Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 22
(1903)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdSjappetouwer.Mijne poging tot verklaring van dit woord als vermoedelijk gevormd van een Maleisch zinnetje (siapa tau!) dat - in den mond van rouwe gasten bestorven liggende - aanleiding had gegeven om zulke lieden met den naam ‘sjappetouwers’ te bestempelen, heb ik (sedert mijn opstel in Dl. XVII, 193 vgl. van dit tijdschrift) door allerlei gelijke of soortgelijke ‘Beinamen aus Redeweisen’Ga naar voetnoot1) bevestigd gevonden. Men wees mij op den Franschen term ‘un Jem'enfoutiste, en voorts werd mij medegedeeld dat de inlandsche ‘jongens’ zekere klasse van societeits-bezoekers in onze Oost betitelen als kassi-pahit's (‘brengbitter's’), omdat die bedienden uit den mond dier personen zoogoed als niet anders te hooren krijgenGa naar voetnoot2). Zelf hoorde ik in eene havenplaats (Vlissingen) van een koppig vrouwspersoon zeggen, dat het ‘een tramautje’ was; een naam aanvankelijk natuurlijk gebezigd voor hem of haar die gedurig met het antwoord ‘ik wil niet’ klaar staat, en vervolgens toegepast op een ‘kopstuk’ in het algemeenGa naar voetnoot3). Zoo heet ook - naar de stereotiepe woorden waarmede hij zijn begunstigers begroet - in Hongarije de handelsreiziger (commis-voyageur) wiegeht's; zijn monsterkoffer heet een wiegeht's-koffer, enz.
Leiden, 1903. a. beets. |
|