Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 19
(1900)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 65]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nieuwe Merlijnfragmenten.Voor eenigen tijd zijn te Münster twee perkamentbladen gevonden van een hs. van den mnl. Merlijn. Zij werden ter uitgave toevertrouwd aan den thans aldaar wonenden Hoogleeraar Dr. F. Jostes, vroeger te Freiburg in Zwitserland. Door Gallée aangaande het bestaan van het fragment en de eerlang te verwachten uitgave er van ingelicht, wendde ik mij tot Prof. Jostes, om hem te verzoeken het fragment in het tijdschrift van de Maatschappij der Ndl. Letterkunde te willen uitgeven. Mijn geëerde ambtgenoot antwoordde mij dat hij tegen mijn voorstel hoegenaamd geen bezwaar had en dat hij het ook daarom gaarne aannam, omdat hij, hoewel reeds 10 jaren lid der Maatschappij, nog nooit in de gelegenheid geweest was eenig bewijs te geven van erkentelijkheid daarvoor en van belangstelling in haar doel (26 Nov. 1898). Doch toen hij door allerlei dringende bezigheden en werkzaamheden verhinderd werd en bleef om aan zijn voornemen gevolg te geven, schreef hij mij twee maanden later dat, als ik die taak op mij wilde nemen, hij mij de uitgave van het fragment gaarne wilde overlaten, en dat hij mij in dat geval de bladen zou overzenden. Ik verklaarde mij natuurlijk onmiddellijk bereid, en weldra ontving ik, door de zeer gewaardeerde welwillendheid van Prof. Jostes jegens onze Maatschappij, waarvoor het mij een aangename plicht is hem hier openlijk dank te betuigen, de beide Merlijn-fragmenten, die ik thans bekend maakGa naar voetnoot1). Het zijn twee perkamenten bladen in groot 4o met drie kolommen van 56 regels per bladzijde. Zij zijn, naar de mededeeling van Prof. J., afkomstig ‘aus der Rentei des Grafen Landsberg auf Gemen bei Ahaus an der holländischen Grenze.’ Doch hoewel dus, evenals het door Van Vloten uitgegeven Stein- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 66]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fortsche hs., gevonden buiten de grenzen van het mnl. taalgebied, zoo is het daar gelukkig niet geschreven. En dit is van groot belang: de fragmenten zijn nl. geschreven in zuiver mnl., dat niet, als in het bovengenoemde Steinfortsche hs., door den bovenlandschen afschrijver verknoeid is tot een taaltje, dat geen mnl. meer, maar ook geen middelnederduitsch, is. Vooreerst hebben wij dus hier een niet te versmaden hulpmiddel, hetwelk met de andere werken van Maerlant met vrucht kan worden gebruikt, wanneer men beproeven wil, den Merlijn terug te brengen in het oorspronkelijke dialect, waarin het werk door Maerlant is geschreven. Doch ook voor de juiste waardeering van den dichter of vertaler hebben de gevonden fragmenten groote waarde; het maakt een groot verschil, ook voor een middelmatig werk zonder groote letterkundige verdienste, gelijk de Merlijn is, of men het voor zich heeft in eene goed geschreven taal, dan wel door een onbevoegde overgebracht in een quasi-dialect, waarvan de vorm ons haast van te voren tegen den schrijver inneemt. Men legge het eerste fragment eens naast de overeenkomstige passage van Van Vloten's uitgave, vs. 3993 vlgg., en men zal mij toegeven, dat men in deze redactie gunstiger over den tekst oordeelt dan in de reeds bekende. Ik voor mij houd mij overtuigd, dat, al behoort ook de Merlijn met den Torec tot Maerlant's minst geslaagde werken, het oordeel over dit werk van Maerlant's jeugd bij de schrijvers over de geschiedenis onzer mnl. letterkunde in minder afkeurende termen zou zijn vervat, indien het in zijn geheel ware bewaard in de taal van Maerlant zelf, zooals wij die uit deze fragmenten leeren kennen. Daarom heb ik ook niet geaarzeld het eerste der beide bladen, dat behoort tot dat gedeelte van het werk, hetwelk van Maerlant's hand isGa naar voetnoot1), en dat tevens het onderhoudendste is, in zijn geheel te doen afdrukken. Het bevat de verzen 3993-4329 van Van Vloten's uitgave en beschrijft de rechtszitting, waarin Merlijn's moeder, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 67]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aangeklaagd vanwege het feit der onwettige geboorte van haar zoontje, tot den brandstapel veroordeeld, doch door dezen, die volledige kennis heeft van het verledene, verdedigd en gered wordt. Van het tweede blad, overeenkomende met vs. 18707-19041 der uitgave van Van Vloten, zal het dan voldoende zijn de varianten mede te deelen: vooreerst is dat gedeelte veel minder belangrijk, en ten tweede behoort het niet tot het werk van Maerlant, maar tot het Boec van ArthurGa naar voetnoot1), van de hand van Lodewijk van Velthem, die zich tot taak schijnt gesteld te hebben, door zijn voorganger onvoltooid gelaten letterkundigen arbeid ten einde te brengen, zij het ook niet altijd op eene waardige wijze. Ik mag hier niet onvermeld laten de belangrijke bijzonderheid, dat van dezelfde redactie, en hoogst waarschijnlijk van hetzelfde hs. als het Munstersche, reeds een ander fragment bekend is. Het werd gevonden door Stallaert en door hem uitgegeven in het Nederlandsch Museum van 1880, bl. 51-63. Het is eveneens een perkamenten vel in groot-4o van de 14de eeuw, met drie kolommen