Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 21
(1902)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 317]
| |
Polverduic (boven, blz. 240).Ook mijne aandacht was gevallen op de in dezelfde aflevering van ons Tijdschrift in soortgelijk verband voorkomende, bijna gelijkluidende, doch raadselachtige woorden perduic (‘Ick sal tavont rijsenbrij eten met perduic daer in’, boven, blz. 161) en polverduyc (‘amandelkens sucade targye eykens lombaerts mit polverduyc oversayt’, blz. 99). Vergelijkt men den laatsten regel met een anderen op blz. 97 (‘amandelen zucaet tergye eyeren lombaerts mit poyere dick gespraeyt’), dan blijkt hieruit, wat trouwens niet twijfelachtig was, dat met polverduyc eveneens een ‘poyer’ bedoeld isGa naar voetnoot1). En dat perduic een schrijffout (meer, nl. een werkelijk bestaande, verkorte vorm kan het immers kwalijk zijn) is voor polverduic, schijnt mij evenmin twijfelachtigGa naar voetnoot2), indien ten minste dit laatste voor redelijke verklaring vatbaar is. Welnu, polverduic doet aanstonds denken aan een fr. poudre de -. En inderdaad vindt men bij Godefroy (Compl.): ‘Poldre de duc, préparation faite de cannelle et de sucre blanc, dont on usait après le repas en guise de fortifiant’, met aanhalingen uit Eust. Deschamps, Paré en eenige ambtelijke stukken van 1422 en 1525; nagenoeg dezelfde omschrijving staat te lezen bij Littré. Het behoorde dus onder de kruiderijenGa naar voetnoot3) van het nagerecht, het ‘banketwerk’, om met De Brune sr. te spreken; en in dergelijk verband wordt het ook in de beide bovenstaande plaatsen gebezigd; trouwens rijstebrij wordt nog | |
[pagina 318]
| |
heden met de genoemde ingrediënten ‘oversayt’. In het Koockboeck van 1599, in het Ned. Wdb. meermalen aangehaald, heb ik het woord echter niet gevonden. Maar Chomel (2279a) kent nog ‘Hertoogen-Poeder (Poudre du Duc)’ als een fijn poeder, bestaande uit witte suiker, notemuskaet en kaneel.
Utrecht, December 1902. j.w. muller. |
|