Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 23
(1904)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 102]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Oud-Noordhollandsch taaleigen in het Cartularium Egmundense.Voor de kennis der taal van Noord-Holland uit de tijden vóór de 13de eeuw, in zijne latere vormen uitvoerig beschreven door Dr. G.J. Boekenoogen in zijne Zaanlandsche Volkstaal, Leiden, 1897, zijn wij zeer schaars bedeeld met gegevens. In de 13de eeuw wordt het aantal bronnen grooter, vooral wanneer in de westfriesche steden de stadrechten opgeteekend worden, die ons menigen frieschen vorm hebben overgeleverd, vgl. Boekenoogen l.c. V en Westfriesche Stadrechten, uitgeg. door M.S. Pols. Voor de oudere taal hebben wij slechts te beschikken over een klein aantal oorkonden en de registers der inkomsten en bezittingen van het klooster Egmond. Ik heb in de volgende bladzijden trachten bijeen te brengen wat er omtrent het taaleigen dezer streken in de bovengenoemde geschriften van Egmond is te vinden. Dit zijn de inkomstenregisters vóór de 13de eeuw, zooals die opgeteekend stonden in het Liber Evangeliorum van Egmond, welke ons bewaard zijn in een afschrift uit de 15de eeuw, genaamd het Egmondsch Cartularium, als B III in het Rijksarchief bewaard, uitgegeven in ‘Nederl. Rijksarchief’ I, p. 189-196 en 199-207, vgl. v. Richthofen ‘Die älteren Geschichtsquellen § 12 en § 5, terwijl hetgeen Bakhuyzen van den Brink nog voor latere publicatie bewaard had, uitgegeven is door Mr. C. Pijnacker Hordijk in Bijdragen en Meded. v.h. Historisch Genootschap XXI. Behalve deze zijn nog door mij gebruikt de Egmonder Oorkonden afgedrukt in het Oorkondenboek van Holland en Zeeland, 1e deel. De stukken in het Cartularium voorkomende, waarvan de origineele oorkonden nog bestaan en in het oorkondenboek zijn uitgegeven, heb ik hiermede vergeleken. Hierdoor bleek het mij dat er, behoudens eene enkele schrijffout, geene noemenswaarde afwijkingen in de spelling van het gecopieerde Cartularium bestaan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 103]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het Chronicon en de Annales Egmondenses zijn hiervoor niet gebruikt, omdat het eerste jonger is en omdat het onzeker is of deze laatste in Egmond opgeteekend zijn. De streek, waarin de abdij lag en waar zij hare voornaamste bezittingen had, is het latere Kennemerland en West-Friesland. Dit laatste werd evenals ook Drechterland en Waterland door Friezen bewoond en nog in de 12e eeuw werden deze, volgens het Chronicon Egm. ao 1155, vgl. Tegenw. Staat VIII, 506, tot de landen der Friezen gerekend. Deze Friezen noemt het Chronicon van Abt Menco, z. Matthaeus Anal. 3, 229, ‘Frisones extremos versus occidentem, qui dicuntur Westlingi’. Voor dezen naam vindt men in eene oorkonde van 1064, Oorkb. 1, no 86, ‘in Westflinge et circa oras Rheni’, bij van Heussen Batava Sacra 1,12 wordt dezelfde oorkonde medegedeeld, maar hiervoor ‘Westerlingae’ in het handschrift gelezen. Bij Ant. Matth. 3,43 wordt een ‘Decanus de Westlingelant’ genoemd, maar in het Cartularium van Utrecht, ed. Mr. S. Muller, vinden wij pag. 101 en 102 ‘de comitatu in Westflinge’ voor dezelfde oorkonde als in Oorkb. no 86; zij is echter, zooals uit andere namen blijkt, niet in allen deele zuiver gecopieerd. Geen van beide zijn echter origineele oorkonden en het is niet onmogelijk dat eene afkorting van er door een afschrijver verkeerd is opgevat. In het Liber Camerae, Rechtsbronnen van den Dom van Utrecht, p. 40 staat Westlinglant en op p. 46 de Westinglant. In elk geval is Westerlinga of Westflinga een genit. plur. van een persoonsnaam, die de Westfriezen aanduidt en in dezen is de naam Westerlinga en Westerlingaland beter te begrijpen dan de andere vorm. Tot de oorspronkelijk door eene Friesche bevolking bewoonde streken behoort ook de gouwe Kinhem, waarin het klooster lag. In 855 wordt deze streek nog onder Friesland genoemd, b.v. in een Werdener Inkomstenregister: fol. 2b ‘in Frisia; in pago kinhem’; evenzoo in Tradit. Fuldens. (8e eeuw) de ‘Fresia, id est ... in Kinheim’ en eindelijk in Vita Willebrordi 12 ‘in Fresia in pago Kinheim .... integram villam | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 104]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Adrichaim’ (gelegen niet ver van Beverwijk). Het Friesche karakter van Kennemerland toont zich nog heden in den schuurbouw bij het boerenhuis tot dicht bij Velzen en strekt zich, sporadisch, langs de zee nog verder naar het zuiden uit. Het groot aantal friesche vormen en woorden in het Nederlandsch geeft de mate van invloed van de taal der Friezen duidelijk aan; ik verwijs hiervoor naar Te Winkel Grundr.2 § 20, e.v. De uitgebreidheid er van is 't best te zien uit het voorkomen in plaatsnamen, al valt het niet te ontkennen dat oudere namen soms niet in de landstaal zijn opgeteekend, of dat oudere dialectvormen in die namen door jongere uit een ander dialect kunnen zijn verdrongen. Zoo wordt b.v. de plaatsnaam Petten in Kennemerland, die met frieschen umlautsvorm voor Putten staat, Oorkb. 1, 140 als Puthen aangetroffen. Ook dit woord petten is een der friesche woorden, die nog, met speciale beteekenis naast put, in de hollandsche taal aanwezig zijn; in een rijmpje als: ’Verzuip je kinder in geen poelen of petten
Het worden nog licht wel heele cadetten’