per bladzijde. Ook het aantal regels komt overeen: elke kolom bevat 55 regels, doch daar het tot omslag heeft gediend voor processtukken, zijn er eenige regels verloren gegaan, welke door Stallaert op een tiental geschat worden. Voor de volledigheid voeg ik ook de varianten van dit fragment aan mijne uitgave der tot heden onbekende gedeelten toe. Wat de verhouding betreft van het Munstersche hs. tot het Steinfortsche, doe ik opmerken, vooreerst dat het schrift veel ouder is, zoodat het zonder twijfel tot de 14de eeuw is te brengen; en dat het eene andere en tevens oorspronkelijker redactie vertegenwoordigt, zooals blijkt uit verschillende betere lezingen. Vgl. vs. 4072 levende cant met levendich vant; 4140 Dat es waer met Dat es waelGa naar voetnoot2); 4173 Jane met JeGa naar voetnoot2); 4273 dat hier es vermont met dat hier es gesciet terstont; 4311, 12 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
waren gesent: sagen al tgent met waren gesent daer: zagen al dat vorwaer; 4275 int herte met van herten; 4252 anguipedes met agnipedesGa naar voetnoot1); 4310 Daer met Dat; 18722 te doene cracht met te doene met cracht; 18828 in porre (:borre) met in norme (hs.; uitg. nu vorne (: borne), en andere van minder belang. Daartegenover staan echter enkele plaatsen, waarin het Steinfortsche hs. de ware lezing heeft bewaard, nl. 4145 vlg. niet in echte: met rechte tegenover niet en weet: gereet (waarin men duidelijk eene verknoeiing van Velthem kan herkennen) en 25429: hielden (d.i. hielden halt) tegenover deilden. Vrij sterke verschillen merken wij op vs. 4000 S. (het Steinfortsche hs.): ‘die vrouwen die spreken (spraken) en M. (het Munstersche hs.): ‘die vrouwen die gi spraket’.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vs. 4299: S. Zeide zi den pape al die woerde,
Hi wart versaget doe hi dat hoerde;
M. Seide si den pape al dat si horde,
Hi was versaget van den worde.
Eindelijk merken wij een kenmerkend verschil op in het opschrift bij vs. 25417, dat in S. in proza gesteld is en luidt: ‘Den groten strijt tuscen den Koninck Ban enten Koninck Claudas entie met hem waren’; daarentegen in M. berijmd is: Hort hier tusschen den coninc Ban den strijt
Ende tusschen Claudase die droech nijtGa naar voetnoot1).
Uit deze verschillen kan m.i. geene andere slotsom worden getrokken dan deze, dat de beide afschrijversGa naar voetnoot2) twee onderscheidene tongvallen spraken, welke zich in hun woordenschat weerspiegelt; misschien ook mag men den schrijver van het oorspronkelijke hs. S. eenige puristische neigingen toeschrijven, doch de meerdere of mindere ouderdom of oorspronkelijkheid | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 70]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kan er niet uit blijken: daarvoor is ook het fragment in vergelijking met het hs. te weinig omvangrijk, hetgeen voor een statistisch overzicht een groot gevaar is. Ook uit den prozatitel en den berijmden is het bezwaarlijk iets af te leiden. Men vindt beide, doch de prozaïsche zijn het gewoonst. De afschrijvers gingen daarmede zeer willekeurig te werkGa naar voetnoot1), en het is dus heel goed mogelijk, dat de copiïst van M. zijne krachten aan de berijming der opschriften heeft beproefd: naar dit staaltje te oordeelen zullen ze niet heel groot geweest zijn. Intusschen is, in weerwil van al deze verschilpuntenGa naar voetnoot2) en afwijkingen, de overeenkomst der beide hss., afgezien van de woordvormen en de spelling, zoo groot, dat wij gerust kunnen aannemen, dat zij op hetzelfde voorbeeld berusten. Een groot aantal regels stemt woordelijk of zoogoed als woordelijk overeen. Doch ik erken dat men eigenlijk eerst uit gemeenschappelijke fouten met zekerheid deze gevolgtrekking kan maken, en daartoe zou het noodig zijn de beide teksten met het nog onuitgegeven ofra. origineel te vergelijken. Eéne dergelijke fout zit waarschijnlijk in vs. 4105, waar beide hss. seide hebbenGa naar voetnoot3), doch het Fransch, door Van Vloten onder aan de bl. aangehaald, conoist, wat ook door den zin vereischt wordt. Ik laat thans den inhoud der drie bladen volgen: het eerste in zijn geheel, met opgave der varianten van het Steinfortsche hs., de beide andere alleen voor zoover zij afwijken van den tekst van dat hs. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3993[regelnummer]
Buten haren bedde genoet,Ga naar voetnoot93
Die tweedeel soude bliven doetGa naar voetnoot94
95[regelnummer]
Vanden genen die hier staen,
Dat wetic wel al sonder waenGa naar voetnoot96
Alse wel alsijs selve weten.Ga naar voetnoot97
Des dar ic mi wel vermetenGa naar voetnoot98
Dat ics licteken weet openbaer,Ga naar voetnoot99
4000[regelnummer]
Ende die vrouwen die gi spraket daerGa naar voetnoot4000
Sijn sculdigher dan mijn moeder es,Ga naar voetnoot1
Want si gene scout heeft des,
Ende dat si hieran heft mesdaenGa naar voetnoot3
Heft hi op hem ontfaen,Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Dese goede man, die hier steet,Ga naar voetnoot5
Die al haer mesdaet weet;Ga naar voetnoot6
Dies mogedi hem wel vragen.Ga naar voetnoot7
Als die scepene dat gesagen,Ga naar voetnoot8
Riepen si den goeden man daerGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
Ende vrageden hem oft ware waer.
