woordenboek (deel XI, blz. 45) stelt iemand de oren wassen gelijk met klappen geven. Die verklaring lijkt mij onjuist, omdat zij te algemeen is. Niet van elk klappengeven kan men de uitdrukking gebruiken; van twee jongens b.v. die vechten zal men niet zeggen dat zij elkaar de oren wassen. Veeleer staat de zegswijze gelijk met kastijden, op een gevoelige manier vermanen. Dit is, meen ik, van belang omdat het in aanmerking komt bij het vinden van de juiste verklaring der spreekwijze. Stoett ziet er blijkbaar een eufemisme in voor slaan en stelt op blz. 438 (no. 1277) de uitdrukking gelijk met tal van andere als iemand de pels uitkloppen, de mantel uitvegen enz. enz.; in dit nummer wordt de gemeenschappelike betekenis van al die spreekwijzen, juister dan op blz. 507, omschreven met ‘iemand een standje maken, een ernstige berisping toedienen’. Verschillende van die zegswijzen in no. 1277 verzameld duiden, letterlik opgevat, iets aan dat pijnlik kan wezen (b.v. iemands mantel uitkloppen, terwijl de eigenaar hem aan heeft), maar 't wassen van oren veroorzaakt niet meer last dan 't wassen door iemand anders van een ander lichaamsdeel, b.v. de ogen of de neus. Intussen zijn deze overwegingen op zich zelf misschien niet voldoende om de vergelijking van Stoett, en zijn daarmee verbonden verklaring der spreekwijze, te verwerpen; zij zijn dan ook eerst bij mij opgekomen toen ik een m.i. betere verklaring had gevonden. Porphyrius (De Abstin. III, 4) vertelt in zijn aanprijzing van het vegetarisme dat de ziener Melampus de gave der waarzegging en het verstaan der taal van alle dieren te danken | |
[pagina 67]
| |
had aan twee slangen die hij van de dood gered had. Toen hij sliep wiesen zij hem de oren; misschien zouden wij diezelfde voorrechten deelachtig zijn, zegt Porphyrius, εἰ ϰαὶ ἡμῶν τὰ ὦτα δράgKων ἔνιψε, als ook ons een slang de oren had gewassen. Dit verhaal vindt men ook elders opgetekend (b.v. Apollod. Biblioth. I, 9, 11; Schol. Apollon. Rhod. I, 118), en op een dergelijke manier had volgens een scholion op het achtste boek van de Ilias (vers 144) Cassandra haar voorspellingsgave verkregen. Het is een oud volksgeloof, berustend op primitieve waarneming en haastig generaliseren, dat kennis en inzicht uitsluitend afhankelik zijn van de reinheid onzer zintuigen. Door 't wassen van de oren wordt, meent men, beter begrijpen verkregen en omgekeerd door verontreiniging die gaaf weggenomen. Dezelfde Porphyrius verhaalt op een andere plaats (De Abstin. III, 3), van een jonge slaaf die de toekomst kon voorspellen, zeer tot angst van zijn moeder, die vreesde dat zulk een merkwaardige jongen haar ontnomen zou worden, en aan de koning ten geschenke zou worden gegeven. Om haar kind de gevaarlike gaaf te ontnemen, paste zij met goed gevolg, volgens Porphyrius, de volgende kuur toe: des nachts waterde zij hem in 't oorGa naar voetnoot1). Evenzoo vertelt Apollodorus in zijn Bibliotheek (III, 3, 2) dat Polyidus, die door Minos gedwongen werd aan diens zoon het waarzeggen te leren, zijn leerling die kennis weer afhandig maakte door te bevelen dat, als hij vertrokken was, men de jongen in de mond moest spuwenGa naar voetnoot2). Apollo deed volgens Servius (ad Aeneidem II, 247), ten opzichte van Cassandra iets der- | |
[pagina 68]
| |
gelijks. Zij had beloofd zich aan de God te zullen overgeven, indien hij haar de toekomst leerde voorspellen; toen zij die gaaf verkregen had, weigerde zij echter het leergeld te betalen. Apollo verborg zijn toorn en vroeg dat zij hem ten minste een kus wilde vergunnen; dit werd toegestaan, maar de god maakte er gebruik van om haar in de mond te spuwen, en ‘daar 't aan de godheid niet voegde het eens gegeven geschenk terug te nemen, bracht hij te weeg dat zij wel is waar de waarheid zou voorzeggen, maar dat er geen geloof aan geslagen zou worden’. In dit verband wil ik nog herinneren aan de welbekende uitdrukking emunctae naris, die Horatius voor schrander gebruikt, of liever nog aan de elegante ontboezeming van een Neolatijns scribent die van een begaafd man getuigt: ei Musae ipsae nares emunxisse videnturGa naar voetnoot1). Het volksgeloof waarop dit alles is gebaseerd, vindt men overal in Europa terug, het onmiskenbaarst misschien in de spreekwijzen van het volk. In 't Nieuwgrieks zegt men reinig je oor in de betekenis wees verstandig, let op (Politis Spreekwoordenb. i.v. αὐτί, n. 30); in 't Duits en Frans vindt men einem die Ohren waschen, laver les oreilles à quelqu'un, of, door een begrijpelike uitbreiding van het voorwerp, laver la tête à quelqu'un. De Italianen spreken van sturar gli orecchi ad uno, iemands oren ontkurken, voor dirgli il fatto suo risentitamente (hem boos zeggen waar 't op staat). Met wat zoeken kan men gemakkelik meer dergelijke parallellen vinden.
Een ogenblik heb ik gedacht of de uitdrukking hij is nog niet droog achter zijn oren misschien oorspronkelik iemand zou aanduiden wie men eerst onlangs de oren heeft gewassen. Maar ik begreep dat de bepaling achter zijn oren die verklaring onmogelik maakte, en ik vroeg dus aan een medicus in hoever het mogelik was de woorden letterlik op te vatten. Daar Stoett | |
[pagina 69]
| |
(blz. 146, no. 407) ter verklaring van deze spreekwijze alleen aanhaalt hetgeen Schrader vermeldt (die het beeld ontleend acht aan pasgeboren kalven), deel ik hier in 't kort mede wat ik vernam. ‘Een levende cel komt bijna nooit in rechtstreekse aanraking met de buitenlucht voor. Van daar dat de huid van 't pasgeboren kind weldra harder en droger wordt dan die in 't moederlijf was; waar nu huidplooien de werking van de lucht belemmeren, duurt dit proces langer dan elders, dus aan de liezen, aan de bilnaad en ook aan de oren, die bovendien dikwels door een mutsje tegen 't hoofd worden gedrukt. Die laatste plek valt 't meest in 't oog, en daar konstateert de volkswijsheid dan bij voorkeur dat zeer jonge kinderen op enkele plekken nog enige tijd na de geboorte een vochtige huid behouden’. De uitdrukking betekent dus hetzelfde als ‘piepjong zijn’, ‘pas komen kijken’.
Leiden, Oktober 1906. d.c. hesseling. |
|