Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 18
(1899)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdTijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 18. E.J. Brill, Leiden 1899
-
gebruikt exemplaar
exemplaar universiteitsbibliotheek Leiden, signatuur: S. Ned. 12 8409
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van jaargang 18 van Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde uit 1899.
redactionele ingrepen
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten.
[pagina I]
TIJDSCHRIFT
VOOR
NEDERLANDSCHE TAAL- EN LETTERKUNDE,
UITGEGEVEN VANWEGE DE
MAATSCHAPPIJ DER NEDERLANDSCHE LETTERKUNDE TE LEIDEN.
ACHTTIENDE DEEL.
NIEUWE REEKS, TIENDE DEEL.
BOEKHANDEL EN DRUKKERIJ
VOORHEEN
E.J. BRILL.
LEIDEN - 1899.
[pagina II]
REDACTIE.
De Commissie voor Taal- en Letterkunde bij de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde.
[pagina III]
INHOUD.
Bladz. | ||
---|---|---|
j. te winkel, Bijdragen tot de kennis der Noordnederlandsche tongvallen (I) | 1 | |
I. De Oudgermaansche lange ae (blz. 1). | ||
1. Oudere en jongere umlaut der Ogerm. ae of daaruit ontstane klanken (blz. 3). | ||
2. De â gevolgd door (u)w (blz. 9). | ||
3. De â v.h. praet. plur. bij st. ww. (blz. 15). | ||
4. De â van Maandag (blz. 21). | ||
5. De â van Zaterdag en Paschen (blz. 22). | ||
6. De â van vragen, hij vraagt, vraagde, gevraagd (blz. 24). | ||
7. De a van praten (blz. 28). | ||
8. De a van baard (blz. 31). | ||
p.h. van moerkerken, Netteboef | 33 | |
f. van veerdeghem, Een ‘toemaatje’ tot de Griseldis-novelle in het Nederlandsch | 46 | |
w. draaijer, Katteklei | 48 | |
j. verdam, Dietsche Verscheidenheden (cxxv. Swaer, blz. 49; cxxvi. Vrevel, blz. 50; cxxvii. Vervleten, blz. 53; cxxviii. Worme, blz. 56; cxxix. Onstuimig, blz. 59; cxxx. Muulstoter, (blz. 63) | 46 | |
j. verdam, Van negen poenten van goeder oefeningen | 64 | |
j.s. speyer, Een paar woordafleidingen. (1. Nederlandsche en andere verwanten van lat. nūtrix, blz. 65; 2. slap - skrt. srabh, blz. 68) | 65 | |
j.w. muller, Brijn | 70 | |
j. verdam, Lood om oud ijzer | 82 | |
j. prinsen jlz., Beitel | 87 | |
j. prinsen jlz., Hij zoekt naar zijn paard en hij zit er op | 88 | |
p. leendertz jr., Naar aanleiding van Maerlant's Strophische gedichten (I. Bukelare, blz. 89; II. De verwantschap der Hss., blz. 91; III. De rijmen, blz. 99; IV. De maker der Stroph. Ged., blz. 108; V. Maerlant's enjambementen, blz. 113; VI. De dateering der gedichten, blz. 115; VII. Opmerkingen over inhoud en samenstelling, blz. 116) | 89 |
[pagina IV]
Bladz. | |
---|---|
h. kern, Ontwikkeling van ar uit er in 't Nederlandsch | 119 |
h. kern, Nederlandsch aar uit ouder ar en er | 126 |
h. kern, Kaars | 132 |
a. hendriks, Spijkers op laag water zoeken | 136 |
w. van helten, Enkele aanteekeningen op de ‘Bijdragen tot de kennis der Noordnederlandsche tongvallen’ | 138 |
w. van helten, Blindhokken | 145 |
j.w. muller, Brit | 146 |
p. leendertz jr., Rose 8832 | 153 |
m.m. kleerkooper, Kokerellen | 154 |
p.h. van moerkerken, Ondermet, ondermetten | 155 |
p.h. van moerkerken, Netteboef | 159 |
a. beets, Klezoor (klisoor) | 159 |
l. goemans, Opmerking | 160 |
j. te winkel, Bijdragen tot de kennis der Noordnederlandsche tongvallen. II. De tongval van Delfland bij Huygens | 161 |
j.h. kern hz., De f in leefde | 182 |
w. van helten, De Westfriesche eigennamen Jouke en Sjouke | 192 |
j.w. muller, Nog iets over Sint-Brandaris | 193 |
j.w. muller, Een en ander over de Veelderhande Geneuchlijcke Dichten, Tafelspelen ende Refereynen | 200 |
j.w. muller, Naschrift. | 218 |
j.w. muller, Tooneel en Houweel | 219 |
j.w. muller, Naschrift. | 240 |
j. te winkel, Den Nederduitschen Helicon van 1610 | 241 |
j. franck, Mittelniederländisches aus Köln | 268 |
w. van helten, Het adjectief gul | 283 |
w. van helten, Een en ander over en naar aanleiding van het subst. sim, snoer | 290 |
f.a. stoett, Boontje komt om zijn loontje | 293 |
m.m. kleerkooper, Coster als pamfletschrijver. Kallefs-Val (1628) | 296 |
j.w. muller, Holland - olland | 305 |
† p.l. bender, Naar aanleiding van ‘Jan, u arme clerc’ in den Lekenspieghel (Dl. III bl. 278) | 313 |
m. leopold, Doodeter | 315 |
h. kern, Appel | 316 |