Die goede man seide: ‘iaet,Ga naar voetnoot11
Al dat van der moeder mesdaetGa naar voetnoot12
Hi heft geseit, es waerheit al,Ga naar voetnoot13
Ende est dat men haer recht doen sal,Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Gesciet alse mi heft doen verstaen,Ga naar voetnoot15
Sone heft si niet mesdaen,Ga naar voetnoot16
Noch iegen gode noch iegen uGa naar voetnoot17
Salmen haer recht doen nu;Ga naar voetnoot18
Si seide mi in ware dinc
20[regelnummer]
Dat si slapende dit kint ontfinc
Ende sine wiste niet wiet haer dede.Ga naar voetnoot21
Varianten van het Steinfortsche hs.Ga naar voetnoot1) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Si ginc te biechten ende dede medeGa naar voetnoot22
Die penitencie die men haer hiet,Ga naar voetnoot23
Maer inne horde noit nietGa naar voetnoot24
25[regelnummer]
Dat dese dinc mochte gevallen,Ga naar voetnoot25
Ende in geloves niet al met allen.’Ga naar voetnoot26
Merlijn seide vor alle die liedeGa naar voetnoot27
‘Die wile dat haer dit gesciedeGa naar voetnoot28
Hebdi bescreven ende den dach.Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Gi weet wel weltijt si gelach,Ga naar voetnoot30
Haer leven es u wel openbaer.’Ga naar voetnoot31
Die goede man seide: ‘du seges waer,Ga naar voetnoot32
In weet wiet di dede verstaen.’Ga naar voetnoot33
Doe haelde men die II vrouwen saen,
35[regelnummer]
Die waren daert kint was geboren,Ga naar voetnoot35
Omdat si die waerheit wilden horen.Ga naar voetnoot36
Si seiden weltijt dat si genas,Ga naar voetnoot37
Ende doen die tijt gerekent was,Ga naar voetnoot38
Hoet was geboren ende ontfaen.Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
Die scepene antwerden saen:Ga naar voetnoot40
‘En doncket ons geen recht daer biGa naar voetnoot41
Dat dese vrouwe quite si,Ga naar voetnoot42
Want wijs niet geloven connen,Ga naar voetnoot43
Hine secge ons hoe hi was gewonnen.’Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
Merlijn hi wart harde gram,
Doe hi dese dinc vernam.
Hi seide: ‘te waren, her baliu,Ga naar voetnoot47
Vele bat so kinnic nuGa naar voetnoot48
Ga naar margenoot+Minen vader dan gi doet den uwen,
50[regelnummer]
Gine dorft mire moeder niet verspuën:Ga naar voetnoot50
U moeder kint bat uwen vaderGa naar voetnoot51
Dan de mine den minen.’ Al gaderGa naar voetnoot52
Hoerden si dit die waren aldaer.
Die baliu antworde daer naer:Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
‘Sech op mire moeder echt,Ga naar voetnoot55
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wetsture iet af, ic doe di recht.’ -Ga naar voetnoot56
- ‘Ja ic,’ antwerde dat kint,Ga naar voetnoot57
‘Ic hebbe van haer bekint,Ga naar voetnoot58
Dat si der doet heft bat verdientGa naar voetnoot59
60[regelnummer]
Dan die mine, lieve vrient.
Laet mire moeder in vreden wesen:Ga naar voetnoot61
Sine heft niet mesdaen in desenGa naar voetnoot62
Ende sine lieget u niet .I. twint.’Ga naar voetnoot63
Die baliu balch hem op dat kintGa naar voetnoot64
65[regelnummer]
Ende sprac: ‘doestu mi dit bekinnen scire,Ga naar voetnoot65
Du quijts dire moeder vanden vire;Ga naar voetnoot66
Bedraechstu oec met mire moeder,Ga naar voetnoot67
So dat ics ben te vroeder,Ga naar voetnoot68
Ic sal di doen bernen entie dine.’ -Ga naar voetnoot69
70[regelnummer]
‘Dan sal niet sijn, dattie mine,’Ga naar voetnoot70
Sprac Merlijn ‘sal sijn verbrant,
Also lange als men mi levende cant.Ga naar voetnoot72
Selc maect hem vroet ende herde reine,Ga naar voetnoot73
Hi ende sijn moeder ghemeineGa naar voetnoot74
75[regelnummer]
Waren beter vanden live.’
Men nam vorste der dage vive.Ga naar voetnoot76
Die rechtere dede sijn moeder halen,Ga naar voetnoot77
Ende hi geboet in corter talen
Lieden, dien hi dorste betrouwen,Ga naar voetnoot79
80[regelnummer]
Tkint te houden ende sire vrouwenGa naar voetnoot80
Oec wachte hise selve wale.Ga naar voetnoot81
Vore Merline was menige taleGa naar voetnoot82
Van sire moeder daer binnen vertrectGa naar voetnoot83
Ende oec ander dinc ontect,Ga naar voetnoot84
85[regelnummer]
Maer sine mochtene niet doen sprekenGa naar voetnoot85
In vif dagen met genen treken,Ga naar voetnoot86
Vore dat trechters moeder quam.Ga naar voetnoot87
Ende alse Merlijn dat vernam
Dat si was comen, dedemen saenGa naar voetnoot89
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 74]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
90[regelnummer]
Hem ende sire moeder uten prisoene gaenGa naar voetnoot90
Ende comen doen vore tgerechte.Ga naar voetnoot91
Die baliu sprac toten cnechte:Ga naar voetnoot92
‘Wat secgestu? dits mijn moeder.’Ga naar voetnoot93
Merlijn sprac: ‘gi waent vroederGa naar voetnoot94
95[regelnummer]
Vele wesen dan gi sijt,Ga naar voetnoot95
Leidse en wech in corter tijtGa naar voetnoot96
Daert heimelijc es, ende uwen raet,Ga naar voetnoot97
Ende mire moeder die hier staet,Ga naar voetnoot98
Ende haren raet salic daer bringen,Ga naar voetnoot99
4100[regelnummer]
Dats god, die weet van allen dingen,Ga naar voetnoot4100
Ende daertoe dese goede man.’
