Rose 8832.
Nadat de wantrouwende man zijne vrouw de les gelezen heeft, zegt de dichter, dat hij
Ende trecse daer met hier ende daer
Achter huse ende achter vlore (B: vloere)
Ende geeft hare menichge quade hore (B: hoere)
Ende kerijt met hare den eren.
C heeft voor vss. 8831, 32.
Achter huse ende daer hute
Ende geeft haer menighe clute.
Verwijs teekent hierbij aan: ‘Zoowel hore als clute moeten slag beteekenen. Elders zijn mij deze woorden in dien zin niet voorgekomen’. Ook het Mnl. Wdb. kent daarvoor geene bewijsplaatsen, ofschoon aldaar voor hoere de beteekenis ‘schram’, of ook ‘slag, stomp, schop’ als mogelijk wordt aangenomen. Twee hapax legomena derhalve op ééne plaats! Het is wel wat heel merkwaardig en liever zoeken we den tekst te verklaren met bekende beteekenissen der beide woorden. Zoo is het in het Mnl. Wdb. dan ook reeds beproefd voor clute.
Wanneer de man na eene lange strafpredikatie tot eene krachtdadiger terechtwijzing overgaat, zal hij dat wel niet zoo stilzwijgend doen. De redeneering maakt dan echter plaats voor schelden en
(hi) geeft haer meniche quade hoere
zal dus wel beteekenen: hij scheldt haar steeds ‘gemeene hoer’.
Van dit gebruik van geven ken ik uit het Mnl. geen voorbeeld, maar het staat zoo dicht bij een naam geven, en vooral bij iemand een goed woord geven, dat dit wel geen bezwaar tegen deze verklaring zal zijn.
Terwijl nu bij de in het Mnl. Wdb. III 1603 voor clute vermoede beteekenis ‘grap, part’ het gebruik van geeft vreemd