komt het nog voor. Kiliaen kende het niet in zijne taal, maar hij wist, dat het voor het hem bekende put in Holland nog gebruikelijk was. Omgekeerd is in Weremeri, Wermere de oude friesche vorm nog aanwezig, die later door den naam Wormer verdrongen is. Het van het zuiden komende frankische element is allengs meer en meer doorgedrongen en heeft niet alleen op politiek maar ook op taalkundig gebied het friesche element meer en meer op den achtergrond gedrongen. In hoeverre dit reeds het geval was in de dagen, toen het in het Cartularium verzamelde eerst werd opgeteekend, moge uit de volgende bladzijden blijken. Ook Melis Stoke I, 110 (en V, 318) zegt dat Willebrord (die in Zeeland geland was) ‘van den westende van Vrieslant naar Utrecht kwam’. Toen S. Adalbert (door Melis Stoke Aelbrecht genoemd), de stichter der kerk, zich te Egmond metterwoon vestigde, werd de gouwe Kinnem, naar blijkt uit de woorden in de Annales Xantenses betreffende | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 105]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Adalbert's verblijf aldaar, nog tot het Friesche land gerekend. Deze verhalen ad. ann. 690: ‘S. Willebrordus tunc presbiter, mireque sanctitatis vir, Adalbertus confessor cum aliis decem de Brittania (etc.) ad Pippinum Francorum ducem pervenerunt’. Drie jaren later voerde Pippin oorlog met de Friezen (in casu blijkbaar de Westfriezen) en ao 694 ‘Pippinus dux Ratbodum ducem Fresonum bellando vicit, Fresiamque sibi subiugavit, et sanctum Willibrordum .... illuc ad predicandum verbum Dei direxit. Sanctus vero Adalbertus in loco qui dicitur Ekmunda usque ad tempus exitus sui apud quendam Eggonem mansit et plurimorum corda ad fidei salutem erexit’. In het Chronicon Egmundanum staat ditzelfde, maar daarbij: ‘usque ad tempus Karoli bellicosi Ducis mansit (dat is dus tot 741), et circumpositam regionem ad Christianam fidem ex magna parte perduxit, in eademque villa sepultus est. Super cujus sepulchrum fideles ecclesiam construxerunt, quam a Danis saepius constat esse destructam. Dei tamen providente gratia semper aliquis remansit, qui corpus sancti viri honeste servavit’. Ook de Vita Adalberti ed. Mabillon Acta SS. III, 1, 631 geeft hetzelfde; hier vindt men evenals in Joh. de Leydis Annales Egmundani het verhaal dat terwijl Willebrordus terugkeerde, ‘S. Adalbertus in Frisia remanserat’, en daar eene kerk gesticht heeft ‘in loco qui nunc Egmunda vocatur, tunc temporis ‘Hallem dictus’. Naast de kerk stond de ‘villa Eggonis’ en deze heeft waarschijnlijk zijn naam aan de plaats gegeven en aan het later gestichte klooster. De naam mund kan hier niet ostium beteekend hebben (z. blz. 150), moet dus met mund, dat defensio en ook paterna haereditas (Duc. i.v.) beteekende, in verband gebracht worden; het kan dus Eggenmund, dat. sg. Eggenmunda, geluid hebben, waaruit Eggemmund, vervolgens Eggemund en eindelijk Egmund, Ecmund, ontstaan kan zijn. Het land met wat er op stond schijnt (misschien door oorlog) in de macht der Frankische vorsten te zijn overgegaan, althans in 889 schonk koning Arnulf aan ‘Gerolfus comes noster’ de streek tusschen den | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 106]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Rhijn en Swithardes haghe, en in 922 gaf Karel de eenvoudige aan Theoderic (Dirk I) ‘ecclesiam Ekmunde cum omnibus ad eam jure pertinentibus a loco qui dicitur Suithardeshaghe usque ad Fortrapa et Kinnem’. De kerk was dus reeds door vroegere machtigen met schenkingen aan grond bedacht. De graaf heeft met zijne gemalin Geva toen eene houten kerk gebouwd, of liever de oude vernieuwd, volgens de Oork. van 1083 (Okb. I, no 89): ‘Theodoricus frater Waldgeri cum legitima conjuge sua Geva imprimis ligneam construxit ibi ecclesiam, instituens sanctimonialium vitam et offerens Deo ad eundem locum in Franlo manssus novem, in Alcmere duos manssus, in Callinge medietatem totius possessionis’. Dirk I had er dus een nonnenklooster gesticht; hier is hij met zijne gemalin begraven ‘ante aram Sanctae Mariae’ (Lib. Adalberti). Het houten gebouw werd omstreeks 980 door hun zoon Dirk II vervangen door een steenen; zooals het Liber Adalberti en de Oork. v. 1083 verhalen: ‘Theodoricus predicti filius cum Hildegarda conjuge sua construxit ex lapidibus magno sumptu ecclesiam, removens inde sanctimoniales feminas et instituens monachicam vitam’. Hij verving de nonnen door monniken, omdat zij ‘ob asperitatem et molestiam durae gentis Fresonum monasticam non potuerunt religionem ducere’. Voor het onderhoud der abdij hebben zij groote goederen geschonken in Kennemerland en in West-Friesland, verder een altaartafel met goud en kostbare steenen versierd, een evangeliaar (vgl. Melis Stoke Rkr. I, 600 e.v.), thans op de Koninkl. Bibliotheek bewaard, met de afbeelding van den graaf en gravin er voor in, ‘textum euuangeliorum auro gemmisque decoratum’, een historieboek, en een medicijnboek. Zijn zoon, de bekende Egbert, aartsbisschop van Trier (vgl. Melis Stoke l.c. I, 663), heeft vele kostbaarheden aan de abdij geschonken (Okb. I, 89): ‘crucem auream, casulam preciosam, stolam pulcherrimam, cingulum auro intextum, dalmaticam, subtile, missale, capitulare, historiam vetus novumque testamentum continentem, multosque alios libros, scrinium argenteum plenum reliquiis sanctorum’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 107]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Sedert zijn door Arnulf (Aernout, cf. Melis Stoke l.c. I, 861 e.v.), Dirk III, diens broeder Sifridus, cognomento Sicco, Floris III, Dirk IV tal van goederenGa naar voetnoot1) in Noord- en Zuid-Holland aan Egmond geschonken (Okb. I, 89). Van 1064 tot 1076 had de bisschop het heerlijk recht over de abdij, daarna weder de graaf van Holland, die het in 1139 aan den Paus te Rome opdroeg. Sedert dien tijd, nl. van 1143 vindt men de heeren van Egmond, de ethelingi op Egmond op den hoef als erfelijke advocati van het klooster. In de 11e en de 12e eeuw is het grondbezit der abdij door de schenkingen van verschillende personen belangrijk toegenomen. Abt Adallardus (+ 1120), abt Walterus (1129-1160) en abt Wiboldus (+ 1176) hebben nauwkeurig deze goederen in hunne registers geboekt, die in het Cartularium zijn overgenomen. Deze registers hebben veel belangrijks bewaard voor de historie van de abdij en de landstreek, evenals het Inditium librorumGa naar voetnoot2), met de schenking van Egbert van Trier aanvangende en tot 13e eeuw voortgezet, zulks gedaan heeft voor de kennis der wetenschap dier dagen en de geschiedenis der letteren. Het ware te wenschen dat het geheel der Egmonder Registers en Geschiedbronnen nog eens verzameld werd uitgegeven door de bekwame hand, die ons van de Registers uit den tijd van Abt Walter zulk eene verdienstelijke uitgave bezorgde. In achterstaande lijst van plaatsnamen heb ik ook opgenomen de bij Melis Stoke Rijmkroniek c. 1 en 2 voorkomende eigennamen, waaruit blijken kan dat het Hollandsch taaleigen toen reeds veel sterker in Egmond was geworden dan in den tijd van deze geschriften. De afkortingen hierachter gebruikt | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 108]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zijn: Hecm. = Hecmundensia, Nederl. Rijksarchief I, 189, e.v. - P.H. = Pijnacker Hordijk in Bijdragen en Mededelingen v.h. Hist. Gen. XXI. - F. = Forstemann Altd. Namenbuch. Komt een H. achter een woord voor dan duidt deze aan dat dit woord in Holland, meer bepaald Zuid-Holland thuis behoort. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I. Vocalen.1. Korte vocalen.a. a is in de meeste gevallen onveranderd: Abbo, Aldbertus, Aldwi, Alfric, Bava, Galo, Hagan, Machtilt, Alkmera, Aschusa, Suitherdeshaga, Graft, hofstad(em), Akersloot en Akkersloot naast Ekkerslato (cf. a tot e, 3o), e.a. a vóór nasaal is meestal a: Franco, Isbrand, Osdam, Banes, Santfort, -lant, -camp, e.a. Sporen van een overgang van a vóór n in o zijn: Ongo de Arem, Alnoth (uit Alnanth), Waloth (vgl. F. Waland). In open lettergreep en vóór r schijnt a min of meer open of gerekt te zijn uitgesproken, hierop wijzen spellingen van a met ai: Hairlem. a blijft voor l + dentaal: Wald-, Altorp, Aldendorp, Waldekewerthe, Waldger, Waldfrid enz. In eenige woorden vindt men o: Wimnemerwolt (naast Winnerwald), Woldekenwerde, Wolt, Oldscie, Oldthorp. Bij persoonsnamen komt deze verbinding alleen voor in -old uit -wold, wald en in -bold, -bald: Althalold, Everold, Gerold, Reinbold, Sibold, Wibold, Willibold, Berewold-, waarnaast Barwald en Berewald-. In eene opgave van ± 1129 Okb. 1, no 105 komt Oudthorp voor naast Althenthorp en Oldthorp, zoo ook in 1252 Spernewoude, beide misschien aan Zuidhollandschen invloed toe te schrijven. Van de Friesche plaatsen wordt alleen Winnemerwolt tweemaal met o, maar meest met a, gespeld. In het tegenwoordige West- en Zaanlandsche Friesch wordt echter voor al + cons. meest overal ou gehoord. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 109]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a wordt e: 1o vóór vroeger aanwezige i (daarnaast vormen waarin a bleef): Alcmere (6), (Alcmare 4) Gerdinchimere, Kellinghe, Kellentgen (Kallighe, Callinge), Hemstede, legherstede, -venne, Acgereswere, Greft (Graft), Eskendelf (volksetym. uit asc), Nesse, Sweth; Emeke, Enghelbertus, Begghe (Bagga), Weremboldus etc. Verder in eigennamen als Meintet, Meinwi uit Megin- (Magin). Deze e uit a wordt voor ng soms tot ei: Eynghelberto, Eynghalbert. 2o vóór r: Heram, Herem (Harum, Arum), Merna, Spernerwalt, Speren, gherse (ndl. gras), fridgers, Werthere (Warthere), Evergerd, Sigerda (hiernaast vele met a: Bertgarda, Everardo, Sigehardo). 3o vóór andere consonanten in open en gesloten syllabe: Ekerslato (Aker- en Akkersloot), Smelengheest (2 maal) Smalegheest (1), Lantlosemede (-made), Bemestre (Bamestra 2 maal), Evo (Ava), Hema, Remwi, Remward (uit Hraƀanward). a + a waartusschen h is weggevallen wordt â: Golda (H.). e. e blijft onveranderd: -berg, reththesclat (i.e. rehteslât, d.i. rechte sloot), in de namen op -bert, -bero, in Erkenswidt, Geva, e.a. Vóór i is e, ook die uit a voor i, overgegaan in i: Scirmere (naast Scermere), Gribba, kimpe (dat. sg. Kimpen), Kimp(p)en Kaghere (doch Kempenwere), Imma, Ymma. e vóór r komt eenmaal voor als a: Barechenerord (thans Bergen op Texel). Breking van e vóór r komt alleen voor in Beurnerd (uit Bernward). eg vóór vocaal of op het einde wordt tot ei (ook bij de e uit a ontstaan): Meinso, Eilger, Reimfrid e.a.; Wadwey, Fikerdey (of Sikerdey). De uitspraak van e vóór r was zeker gerekt, z.a. blijkt uit Sceerwijch. Uit de afwisseling van e en a vóór r in woorden als Alkmera, Alcmare, Arem en Herem is op te maken, dat e en umlauts-e hier een helderen open klank hadden; ook de spelling Sibodesmaer pleit hiervoor. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 110]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
i. i blijft onveranderd: Smithen, Scipliede, Striclede, Sifridus, Ansfrido, etc. i en e wisselen af in: Fritheric en Frethericus, Fretherard, Frethelif; met omzetting: Verthemar. Zoo ook i en e in samenstellingen met Kirke, Kyrike, Kireke en Kerke. Indien Verdam Tijds. 4, 212 gelijk heeft, dan is i in e overgegaan in dreht; Paindrect (H.), thans Pendrecht. in + th werd îth, îd: Erkenswidt, Ricswid, Ritswijt, hiernaast Reinwind (H.). o. o blijft onveranderd: thorp, north-, Foranholta, Orshem, Thorengeest, volgare, Volkmaro, etc. In merghen (uit morgin) naast morghen en Wermere Okb. 1, no 33 Weromeri (nog in 1156 Bondam 2, no 44 en later, z. Boekenoogen l.c. p. 1230, waarvoor in de 13e eeuw Wormer en Wurmer), is overgang in e (umlaut). De uitspraak van o vóór r was gerekt, zoo als blijkt uit Scoorlo naast Scorlo, Noortga, Noirtga, Noirthorpe, Voerhout (1249), Galenvoerde (1231). De o werd open uitgesproken, hieruit is Darengheest naast Thoren(Thorn)geest te verklaren. u. u is u gebleven in: Radenburgh, Alburch, Buschusa, Kukelin (vgl. lat. cucculla, mnl. cucule), Bertulfus (doch: Folcolf, Geldolf, Ludolfus, Rodolfus e.a.), Wlbrandus, Wlfard, Hugo, Thrusing. In plaatsnamen is de u voor nasaal + d gebleven tot in de 12e eeuw, dan begint overgang in o voor te komen: Eghecmundum, Ekmunde, Hecmunda, etc. Sunderlant, Hundegheest; later Ekmonde, Ecmondensem, Hondegest, Warmonde, hondt (een maat). unth werd tot ûth z.a. -mûthon, sûther. In evelganc, crepelfliet is oorspr. u voor i van het suffix overgegaan in e. Of u hierin eerst in o is overgegaan blijkt niet, vgl. echter mergen naast morghen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Lange vocalen.ê. ê1 is ê in Bermer (ook in Corveier Heberegister: Bermêr). is â in Wilbrandi-magin-were (māgīn? ‘consobrina’, ‘cog- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 111]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nata’, z. Tatian.), Volkmaro, Verthemar, Rotmarus, Saxamarus, Lantrat, Ratther. ê2 is e in cuermede, curmede. î bleef: Fridgersa, Scerwik, Rodenrise, Hi (het y), Misen (thans Myzen), sile, halfline, Hio, Isbrand, Aldwi, Folqui, e.a. (het suff. wî ontstond uit wîh, got. weihan, waihjo naast wgm. wîgan). De lengte van î wordt soms uitgedrukt door ii of ij: Riiswiic, Rijswijc, Scalcwijch, Heylawijf, e.a. Ook in sommige namen, die thans korte i hebben komt ij naast i voor, nl. in Wijmnam, Wijnnemerwalt, Hijllenkem. Of men hieruit mag afleiden dat hierin î voorkwam staat niet vast, want ook in Rijninghen, naast Rininghem, Hemecekijrcke en Lijmmen (voor Limbon), in 1231, komt y voor; voor het eerste woord wijst het in Hecm. voorkomende Renigghem op korte i, en evenzoo Kerike naast Kirika, Kyrika. ô. ô wordt o geschreven tot na de helft der 12e eeuw; in het begin dier eeuw komen daarnaast ook spellingen met oe en u in gebruik. ô en û moeten zijn samengevallen in klank in een aantal woorden, die later ui vertoonen, z.a. Othalrîk, dat als Wlric voorkomt en later blijkens Boekenoogen Zaanl. Volkst. 