Sere hem wonderne began
Doe hi dese redene brochte vort,Ga naar voetnoot3
Si dorsten cume spreken .I. wort:
105[regelnummer]
Ga naar margenoot+Die rechter seide wel al daerGa naar voetnoot5
Dat hem tkint seide waer.Ga naar voetnoot6
Merlijn seide: ‘magic nu
Mire moeder quiten jegen den baliu,Ga naar voetnoot8
Darf si ontsien dinc el negene?’ -Ga naar voetnoot9
110[regelnummer]
‘Neen si,’ riepen si al gemene.Ga naar voetnoot10
‘Ontgaet si nu van desen man,
Haer na spreket niemen an.’Ga naar voetnoot12
Dus gingen si in de kemmenade,Ga naar voetnoot13
Die rechtere met sinen rade,Ga naar voetnoot14
115[regelnummer]
Dats sijn moeder, ende si twee,Ga naar voetnoot15
Merlijn quam ende nemmeeGa naar voetnoot16
Met hem dan die goede man
Ende sijn moedar, daert om began.Ga naar voetnoot18
Ende doe die baliu was beraden,
120[regelnummer]
Sprac hi te Merlinc met staden:Ga naar voetnoot20
‘Sech op mire moeder dattu woutGa naar voetnoot21
Ende hoe du die dine quiten sout.’Ga naar voetnoot22
Merlijn seide: ‘op die dine
Ne segic niet waerbi de mincGa naar voetnoot24
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 75]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
125[regelnummer]
Quite van di soude gaen,Ga naar voetnoot25
Waert dat si iet hadde mesdaen,Ga naar voetnoot26
Want iegen recht willic niet spreken:Ga naar voetnoot27
Gods recht latic node breken,Ga naar voetnoot28
Want weet vor waer dat si der doetGa naar voetnoot29
130[regelnummer]
Verdient ne heft clein no groet.Ga naar voetnoot30
Gi lietse quite, daetdi wel,Ga naar voetnoot31
Ende vraget vander uwer niet el.’ -Ga naar voetnoot32
‘Neen,’ sprac de baliu, ‘sonder waen,Ga naar voetnoot33
Aldus ne seldi niet ontgaen:Ga naar voetnoot34
135[regelnummer]
Ander saken moeti togen.’Ga naar voetnoot35
Merlijn sprac vor sinen ogen:
‘Gi sult mire moeder laten gehermen’,Ga naar voetnoot37
Dat seidi, mochtise bescermen,Ga naar voetnoot38
‘Ende optie uwe dit proeven nu.’ -Ga naar voetnoot39
140[regelnummer]
‘Dats waer,’ seide die baliu,Ga naar voetnoot40
‘Want wi comen horen ende scouwen
Wattu wils secgen op mire vrouwen.’Ga naar voetnoot42
Merlijn sprac: ‘ia en houdi danGa naar voetnoot43
Mire moeder, omdat si mi wanGa naar voetnoot44
145[regelnummer]
In keefsdome ende niet en weet,Ga naar voetnoot45
Wie mijn vader was, gereet?Ga naar voetnoot46
Si sout bat weten, wildic dan,Ga naar voetnoot47
Wie hi was die mi wan,
Dan du dinen vader kins;Ga naar voetnoot49
50[regelnummer]
Ende dijn moeder, die du so mins,
Soude bat nomen dan de mineGa naar voetnoot51
Dinen vader al stillekine.’
Die rechtere seide: ‘lieve vrouwe,Ga naar voetnoot53
Dien man dien gi gavet trouwe,Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
Was dat die gene niet die mi wan?’ -Ga naar voetnoot55
‘Lieve sone, wie sout wesen dan,Ga naar voetnoot56
Dan mijn here, dire es doet?’Ga naar voetnoot57
Merlijn seide: ‘vrouwe, al bloet
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 76]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Moetti die waerheit doen verstaen,Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
Salmen ons quite laten gaen.Ga naar voetnoot60
Ga naar margenoot+Ic liet aldus, wilt u sone gedogen.’Ga naar voetnoot61
Die rechtere seide: ‘gi moet togenGa naar voetnoot62
Van mire moeder die waerheit’.Ga naar voetnoot63
Merlijn seide: ‘al dit gepleit
65[regelnummer]
Dat gire an wint, hout al bloet.Ga naar voetnoot65
Gi waent, dat u vader es doet?Ga naar voetnoot66
Hi leeft noch, orconde uwer vrouwen’.Ga naar voetnoot67
Dien andren wonderts die dat scouwen,Ga naar voetnoot68
Ende Merlijn sprac: ‘segt uwen sone,Ga naar voetnoot69
70[regelnummer]
Vrouwe, wie hi was de gone’.Ga naar voetnoot70
Si seinde haer als die gram was.Ga naar voetnoot71
‘Wat segdi’, seget si, ‘Sathanas,Ga naar voetnoot72
Ja en wetict wel?’ - Merlijn seide:Ga naar voetnoot73
‘Gi wet wel over waerheide,Ga naar voetnoot74
75[regelnummer]
Dattene die man noit ne wan’.Ga naar voetnoot75
Die vrouwe seide: ‘sech, wie dan?’ -
‘Dat was die pape sonder gile.
Te licteken datter selver wileGa naar voetnoot78
Doen hi tirsten met u was,Ga naar voetnoot79
80[regelnummer]
Dat gi seit, gi vruchtet dasGa naar voetnoot80
Dat gi wanet kint ontfaen’.Ga naar voetnoot81
Hi seide: ‘vrouwe, laet dat staen,Ga naar voetnoot82
Van mi en wertdi niet beswaert’;Ga naar voetnoot83
Want hi was altoes vervart
85[regelnummer]
Dat u een ander soude beswaren,Ga naar voetnoot85
Bedi bescreef hijt twaren,Ga naar voetnoot86
Weltijt dat hi met u was.Ga naar voetnoot87
In liege u niet, sijt seker das,Ga naar voetnoot88
Ende gi waerd qualike met uwen man,Ga naar voetnoot89
90[regelnummer]
Doemen desen an u wan,Ga naar voetnoot90
Dat gi niet vele bi hem ne laget;Ga naar voetnoot91
Ende gi over hem doe claget
Ende seit, gi droget bi hem kint;Ga naar voetnoot93
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 77]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dit en es logen niet een twint;Ga naar voetnoot94
95[regelnummer]
Ende geloefdijs niet hier mede,Ga naar voetnoot95Ga naar voetnoot95
Ic secges u meer al hier ter stede’.Ga naar voetnoot96
O wi, hoe gram was de baliu!Ga naar voetnoot97
Sine moeder sprac: ‘geloefdi nu,Ga naar voetnoot98
Lieve sone, desen viant?’
