Aanteekeningen.
Omtrent het taaleigen van voorgaande stukken valt weinig op te merken na hetgeen reeds vroeger gezegd is. Het zal den lezer niet ontgaan dat de opstellers niet geschuwd hebben onderling afwijkende vormen van een woord te gebruiken. In No 1 vindt men nu eens ende, dan weer unde; in No 2 staat op een en denzelfden regel wederkap en afgekoft; iets verder wedercopen; No 3 vertoont gelavet ende love; voorts lofte, geloft, doch ook apenen en onthaven.
No 1 geeft mij aanleiding tot de volgende kantteekeningen.
Doen naast hebbet; reeds vroeger is opgemerkt dat behalve de gewone meervoudsuitgangen op et ook die op en in de oorkonden nu en dan voorkomen. Iets verder ook hebben.
Myd mude. Door deze plaats wordt het gebruik van den echt Sassischen vorm muud in het Twentsch bevestigd.
Hebic, natuurlijk voor hebbic, d.i. hebbe ic.
Johanne, accus. enk. van Johan, op de wijze van zulke accusatieven als Lazaruse, Petruse, Satanase in den Heliand en 't Mnl. In den Heliand komen ook voor accusatieven als Lazarusan, Cristan, Petrusen, en hiermede is te vergelijken Steniken.-Johanne een paar regels verder als nominatief is eenvoudig een taalfout; evenals myns echten wives als bijstelling van vor Dage.
Borge, borg; vgl. Mnd. Wtb.
No 2. Johannes voor Johannese.
Guede; uit deze spelling mag men opmaken dat de opsteller van 't stuk bedoeld heeft onzen oe-klank aan te duiden.
Aling, volledig, geheel; z. allinc enz. in Mnd. Wtb. en in Verdam's Mnl. Wdb.
Upkomynge, opbrengst. Vgl. Mnd. Wtb.