1100 tot Uuls, Uulsje, in Friesland Ultsje, Uulke en Uilke, in Groningen tot Uildrik(s) werd, waarnaast Oelk, Oelse en Wlck, zie J. Winkler Fr. Wdbk. 275, 415, even als Uterdîk in 1355 als Oeterdijk later als Euterdijk gevonden wordt. De spelling o komt voor, o.a, in: Osdem, Thos, Boclo, -hova, Polghest, -broke, brother, Dodo, Roper, Othelhildis, Bovo, Boyo (vgl. Zuidholl. Boeije). uo in Sluodwethe (2 maal). oe voor het eerst omstreeks 1100 in Broek, Leytherebroeke, Spanbroec, e.a., later ook in Poel, Astbroech, Rijswikerbroeke, Westbroeche. u slechts na 1120: Uytghesterbruch, Usdam, Pulzabruch, Bruclede, Bukel. û. û is meest u gespeld; omstreeks 1120 komt uy voor, na 1200 ue: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 112]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Sutherhemi, Hureslede, Buren, -husa, Hutgheest, erfhure, hurware. - Duva, Waltruth, Ghertrudis. - Uytghest, Uytghesterbruch; - huerware naast hurware. ů en ou komen voor, waar men u zou verwachten: Ůtgest (± 1200) Cart. en Okb. 1,292; Outerlec en Ousterleke (11e eeuw), Oulin (fem. v. Ulo, vgl. J. Winkler Fr. Wdbk. Oulke), doch ook Oulrici naast Ulrico uit Othalrîk ontstaan. Het zou mogelijk kunnen zijn, dat men in de dagen, toen oorspr. û in communia in ü̂ was overgegaan, zonder dat de schrijfwijze veranderd was, voor ô(oe) en û eene lettercombinatie was gaan gebruiken, die men had medegebracht uit Frankrijk, waarmede in die tijden veel aanraking was. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Tweeklanken.ai. ai wordt meest tot ê (vgl. v. Helten IF. 7, 340) Ekthorp, Bredewere, Gher, Gherswelt; in persoonsnamen met -gêr, -têt samengesteld; Ettet, Geltet, Tetta, Gherbrand, Gerold, Amalger, etc. In de talrijke composita met hem is niet te zien of hêm of hem in het tweede lid aanwezig is. Overgang van ê in î komt alleen voor in Athelgir, Scipliede en Ghiestlant, naast Amalger, Eilger, e.a., Scipleda en Gheest. Overgang in â vóór gutturale spirant en geminata komt hier weinig voor, bestond echter wel, gelijk plaatsnamen als o.a. hedendaagsch Zwaag bewijzen (vgl. ook asega in het privilegieboekje van Akersloot). Waarschijnlijk is zij ook aanwezig in Acgereswere (over agger vgl. Ndl. Wdbk. I, 2067; de vocaal hierin is later verkort, zoo als in adder, etter e.a. vgl. blz. 123 onder gg) ai komt voor in Paindrect, thans Pendrecht; in Okb. I, 114, 179, 394 komen ook voor Pahindrecht, Peindrecht. ei (v. Helten IF. 7, 348) vertoonen Leythem, Leythen (naast Lede, Thurlede), Heilghelo, Heylichloe naast Helegelo, Heynsbroec naast Hensbroec, verder Athelheida, Heike (Fr.), Hayco (Utr.), Heylawijf, Heilwijf. - Over ei uit agi, zie bij a blz. 109. au. au is een o-klank geworden, die waarschijnlijk tot a | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 113]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
naderde, althans de spelling is dan eens o, oo of oe dan eens a, oa: Hochegheest, Hoghemade, Notlevenes, Sigadessloth, -lo, -loe, loo, la in Heilghelo, Heyligeloo, - Franla, Vranla, Franlo, Franewere, Vroonmeer, Froanen, Vronslot, Noortga, -gha, Noirtighe (thans Noordwijk, doch locale uitspraak Noortek), Ekerslote, Ekkerslote, Ekerslato, Meneslata, Reththesclat, Cokslote, Sloeten, Scorlo, Scorla, Scorle. De spellingen Noirtighe en Scorle zijn na 1200; toen had de vocaal dus zijn eigenlijken klank verloren. Alleen a hebben: Astbroeke, Astbroech, Adrichem, (Adric = ags. Eadric, F. Audricus), Scatan (thans Schoten), Hardnat en huslada (uit *hûs-hlôtha). eu. Van iu zijn geen voorbeelden; eo komt voor in Theole; io in Liora (ao 985); verder is eo, io tot ie geworden in Altingfiertele, Tietgerdemade, Crepelfliet, fliet, Scie, Liechtcampe, Nienthorp, Thiedrac, Thiedolf, enz. (Van Scie en Siepelingheberche is niet zeker of er oorspr. eo in aanwezig is). In plaats van ie komt ook i voor: Libertus (in het Utr. Cartul. Liudbertus), Thitbodo, Thidger, Thidrici, Thyderico (alle Hollandsche namen). ê komt voor in Flet (naast Fliet), Sche, Schelant (naast Scie), Thedricimkenhem, Thetburga, Themard, Notlevenes, Zweten (thans Zwieten, H.), Fle (uit fleo d.i. fleu, het latijnsche Flevum. Dit moet een woord geweest zijn, dat bij idg. plu, pleu behoort, naast de verwante groep plud: pleud staande, waartoe flet, fliet behoort). ia komt voor in Thiadenvenne. Het kan zijn, dat dit een i met naklank voorstelt, maar het is ook mogelijk, dat hierin de i consonantisch geworden is, zooals in dergelijke Noordhollandsche namen heden ten dage in gebruik, b.v. Tjaarsdorp, Tjallewal, Tjaard e. a, Boekenoogen p. V Diabbout, Iabbout, Diadmer, Iammer, Iabbrant, e.a. De vallende diphthong is hierin tot stijgende diphthong geworden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 114]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. Vocalen in open eindlettergrepen.Deze zijn op enkele uitzonderingen na verzwakt tot e. Alleen de uitzonderingen deel ik mede. i is nog aanwezig in loc. sg. n. Sutherhemi; en nom. sg. f. Suvi. a komt voor in nom. fem., dat. sg. en gen. plur.: Alacmera, Alkmera, Aschusa, Bamestra, Egmunda, Emesekerka, Fridgersa, Thosa, Flardinga, nomina op inga (gen. pl.), afwisselend met e. In de femin. als Imma, Ava, Bava, Duva, Geva, Tetta, Wela, e.a. is men niet zeker, dat de uitgang germaansch is, daar het ook de latijnsche uitgang kan zijn, even als er masculina op us naast germaansche zonder us voorkomen. o in dat. sg. Ekkerslato (1083), Ekerslato (f.), Rotholfengabroko (n.). In het laatste geval staat o waar men a of e zou verwachten; deze o kan veroorzaakt zijn door invloed der latijnsche datiefuitgangen op o. Verder komt o voor in den nom. sg. van alle masc. n-stammen. Abbo, Ongo, Galo, Hugo, Meinso etc. De o is geapocopeerd in Aldic, voor Aldiko (F.). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. Vocalen in gesloten eindlettergrepen.Ook deze zijn grootendeels in e overgegaan. Bij de persoonsnamen zijn zij meest gelatiniseerd, z.a. Abbo: Abbonis, Abboni, Azonis, etc. a in an, uitgang van den gen. en dat. sg. n. st. en dat. plur. Bergan (6. 