4200[regelnummer]
Merlijn sprac altehant:
‘En geloefdijs niet bi deser saken,Ga naar voetnoot201
Ic saels u harde wel vroet maken’.Ga naar voetnoot2
Die vrouwe si antwerde saen:Ga naar voetnoot3
‘Ic weet wel wat ic hebbe gedaen’. -Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
‘So doe ic oec, nu horter naer:Ga naar voetnoot5
Doe gi dit kint droecht, haddi vaerGa naar voetnoot6
Ende badt den pape, dat hi den vredeGa naar voetnoot7
Gestadelike wesen dedeGa naar voetnoot8
Tuschen u ende uwen hereGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
Om te decken u onnere;Ga naar voetnoot10
Ende doe hi den vrede hadde bejaget,
Dedi dat gi te samen laget.Ga naar voetnoot12
Dus dadi uwen man verstaen,Ga naar voetnoot13
Dat gi kint van hem hadt ontfaen;Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Dus waendent al die liede sint,Ga naar voetnoot15
Ende dese waende wel wesen sijn kint.Ga naar voetnoot16
Ga naar margenoot+Dit leven hebdi lange geleet,Ga naar voetnoot17
Ende noch doet; hort wat ic weet:Ga naar voetnoot18
Dies nachts doe gi hier sout tidenGa naar voetnoot19
20[regelnummer]
Lach hi doe bi uwer siden,Ga naar voetnoot20
Smorgens geleide hi u .I. stic,Ga naar voetnoot21
Ende wat hi seide, dat wetic.
Al lachgende sprac hi: ‘“lude ende stille
Doet al dat mine sone wille”’,Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Want hi weet wel dat es sijn soneGa naar voetnoot25
Bi sinen gescrifte’. Doe si tgoneGa naar voetnoot26
Hoerde dat hi seide waer,
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 78]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Seech si neder ende hadde vaerGa naar voetnoot28
Si wiste wel, si moste gien.Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Die rechtere heft dit versien,Ga naar voetnoot30
Ende seide: ‘moeder, ic ben u kint,Ga naar voetnoot31
Wat vader so gi mi toesint;Ga naar voetnoot32
Goet kint blivic u embermere’. -Ga naar voetnoot33
‘Genade’, seitsi, ‘om onsen here,Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Ic ne mages geloechenen niet:Ga naar voetnoot35
Also hijt seget, est gesciet’. -Ga naar voetnoot36
‘Paerdieu’, seide de baeliu,Ga naar voetnoot37
‘Dit kint seide die waerheit nu:
Het wiste sinen vader bet
40[regelnummer]
Dan ic den minen; ens gene wetGa naar voetnoot40
Dat ic sire moeder wise ten vire,Ga naar voetnoot41
In verberre die mine oec scire’.Ga naar voetnoot42
Hi seide ten kinde: ‘nu bidic di,Ga naar voetnoot43
Dattu seges wie dijn vader si,Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
Omdat ic di mach daerbi ontsculdenGa naar voetnoot45
Vore die liede’. - ‘Om dine huldenGa naar voetnoot46
Doe ict meer dan dor bedwanc’,Ga naar voetnoot47
Sprac Merlijn, ‘al sonder wanc
So was mijn vader .I. viant:
50[regelnummer]
Daer hi mire moeder slapende vant,Ga naar voetnoot50
Was hi met haer, geloeft mi des,Ga naar voetnoot51
Ende selke heetmen “anguipedes”;Ga naar voetnoot52
Dese duvle, des machmen mi geloven,Ga naar voetnoot53
Wonen in de lucht hier boven.Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
Ende om dat mi .I. duvel wan,
So gedogede onse here daeran
Dat ic hebbe haren sin
Ende haer list meer no min.Ga naar voetnoot58
Bedi wetic dat leden es,Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
Ende van mire moeder, sijt seker des,Ga naar voetnoot60
Dor die doget die an haer was vonden,Ga naar voetnoot61
Ende die berouwenesse van haren sonden,Ga naar voetnoot62
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 79]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ende om den aflaet die haer dedeGa naar voetnoot63
Dese goede man, ende oec medeGa naar voetnoot64
65[regelnummer]
Om der heiliger kerken gebode,Ga naar voetnoot65
De si hilt ende geloefde an gode,Ga naar voetnoot66
So heft mi god geonnen des,Ga naar voetnoot67
Dat ic weet dat te gesciene es:Ga naar voetnoot68
Dit machtu proeven nu te tide.’Ga naar voetnoot69
70[regelnummer]
Hi nam den baliu over .I. side,
Ende seide: ‘dijn moeder si sal gaenGa naar voetnoot71
Ende secgen dinen vader saenGa naar voetnoot72
Ga naar margenoot+Algader dat hier es vermont,Ga naar voetnoot73
Ende als hi weet dat di es cont,Ga naar voetnoot74
75[regelnummer]
Sal hi int herte sijn versagetGa naar voetnoot75
Ende vlien oft hi waer geiaget.Ga naar voetnoot76
Die duvel, dien hi heft gedient,Ga naar voetnoot77
Salne leiden alse sinen vrient,Ga naar voetnoot78
Daer hi hem verdrinken sal.Ga naar voetnoot79
80[regelnummer]
Hier bi merct dat ic weet alGa naar voetnoot80
Die saken die sellen gescien’.Ga naar voetnoot81
Die baliu antwerde mettien:Ga naar voetnoot82
‘Es dit waer, ic sal di bi mire wetGa naar voetnoot83
Embermeer geloven te bet’.Ga naar voetnoot84
85[regelnummer]
Quite scout die baliu MerlijnGa naar voetnoot85
Ende daertoe die moeder sijn.Ga naar voetnoot86
Die tale was vor tfolc verhaelt.Ga naar voetnoot87
‘Dese’ seiti ‘heft wel ontaeltGa naar voetnoot88
Met scoenre redene sire moeder,Ga naar voetnoot89
90[regelnummer]
Ende weet oec wel dat geen vroederGa naar voetnoot90
U nembermeer te siene steet,Ga naar voetnoot91
Nadat ic de waerheit weet.’Ga naar voetnoot92
Dat volc riep al met vlite:
‘God hebs danc dat si es quite’.Ga naar voetnoot94
95[regelnummer]
Die rechter sende sire moeder henenGa naar voetnoot95
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 80]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ende boden mede, die alt geneGa naar voetnoot96
Proefden, dat kint dede verstaen.Ga naar voetnoot97
Doen si was comen, also saenGa naar voetnoot98
Seide si den pape al dat si horde.Ga naar voetnoot99
4300[regelnummer]
Hi was versaget van den wordeGa naar voetnoot300
Ende vloe van groter scame.Ga naar voetnoot1
Hi pensde, als die rechter quame,Ga naar voetnoot2
Dat hine soude doen verslaen.Ga naar voetnoot3
Als hi was uter port gegaen,
5[regelnummer]
Quam hi saen op ene riviereGa naar voetnoot5Ga naar voetnoot5
Ende seide: ‘mi as beter dat ic sciereGa naar voetnoot6
Verdrinke, dan hi mi doden salGa naar voetnoot7
Te lachter deser werelt al’.Ga naar voetnoot8
Dus leitdene de duvel eer iet lanc,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Daer hi hem solven verdranc.Ga naar voetnoot10
Die metter vrouwen waren gesent,Ga naar voetnoot11
Stonden ende sagen al tgent.Ga naar voetnoot12
Dese boec seit: al es een erre,Ga naar voetnoot13
Dat hi den lieden niet ontferre.
15[regelnummer]
Ende alse die boden weder quamen,
Seiden si dat si vernamen
Ende dattie pape verdronken was.
Den rechtere hadde groet wonder das,Ga naar voetnoot18
Ende Merlijn loech doe ende seide:Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
‘Merc, en seidic di niet waerheide?Ga naar voetnoot20
Nu biddic dattut seges danGa naar voetnoot21
Blasise, den goeden man.’
Blasijs hiet hi die altoes hoeder
Hadde gesijn van Merlijns moeder.
25[regelnummer]
Hi teldem hoe dat was gescietGa naar voetnoot25
Metten pape, ende anders niet.Ga naar voetnoot26
Blasijs ginc thuus metter vrouwen,Ga naar voetnoot27
Die quite was van groten rouwen.Ga naar voetnoot28
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 81]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tweede blad.18707 wet 8 Waser; tsens gaven 10 Wildi s.g. here w. 11 werelt wilde duingen 12 Seynen de 14 roefden 15 om dattie barone 16 soude 17 segic u 18 hulpen 19 Om dit 20 roefden 21 wel de m. 22 te doene cracht 23 N. lanc daer na dattie coninc Rion o. 25 allen; wet v. 26 Eer iet l.s. quamer daer 29 Vore 30 dat segic u 31 coninge, dat wet 32 een ende twintichste met 33 hadder bracht. 34 ne dorsten i. gere wisen 35 meniger t. om 36 sire 37 M. hen bracht ut xx conincriken 38 sekerliken 39 Dats niemen 40 Menigen w. 41 dede proven de coninc 42 oft h. de s. conde 43 hi ne conste 44 Gederen 46 Alse 47 geen ruwaert (t. anxt, hs. angest). 48 coninc 51 menigen 52 Ende die coninc hen 53 nu genoech 54 verledicht hi soude na tgone 55 Comen 56 Ende die ..., condi 57 swiget de boec 59 secgen vort 60 coninge Opschr. coninc Arture, irst .xiij. (b) 61 seget 62 Dattie; blide 63 Omdattie Seynen 64 Verslegen 65 Ende der 66 lettelgoet 68 Dede M. met 69 Ende die xlii met 70 Ende die 71 seget die boec 72 Doen 73 bliscapen in de stat 74 coninc 75 iegen 76 dedem g.f. daer naer 77 doen; waren 78 coninc presenteren daer naren 79 xlii soudiren sijt 80 Alt g. dat daer 81 seide het was h. 82 Si haddent (gaatje in 't perk.) trēuē (?) met gevechte 83 Wine; clein 84 di mi 85 Bescud; gevancnessen 86 danctens den coninc 87 seiden si ne 88 Het coemt 89 gichten 90 gevet nu elre na 91 coninc 92 Sint mere dat gijs n. vortan 93 gi 94 deilet; u w. si 95 coningen 97 deildent 98 weet 99 dats 800 pennincs 1 warensi 2 Si beiageden daer so g. ere 4 Om h.g.d.e. om haer milthede 5 nieweren af sprac 7 deden so bi 8 Dats; segic u 9 sinen werd 10 sire werdinnen 11 goets; naren 13 