2 maal Bergen), Beveran, Hargan, Harregan, Haregan, Leythan (2 Leythen, 1 Leythem), Limban (3, Limbon 7), Scagan (Scaghen, Scagha, Scaghem, (1250), Scagon, 1083), Scatan, Smithan, Suetan, Vellesan (1, Velson 6), Westerbeiran. - Duvan (g. sg. f.), Aven (g.s.f.), (Scinken dat. sg. m.). In Lopsan (2, Lopsen 3) is an uit ham (hêm) ontstaan, vgl. Okb. 1,33 Liber Caten. Lopisheim. o in den dat. sg. der n-stammen en in den dat. pl.: Limbon, Linbon, Scagon, Velson, Wimnon (7, Wimnen 3). î in: Oulin (demin. van Ulo), Allin (dat. sg. Allino), Wivin. er in: Brother. ing en ung in: Thrusing en Lisung. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 115]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6. Vocalen in tusschenlettergrepen.De meeste zijn overgegaan in e: Engelbertus (naast eenmaal Einghalbert), Athelgir, Willebald e.a., Hathewi, Frethericus. a van ari is nog aanwezig in volgare (1083-1120) Okb. 1,105; na 1182 volghere en volchere. i bleef in Godila. Syncope komt weinig voor; in Swirdinghe uit Siwirdinghe, Hemsenkerke en Heemskerke voor ouder Hemecekirike, Heilghelo en Heyligheloo, Heilwif naast Heylawif (H.); Athal wordt tot Athl, verder tot Adl en met omzetting tot Ald: Aldbertus, Aldwi, voor b tot alb: Alberno (naast Adalbero) en Alberto. Secundaire vocaal vindt men in Vellesen naast Velsen, Harragan, Haregan naast Hargan, Barechenerord naast Bergan, Linethereswalde naast Lintthereswalde, Noirtighe naast Nortga, en in Walech, Gherwalech (F. Walh). Lettergrepen met bijtoon behouden over het algemeen de vocaal. Waar een tweede lid van een compositum den bijtoon verliest, wijzigt zich de klank, z.a. in Arnold, Everold, Geldolf, Folcolf, Swert, Willem, e.a., Nortge, Scorle, Bokele, waarnaast de vollere vormen voorkomen. Bij de woorden op inga bleef i in Flardinga, Callinge, Teylinghen, Matlinghe, pandink en but(t)ink, maar in Popenkehem, Rotholfenga-, Wolbodenke-, Ludolfenke ging deze in e over. Het tegenwoordige Assendelft wordt in het Liber Catenatus van den Dom te Utrecht ao 1063 Ascmannedilf genoemd. De a van man is in het Cartul. alleen bewaard in Eskmadelf, op alle andere plaatsen wordt gevonden: Escmundelf, Eschemendelf, Esknemendelf of Eskendelf. De herinnering aan de samenstelling van delf met den gen. pl. van ascman, dat ook uit ags. en os. bronnen als ‘nauta, pirata’ bekend is, is zoozeer verloren gegaan dat de schrijver van het Cartularium van ‘Asmundelf vel Espendelf’ spreekt. Klaarblijkelijk bracht volksetymologie dat asc dus met den boomnaam asc, ndl. esch, in verband. Rekking van oorspr. korte vocaal van het tweede lid schijnt | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voor te komen in: Baldwijn, naast vormen als Baldwin, Folquini, Gherwina. Deze verlenging heeft waarschijnlijk bij de vocaal in open sillabe een aanvang genomen. Samentrekking van twee lettergrepen tot eene vindt men, behalve bij vocaal + g + i (zie boven bij agi enz.), in hraƀan dat tot hramn, hram, rem en erm werd: Remward, Remwi en Wighermus; verder in Folcolf tot Foc, Bodekenlo tot Bokele; van Sifridus wordt met een deminutiefsuffix Sicco gevormd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
II. Consonanten.1. Sonanten.Halfvocalen en liquidae geven tot geene bizondere opmerkingen aanleiding. Dat wu als w wordt geschreven komt ook elders voor. Bij de liquidae is alleen vermeldenswaard de omzetting der r in gers, ors, Verthemar (F. Frithumâr), Sivert (uit Sigiferth = Sigifrith), en in de woorden op -brecht (Got. bairht-): Gerbrecht (H.), Werinbrecht (H.), Adbret; de meest voorkomende vorm is -bert. Fretherard is eene contaminatievorm van Fretherad en Frethehard. Bij l heeft omzetting plaats in de combinatie thl: zoo Aldwi (uit *Althwi voor *Athlwi, F. Athalwi), voor b en n is lth tot l geworden: Albert-, Albern (F. Adalbern), Alnoth (ags. AEðelnóth). Hiernaast blijft -th + l als er een vocaal tusschen th en l staat: Athelgir, Adallard e.a. In den naam Othelhilde valt de h weg en wordt lil tot lli: Oethellidis, Otelida naast Oethellilda en Othelhildis, gravin van Holland, in de origineele oorkonde van 1082. De invoeging van d tusschen lr, zoo als later in het Hollandsch, heeft geen plaats in Polre (tusschen 1120 en 1161). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Nasalen.Nasaal voor th valt uit: Alnoth (ags. AEđelnóth, F. Adalnand), Fordnoth, Waloth (Waland), Ricswidis, Riswidis, Rieswyt; in Leithemuthon (Okb. 1, 85), Amuthon (Okb. 1, 30), Rinesmuthon (Okb. 1, 87), Masamuthon (Okb. 1, 33) en in Sutherhem. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 117]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Terwijl nu bij mund: mûth overal n is weggevallen, is dit nooit geschied in den naam van het klooster zelf en in Warmund, Warmonde. Hierom geloof ik dat aan Egmund (en ook aan Warmund) een persoonsnaam, met mund (mundium) samengesteld, ten grondslag ligt, nl. een samenstelling met agj ags. ecg, ofri. eg, os. eggia, die in ohd. Acimund, Eckimunt, ags. Ecgmund, ndl. Egmond aanwezig is. De vormen als Hecmunda enz. zijn geen bezwaar, daar de voorvoeging van h in deze geschriften veel voorkomt. Over de c of k zie bij g. m wordt verdubbeld voor vroegere j: Ymma, Imma (uit Emmja < Ammja naast Amo, Ammius); mb blijft tot na 1200, assimileert dan als de volgende sillabe toonloos is: Limbon, Limben (1226), Lymmen (1231). In Reimbert, Reimbrand is daarom geen assimileering. mn assimileert tot nn Wimnon (1120), Winnerwald, Winnemersweth (1215) ƀn wordt mn, verder mm en m: Remward, Remwi, Wighermus (uit Hraƀanward enz. zie F. Wighraƀan > Wighramnus.) nw assimileert tot mm in Schommeer (1250) Themard uit Skônweer en Theganward. n vóór labiaal wordt m: Reimbert, Reimbrand, Reimfrid, Werenbold, doch ook Reinward, Reinwind, Reinbold en Werenbold. Afval van n komt voor in Eskmadelf en in half line (1250). ng wordt ng en ngh gespeld: Callinge, Callinghen (11e eeuw), Flardinghe (± 993), de spelling nk komt voor in Hrusinc (zoo Okb. I, 89; lees Thrusinc met Cartul. ao 1083 waar Thrusing voorkomt), buttinck, pandink, evelganc, Ludolfenkewere, Popenkehem. Waarschijnlijk voor ng staat nch in Magchanchelant; misschien hetzelfde als het eiland ganc, gankchalan(d) in Tradit. Fuld., waarover z.v.d. Bergh Mnl. Geogr. 264, a. 52. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Labialen.Omtrent p en b is niets bizonders te vermelden, behalve de uitheemsch schijnende verscherping van b tot p na s in | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 118]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Osprehtashem, waarvoor in het Lib. Caten. v. Utrecht Osbragtashem. In de meeste composita met berht, bert blijft de b, alleen in Folpert uit Volbert [uit Folcberht (F.)] is de b tot de tenuis geassimileerd en k uitgevallen. Verdubbelde b komt voor in Gribba, Obbinghem, Obbingen, Abbo, enz. ƀ wordt meest aangeduid door v: Overewinkel, -hova, Heylawive, Bava, Bovo, Evo, Suvi, e.a. In Sivert ontstond v uit f, nl. uit Sigiverth, Sigiferth, Sigifrith. Naast Alvericus komt Alfricus voor. In enkele woorden vindt men f: Wifert (thans Wijver), verder in Rotholfengabroko, Ludolfenkewere, waarin de f ontstond door invloed der nominatiefvormen Rotholf, Ludolf; vgl. Andolfus, Geldolfus, Ludolfus. f. Als aanvangsletter komt f voor, maar daarnaast reeds vroeg v, ook als het tweede lid eener samenstelling hiermede aanvangt; beide loopen geographisch en chronologisch dooreen, fridgers, Felson, Felsen, fiertel, Flardinga, Fle, Flet, Foranholta, Franla, enz. - Velson, Velsen, Vorenholte, Vranla, Vreshem e.a. - Folpertus, Franco, Fretherard, - Volbertus, Volpert, Verthemar, volgare, enz. - Crepelfliet, Santfort, Benningford. - Ansfrido, Reginfridi, Sifridus, - Cornevenne, Oxenvenne, Galenvoerde. ph voor f komt voor in Phoranholta en in den lat. naam Odulphus. Op het einde komt niet anders voor dan f: Delf, erf, hof, half, Folcolf, Heylawif enz. ft blijft: Graft, Greft. Waar in Paindrect, Okb. Paindrecht, ct met waarde van ht voorkomt voor vermoedelijk ft, is dit wellicht aan de ligging in Zuid-Holland toe te schrijven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. Dentalen.t komt meestal overeen met de t in het nederduitsch. In buttink (d.i. bûting) komt ongemotiveerde verdubbeling voor, tt in Ettet (Et-têt), Hatto, Tetta, Tettolf. ts werd tot tz en verder tot z in Azo. Misschien ging t na s in s over in Isset (uit Is-têt?). Enkele malen is t gespeld als th: Puthen (±1130), Slothen; vgl. ook de spelling van th | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
met t, z.a. Ritswit. Of in quindecim math het woord mât of wel mâth (ags. máeþ) ‘mensura’ aanwezig is, is onzeker. Ingevoegd schijnt t in Thiedertrikelande. Het kan ook een nieuwe samenstelling zijn van Thiedert, Hecm. Thiedard (H.) (vgl. Fri Wdbk. Diedert) en -rîk. Van rht in -berht als tweede lid bleef rt: Volpert, Reimbert, enz. Afval van t na h komt eerst voor in 't laatst der 11e eeuw: ambach (1083), lijftoch (± 1230). Of in Wifert (± 1200), thans Wyver, de t later is afgevallen, of hier toegevoegd, is niet te zeggen. d blijft in aanvang en in het woord tusschen vocalen onveranderd. Een enkele maal is d vóór vocaal na o uitgevallen als in mnl.: Bodokenlo (889), Boclo (1120), Bokele (1285). Op het einde van een woord en dikwijls ook op het einde van het eerste lid eener samenstelling gaat d in t over. Door invloed van verbogen naamvallen wordt de d dikwijls op het einde gevonden, vooral in namen uit het begin der 12e eeuw; b.v. Benningford, Wisenford, Winnerwald, Thiedard, Beurnerd, Hildegard, Meinard, Sibold, Wlfhard (alle ± 1200); daarnaast Benningfort, Santfort, Sunderlant, Winnemerwolt, Athelhilt, Blankart, Gerbrant, Machtilt, Hardnat. Zoo Oldscie, Oudthorp, Oldthorp, Fridgersa, Madlinge naast Fritgersa, Matlinge. Enkele malen wordt th voor d geschreven: Althenthorp naast Aldendorpe, Sluodwethe (2 maal), Withmere (Wîd-meri?). Bij dl komt een overgang in l voor: naast Madlinge (1162) en Matlinge (1083) staat Malink (1176) en Malinc (± 1200), vgl. Athl, Ald, Al onder th. th. th blijft onveranderd, althans in schrift, tot de helft der 12e eeuw, dan begint d er voor in plaats te komen (omstreeks 1250 komt de th nog voor): Thos, Thiadenvenne, Thorengeest, -thorp, suther, Smithan, Leythen, Rotholfenga-, Aremersweth, Waldekewerthe, Winnemeresweth. Later Darengeest, Leyderdorpe, Woldekewerde, Sluodwethe (sluod = slôth, ags. slóđ spoor; vgl. Sigodessloth). In de 11e eeuw komt als aanvangsen tusschenletter soms t in plaats van th voor: Altorp, Gerleta, fiertel, Noortga, Brechtgheresweert, Tietgerd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 120]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
s staat als aanvangs-, tusschen- en slotconsonant, b.v. Saxnem, Swetan, Thosa, Emesekerke, Thos, gers. Daarnaast komt z voor: Zweten, Casterkemmerzand, Hemezekirche, Pulzabruch, Banez (alle 11e eeuw en later). Als vleinaam-suffix komt -zo naast -so voor: Azo (uit Atzo voor Atso), Elzo, Hatzo, Rainzo, naast Meinso. c = s alleen in Hemecekyrika, Hemecekircha, Hemecekerke (alle uit de 11e eeuw). In Scocia (1176) drukt de c blijkbaar een ts-klank uit, lat. Scotia. ss komt voor in Isset (uit Is-têt?); in Rissinda (uit Ricsinda, F. Ricsind), Sassenem (1083) naast Saxnem en Saxamerus. Verdubbeling voor j in Kaldenesse; s op het einde in: Warachnes. sc is regel: Scagan, Scie, Scelant, Scipleda; Aschusa, Esce-, Buschusa, Wescelonis, daarnaast sch, zie onder c. Als aanvangsconsonant komt sk niet voor; alleen als tusschenletter in Eskmundelf, Aske, Eskmadelf en Eskendelf. Eenmaal staat voor sc enkele s, in Asmundelf (13e eeuw), later Assendelft. Voor Banes, dat de gewone vorm is, komt in de origineele oorkonde van 1083 Banesce voor (Okb. 1, 204). sl is meest onveranderd: Slata, Slote, Sluod; eenmaal scl in Reththe sclat (d.i. rehte slât). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. Gutturalen.Voor de gutturale tenuis worden gebruikt de teekens c, k en ch. c staat vrij geregeld voor velare vocalen: Callinghen, Castrichem, Abbatiscache, Conrad, Cokslote, curmede enz. Franco, Hayco, Ideca e.a. - Voor palatale vocaal staat c in Thedricimkenhem. In de verbinding sc als aanvangs- en ook als tusschenletter staat in den regel c, vgl. sc. k staat meest voor palatale vocalen: Kinhem (985), Ketel, Kerspel, Hemsenkerke, Ekerslato, Akerslote, Bodokenlo, Rekere, Emekencamp, e.a.; Everwackers, Elankind-, Enkenrad, Kukelin, Heyke (naast Hayco), Emeke, Scinken, Spiker, Kimpen, enz. Voor velare vocaal staat k in: Kallinghe, Kasterkem (ook in het origineel, 1083), Kimppenkaghere, Kaldenesse, - Blankart, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kukelin; in Emesekerka en Rotholfengabroko staat k voor a en o, die voor e staan. ch wordt ook gebruikt voor c, doch meer voor k, bij dezelfde woorden, soms in dezelfde afdeeling: Chinnelosara gimarchi (985), Medemelacha (985), Hemecekirche, Hemecekerche, Hemezekirche, Westbroeche, Brocchingelant - Everwacchoro (naast Everwackers), Isicher (uit Isker voor Isgêr, F. vgl. Fr. Wdbk. Iske, enz.), Christancius (Fr. Wdbk. Karstjan, Zaanl. Volkst. Karstiaen, Karsten). In verbinding met s komen voor: Sche, Scherwich, Schipleda, Schommeer en Eschemendelf. Als slotmedeklinker worden c, k en ch gevonden, meestal c, zelden k, enkele ch, b.v. c: Alcmare, Broec, Outerlec, Rijswijc, Aldic, Foc, Thiedrac, en voor alle latijnsche uitgangen die achter germaansche namen op c gevoegd zijn; - k komt voor in Scerwik, Alkmere, Kerk-; - ch in Astbroech, Franlorebroech (1083), Pulzabruch, Velserebruch, Scerwich (1083), Sceerwijch, Scalcwijch; - ck komt voor in Bergeswerck (1250). Wanneer in samenstellingen het eerste lid op k eindigt, hetzij deze oorspronkelijk is of uit ng ontstaan (zooals kon zijn bij Castrichem naast Castringhem, Hecm. 208), en het tweede lid met h aanvangt, heeft er assimileering tot cch, ck, kk plaats; Bac-hem, Bac-ham wordt Bacchem, Backem en later Backen; Castric-hem, Casterchem (1083), Kasterkem, Casterkem (1120) en Castrickem; Adric-hem tot Adrikem. Verdubbeling van k komt voor in Ekker-, naast Eker- en Akker-, Akersloot, met nederl. akker overeenkomend, Ockengewere, Brocchingelant en Everwacchoro, Everwackers. Het onderscheid in spelling wijst op een onderscheid, dat er vroeger in de uitspraak van velare en palatale k geweest moet zijn en misschien nog in dien tijd gehoord werd, terwijl het feit, dat ch voor palatale k en ook voor g gebruikt wordt, doet vermoeden, dat met ch een zachte explosieve gutturaal, bij ch voor k zonder stemtoon, bedoeld wordtGa naar voetnoot1). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 122]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In Folpert, Volpert naast Volbert, uit Folc-berht ontstaan, is de gutturaal opgegeven en heeft de volgende labiaal zijn wijze van articulatie verwisseld voor die der weggevallen gutturaalGa naar voetnoot1). In Volkmaro, Folquin, Folcolf bleef de gutturaal (Friesch is de verdwijning der gutturaal, vgl. b.v. Friesch Wdbk. Ebbert, Folmar, Hubert). g. Men vindt g als aanvangsconsonant: 1) voor velare, 2) voor palatale vocalen; b.v.: 1) Nort-ga, Galenvoerde, ganc, Golda, graft, -Galo, Goswijn. 2) Gest, Geddigmore, ger, gers, -Geltet, Gerbrant, Geric. - in het 2e lid: Bodegraven, Evelganc Athelgir. Naast g komt gh voor in: 1) Nortgha, Ghaghemade; 2) Ghest, gheest, Gheerdenweghe, Gherleta, Ghers, Gherswelt, Ghiestlant. Voor e komt gh veel meer voor dan voor a. In het woord staat g: 1) Agathe, Algoti, Algothesdorp, Bergan, Volgare, Harga, Haragan, Heilgalo, Radenburgarebroeke, Sigodessloth, -haga, -Ongo, Bagga, Hugo. 2) Adgeringelant, Bergen, Bergeswerck, Heyligeloo, Matlinge, Tietgerdemade, Wilbrandi-magin-were - Sigerda. gh 1) voor a: Flardingha, Scagha, - Beggha, Eynghalbert. 2) voor e, i, zijn zij zeer talrijk: Berghen, Adgheringhelant, Aghetendorpe, Volghere, Geerdenweghe, Scaghen, e.a. Eilgherus, Enghelbertus, Gherbrand, Ghertrudis, Gherwalech, Haghe, Hughe, enz. Ook ch is hiervoor in gebruik. Eenmaal komt het na g en voor a als aanvangsconsonant bij ganc voor in Magchanchelant; | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 123]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
meest voor e: Abbatiscache, Barechenerord, Volchere, hochegeest, Siepelingheberche en Gerdinchimere. Op het einde eener syllabe, voor nasaal, staat g in Wognem. Verdubbeling komt voor in acger (Acgereswere), oorspr. aigr-, naast aigir, onr. EgirGa naar voetnoot1), waarin de g voor r verdubbeld is en de vocaal verkort. De gg is explosief blijkens de spelling cg. Op het einde van een woord of eene sillabe gaat cg in c, k over. Na e eener geaccentueerde sillabe in samenstelling blijft g die uit gg ontstaan is of wordt c, k, b.v. Egmunda (1228, 1231) (zie over mund blz. 117. Hegmundensis (1231), eenmaal Eghecmundum (10e eeuw), wellicht eene poging om de explosieve gg van egg voor te stellen; - Hecmundensis (8 maal), Hecmunda (6), Hecmundo (3), Hecmundum (3), Ekmunde en Ekmundensis, alle tusschen 1000 en 1250, evenzoo Ekbertum uit Eggbert, vgl. ags. EcgberhtGa naar voetnoot2). Na i in eene syllabe met hoofdtoon verdwijnt de g, even als in Ags. (Sievers § 214, 6). Dit geschiedt in de eerste plaats voor woorden met b aanvangende in Wibrant, Wiboldus. Hier is de g m.i. explosief geweest en heeft er een assimilatieproces plaats gehad (vgl. boven bij k + b blz. 122). Of in de volgende, waarin sigi als eerste lid voorkwam, syncope van de tweede i heeft plaats gehad en daarna verdwijning van g, of dat men, evenals Sievers Ags. Gr. § 214, 4, contractie van igi tot i moet aannemen, kan ik niet beslissen. De gevallen zijn: Sibold, Sibrand, Siburgis, Sifridus, Sivert. Vóór een h bleef igi en werd tot ige, ege: Sigehardo, Segehardo, doch Sigerda; het kan zijn dat in het laatste woord, even als in Sigheri, de g op het eind der sillabe gestaan heeft en explosief was, terwijl zij na uitval van h tusschen vocalen tot spirans is geworden. Bij egi (agi) is de gutturaal verdwenen en egi tot ei gewor- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den: Eilger, Heinric, Meinard, Meinso e.a. De g was hierin wel palatale spirans. Palatale spirans was ook aanwezig, waar g na e op het einde van het woord tot i werd, z.a. in Wadwei (± 1083), terwijl in Cukenswech en Gheerdenweghe de gutturaal bleef. Op het einde van het woord staat gh in Radenburgh, ch in Alburch, Bindelmarburch, Rodenburch, Cukenswech. Uit het feit dat ch ook voor k gebruikt wordt en dat de g van Nortga, nadat de zwak van toon geworden a in e overgegaan en eindelijk afgevallen was, toen er eene irrationeele vocaal tusschen t en g was ingeschoven, eerst als gh, dan als ch en eindelijk als k gespeld wordtGa naar voetnoot1), mag men opmaken, dat de g eene zachte explosieve gutturaal was, waarbij in den ouderen tijd voor palatale vocalen palatale uitspraak werd waargenomen. Dit explosieve karakter mag men ook opmaken bij ng uit den overgang van ng tot nk van de gutturale nasaal, zie blz. 117. Niet onmogelijk is het dat de gh aanvankelijk gutturale spirans heeft aangeduid, maar uit het naast elkaar voorkomen van g en gh bij denzelfden woordvorm in denzelfden tijd blijkt dat het niet altijd zoo werd opgevat. h. De waarde van h is die van ndl. h. In aanvang komt h voor, b.v. in Harga, Heynsbroec, hem, holt, hoghemade, Hundegheest, Hagano, Hayco, Heike, Hatto, Heylawijf; verder in Athelhilt, Sigheri, Sigehard, Burchard e.a. Enkele malen is h voor vocaal weggevallen, z.a. Erlinda, in het later op het Cartularium gemaakte register wordt deze Herlinda (vgl. F.) genoemd. In samenstellingen met hêm of hem als tweede lid valt h soms weg: Saxnem, Kasterkem, Sassenem. Met voorafgaande k wordt kh tot ck in Castrickem en Backem; met voorafgaande n tot nn: Kinhem, later Kinnem; lh wordt ll Adallardus. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 125]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bij samenstellingen van persoonsnamen verliest het tweede lid met h aanvangende dikwijls de h: Bernildis, Blankart, Everard, Fretherard, z.p. 116, Meinard, Machtilt, Sigerda; naast Oethelhildis staan Oethellidis en Oethellilda. In de latere stukken in hetzelfde handschrift achter het cartularium staande komt ook weglating van h voor vocaal voor, b.v. dat alfe lant (dat halve land). Van de verbindingen hr, hl, hn, hw is h overal weggevallen, z.a. Remward (uit hraƀan-ward), Remwi, Rutrude, Rothard, Rotmar, Wighermus (Wîg-hraƀan), Orshem (uit horshem). Veelvuldig is de voorvoeging van h: Hecmunda, Hecmundensis, waarnaast Ecmunda enz., Heram, Harem naast Arem, Hutgheest, Hi (het Y, vgl. Jostes IF. II, 197), Hisla (ao 985), Hureslede (eene lede bij Ursum), bij persoonsnamen Hema naast Eme. Of men in Emesakerka (Okb. 1, 247) de eigenlijke vorm heeft en in alle andere als Hemecekyrike enz. een voorgevoegde h is niet zeker te zeggen; de eigennamen Emes, Amse komen in het Friesch Woordenboek voor, maar Emes kan ook met het bij Lacomblet Ukb. voorkomende Heimezo in verband staan. Tusschen vocalen is de h uitgevallen, b.v. -loe, -loo. De verbinding ht wordt zelden met de spelling cht gevonden: Liechtcampe (bij Velzen), Brechtgheresweert en Werenbrecht, beide in Zuid-Holland te huis behoorende. In ambach en lijftoch is ht na vocaal gebleven en de t later afgevallen. In alle noordelijke eigennamen is het tweede lid der samenstelling berht tot bert geworden: Elkbertus, Aldbertus, Ghitbertus, Ghiselbert, Ghisebert, Reimbert, e.a. ook in Bertgarda; met omzetting alleen Adbret, Gerbrecht (H.), Werinbrecht (H.). Eene oude spelling komt voor in Osprehtashem (ao 889), dat den indruk maakt van door een vreemdeling te zijn opgeteekend. De uitspraak van ht is waarschijnlijk ongeveer die van th geweest; hiervoor pleit de spelling Rethbroec en Reththe sclat (rechte sloot). In Paindrect komt eene spelling voor die m.i. aan latijnschen invloed is toe te schrijven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 126]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hs wordt x gespeld z.a. Saxnem, Oxenvenne; in 1083 komt echter reeds ss in Sassenem voor; na lange vocaal met enkele s in Suesen, Suesne voor Swêhsnon bij Utrecht. Op het einde valt h af, z.a. in samenstellingen met lôh: Scorlo, Scorla, in Aldwi (uit *Athalwîh), Folqui, Helawi, Remwi, Meinwi. In het oudste Cartularium van Utrecht, uitgeg. d. Mr. S. Muller Fzn. is h in deze woorden nog aanwezig; Adalwih, Hardwih, e.a. De vervaardiger van het Register achter het Cartul. Egm. maakt van Hathewi nu eens Hathewidis, dan weer Hadewigis. Ook bij samenstellingen als in Thurleda (uit *thurh-lêda) valt h weg.
Vergelijkt men de hier verkregen gegevens met de tegenwoordige volkstaal en met de Friesche taaleigenaardigheden, zooals Th. Siebs deze heeft opgeteekend in het hoofdstuk Friesische Sprache van Paul's Grundriss, dan komt men tot de conclusie dat dit dialect steeds meer en meer onder hollandschen invloed is gekomen maar nog altijd vele Friesche eigenaardigheden bewaard heeft. De breking en de assibileering ontbreken hier. Dit is het meest kenmerkende verschil. Van het Zuidhollandsch verschilt het vooral in de vocalen. Om eene nauwkeurige vergelijking te maken dient echter eerst de taal van Zuid-Holland, zoover die uit oudere oorkonden en eigennamen gekend kan worden, nauwkeurig te worden beschreven.
Utrecht, 1903. j.h. gallée. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 127]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Register der voor dit onderzoek gebruikte woorden en plaatsnamen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 128]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 129]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 130]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 131]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 132]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 133]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 134]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 135]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 136]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 137]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 138]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 139]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 140]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 141]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 142]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 143]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 144]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 145]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Persoonsnamen en bijnamen.N.B. F. beteekent Friesche (Noordhollandsche) naam, Knm. naam uit Kennemerland, Holl. naam uit Zuid-Holland, Utr. naam uit Utrecht, m. mansnaam, f. vrouwennaam.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 146]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 147]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 148]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 149]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 150]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 151]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 152]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|