Doen; gedeilt 14 Seide d. coninc 15 soudiren 16 maniren (c) 17 Vort meer sine 18 sine herberge segic 19 vort ter stonde (: tafelronden) 21 ontfaen 22 dede d.h. ontwapen 23 hiet d. coninc 24 Sire; g. daer naer 25 vortan 26 selverine beckijn e.g. vordan 27 wies; borre 28 in porre 29 coninc 30 sine nu d. wats g. 31 Vore 33 Ginc s.h. wassen 35 droget met ere scoenre 36 ginc 37 coningc 38 Ende die a. Jenovre 39 wijfs 40 der ander 41 coninc 42 ginc d. andre Jenovre 43 cō 46 coningen om d.h. 47 de cō; vortan 49 Jenovre besagen s. daer bi 50 doen s. 51 tande 52 wel t.m. sijn bi mire t. 53 begerte 54 wilde 55 mochtsi 56 Bliscap; elke 57 wilde 58 soudene vortan 59 vermalediën; werelt 60 man m. ontsede 61 hi 62 Dine om m. 63 taflen 64 dede d. coninc 65 cō 68 daer dat segic 69 daer an 70 Dit mercte de goede L. 71 taflen 72 Bi; si (v.a.) 73 Pensdi dat | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 82]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
haer 76 Hier om haddi 77 hijt 79 liet h.h. costen vele 81 saudire 82 vrienscapen 83 cō; pensde d. 84 seiti; sijn olsoe (vóór de eerste o schijnt nog eene 1 te staan). 86 vortan 87 Mire d. getrout 88 wet wel 89 man als hi 90 N. mochte sijn; binic 93 groten conne 94 Oft hets 95 gesint heft 97 Om d.l. te b. 98 Ende te s. Gods w. 99 pinsde om twonder 18901 pinsde 2 stoet 3 pensde vort 4 verloeste 5 Hem xlii 6 vortan 7 sere g. heft 8 Dus pinsdi; begeft 9 sire 11 mercte 12 Dient l. 13 ginc ten cō 14 seidem heimelijc d. dinc 15 seidi in s. u noit eer 16 Mesgripen an gene dinc so s. 17 u 18 Gi sout; blide gemoet 19 gi (Dese als ths.) 20 Oft gi sliept e.d. u 21 Gine sout u 22 seide doe bi 23 pensde om den edelsten sijt 24 Ende den; in de w. 25 Ende den v.e. in conste mi 26 in moester bi 27 Pensen e. om d. dinc segic 28 soudemen (b) 29 seide het 30 pinster om 31 gijs s. hebt 32 est geens pensens 33 Doet f. en̄ ioie desen h 34 alre 35 cō tgepens 36 Jenovre 37 scinctem 38 segic 41 vriendeliken 43 stoet in haren roc 44 En̄ .i. hoet op haren hoet 45 menich dire 46 .i. hals scone 47 Ende de 49 gordel 51 Rodelijc (dan gaatje in het perk.) 52 Geminct; nature 53 haer lede 55 licham, w. helpt messaect 56 So ne s.m. nie gene bat gemaect 57 In can; volprisen 58 wisen 59 a. volcomen e. also volmaect 60 ende so 61 goedertierheit e. in miltheden 62 doechgeden e.i. soeticheden 63 gestadicheit 64 hadsi 65 ict; gesecgen can 66 coninc; doe 68 wi 69 borstekine 70 apelkine 71 dan .i. snee 72 magic; prisen 73 Sine 74 tuscen beiden 75 Doe [l. Die] cō; merketse d.h. sere 76 pensde om h. ie l. so mere 77 pinsde s.v. om h. 80 Dats 81 ioncfrouwe 82 seide; drinct 83 wel hoe gi h. 84 u (c) 85 Drinct e. ne scaemt u twent 86 E. ne sijt niet tebarenteert omtrent 87 bi; ne sidi 88 Een twint niet tebarenteert donct mi 89 wel; segic nu. 90 D. si VM s. na u 91 Joncfrouwe seithi gi segt 92 derre dinc swigic 93 ic dr. ghescone (aldus) m. vri 95 uwen 96 gi mi d.d. nu 97 seitsi, gine hebts 98 oft gijt g. 99 gi h. mi h. vortan 1900 u can 1 wale 3 gine verlosset 4 Ende tere ander stat d. gi staect d. 5 minen; eerden 6 perde 7 gi u ombe aventuret 8 gemonteert 9 daetdi; wapinen 10 here voer u 11 noit 12 sijt diet 14 cō 15 Secgen 18 seide ioncfrouwe, daer doe 19 hebt 20 ionfrouwe d. bidic u 21 seide dan sal n.w. 22 vort 23 menigen 24 doen die etentijt 25 Ende die 26 cō 27 Toten cō 28 u 29 hout over h.v. 30 u d. niet huwen d. 32 gise nu nine geft nu t.s. 33 machtigen 34 u; vortan 35 U lant jegen uwe 36 mi donct wel te horne 37 gi nember kindere hoet g. 38 En hebt; bliven 40 cō; na tgene (19040) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 83]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Varianten van het door Stallaert uitgegeven fragment.25275 Om d.m. dier om g. 77 coningin E. die ter s. 80 yegeren bi 81 Oft gevaen e. weende s. 82 Dicwile daer om haren h. 83 marret 84 troeste (l. troestse of troestese). 86 Goet soccors h.s. 87 troesti d. vrouwe f. 88 Ende hi had 89 peter 90 scone 91 Leonses 92 Leonse; waerheide (: mede) 93 Dattie 95 come p̄ pliēn (l. fpreken?) 96 secgic iu 97 hemelijc 98 Biroske int f. 99 Met sinen e. onbeit o. daer naer 25300 Optie fonteine e. segt daer 1 af ontbr. 5 hemelijc 6 Leonse van Banniin d.n. 7 senden 8 u 9 Om dat 10 voer 11 Int f.d.h. wel w. 12 emmer 13 Hine vor hemelic ende daer (aldus) 14 vor nu daer naer 15 Int f.d. die borre s. 17 hadden M. 19 Dus beide o.L.e. Antran 20 Tot dat 22 na sent Jans dach 24 soccors 25 hen geloefde te bringen 26 an Gawyne 27 bataelge 29 Drie neuwe r. 30 Die van C. 31 nemt soe vele dan 32 hebt 33 Ulfijn voren u 34 her Waler dede a.s. 35 Alse hem M. hevet g. 36 lieden ontbr.; als wijt w. 37 dede M. 39 Die Waler v. souden n. 40 riddren 41 coninc Bohorde 42 vorde 43 betalie; nemet met u 44 bracht 45 Ut sconinc Anias l. e nemt daer mede 47 ridders; Carmelide 48 vort t. tide 49 sult (: gewelt) 50 virde 57 met u selen sijn nu t.s. 52 ridders v.d. tavelronden 53 coninc Artur 54 Her Uile (?) e. Nasciene 55 sijn liede hen d. gereden 56 dadent doen 57 Doe nam 59 hinen vorde 60 het es u r. 61 E. wacht u wel 62 en ontbr.; u 63 wetti w.g. selt d. 64 Alse gi; comt 65 voret teken altoes in u hant 68 Ende Waler (bedoeld is hier en elders verkorting van Walewein); dapperlijc 69 Trebes werd voren 70 hijs 71 der 73 bataelge 74 enen van den haren anstriden 75 Hoe seide; Meerlijn 77 Jase; de helecht secgic u 78 selen e.s. soccors h. secgic u 79 wel 80 selen c. 81 int bosch v. Brioskes 82 selen si weten 84 tide genoch 85 Bliobleris s. vore 86 u 87 alst 88 enen horen hort; naren 90 In der l.; thant 91 u soccors 92 ic u 93 Blift 94 hen 96 sinen 97 licgdi h.o. u 98 Gine comt n. so vollic nu 99 ne 403 vraechden om b.d. coningen doe 4 selt 6 vast gereit u 7 G. si hen e maecten d. 8 V.b., deerste d.n. 9 Leide Anthiones 13 H. met quamen si te T. werd 14 al die wile d.s. quamen i. die verd 15 u vort secgen v. Artur (: aventure) Opschr. Hort hier tusschen den coninc Ban den strijt Ende tusschen Claudase die droech nijt. 25417 seget 19 porde doe 20 Bliobleris vore voren daer 21 de passe conste s. vrage 22 Dien n. voren se 23 quamensi 25 de Louure 26 comen alsoe 27 had te 28 Wel | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 84]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
o.d. secgic u 29 deildense om dat se wilden 30 hem 32 Die inden locht 33 horne diese 34 binnen dien 35 heeft versien 36 ginc int a.h. secgen 38 hen 39 battelgeerden hen 40 Ponces Antones trac 41 Ane dinde; bosch 43 Aelmaengen, daerna q. 45 den maras ontbr. 46 al en sijt seker das onleesbaar 47 dus wert voren 48 hier algader af w.d. sijn (l. fijn) 51 den horen horde ... 52 Ende den b. vliegen sach naer 53 ten here werd 54 E. her Walijn v. metter verd 55 Antrolles (l. An Trolles) de h. secgic u 58 Bohor 59 Pontes Antonijs 61-63 ontbr. 64 bede 65 beide 66 beide vollic op 67 swerd 68 Deen opten andren slage 69 alse hi (l. her) Wallijn te voet s. 70 Sagremor 71 Daer .... enen Ulfijn o.m. 72 baniere vorde 74 Om d.h. te bescudden d. 75 deen den andren 76 Doe werd mennich s.t. daer naer 77 utgesteken mennich 78 niet ontbr.; vort an 79 werd d.s. groet ende starc m. 81 Sagrimor 82 het was groeten leide 83 wel die xii 84 nuwe 87 Heer ontbr.; Wallijn i.g. const 89 man ende paert onleesbaar 90 Ende Ywen onleesbaar 91 Ende Ywen overdoem onleesbaar (bij S. ... in l .... m, dese twee) 92 mense na onleesbaar 93 hilt .... daer nu 94 N. Wallijn 95 G enen Egrawein 500 ontbr. 1 tegen C. komen ter onleesbaar; waere (l. were: here) 2 de felste 3 si ontbr. 4 swaerde 5 ut 7 de erre 9 maert swerd scamselde (l. scamfelde) 10 orsse 12 maer hi spranc onleesbaar 13 maer eer hi op conste onleesbaar 15 bina 16 eerden u 17, 18 ontbr. 19 het was 20 hem ontbr. 22 Banne werd 24 in besiden; u 25 Quamen daer t. 27 alse 28 de coninc B. dede tien tide (: liede) 29 met (l. niet) 33 Bohort 34 Pontes Antonijs vort 35 had in die hant 36, 38 Bohor 39 Wat si (l. Was, hi) staken 40 gewilt 41 nichelden hem 43 orsse 44 ontmacht (l. ommacht) 46 ofte 49 hare 50 daer werd 52 Ende coninc liede quamenre j., secgic u 53 starken; werd 54 starc 55, 56 ontbr. 57 e. scaemden sere 58 reden; m. enen here (l. kere) 59 sloegen 61 Ende die coninc Bohor sloegen weder 63 overreden daer 64 Romenie 67 porsse (: orsse) 69 werd d.c. Bohord 70 vord 72 daer waer (l. naer) 73 .... uer (alleen leesbaar) 74 Artur 77 tavelronde 80 Pontes here Antonijs 81 volchde 85 domsdach 86 ververden hen 90 martilie 91 slane met 92 tiden dat wet 94 groet 95 selfs liede 96 iegen hen 97 Mordiette (l. Mordrette) 25598 = V. Vloten. 26070 slechts over hem daer 71 Met Arture wal' (l. ende Waleweine) vore waer 72, 73, 74 Ende die 75 slechts over een casteel 26124 slechts over Met 25 Ut ere c.g., seggic u 26 omdat d.o. lewe 37 waermede (l. waer mede) 28 Ten g. leeuwe waert 29 So liep ontbr.
j. verdam. |
|