Katteklei.
Als men op Zoeterwoude een gat in de weide graaft, krijgt men eerst de zode, dan de derrie (graswortels enz.), dan de mol (zwarte, lichte veengrond) en eindelijk de katteklei, een goedje dat sterk kleeft en ook bij zomerwarmte zacht blijft. 't Is een plaag voor den landman; zelfs voor tichelwerk is 't ongeschikt.
Wat het eerste lid dezer samenstelling aangaat, herinner ik aan hetgeen door Beckeringh Vinckers, Te Winkel en Van Dale naar aanleiding van Kattengespin enz. geschreven werd in de Taal- en Letterb. I en II. Genoemde heeren was het vooral om het tweede lid te doen. In geen enkel woordenboek vond ik: Katteklei. Het door de Bo vermelde Kattentouw komt er in beteekenis mee overeen. In 't Mnl. Wdb. vinden we Cattengout (mica) terwijl in Teuth. hetzelfde woord door: viscus, gummy wordt vertaald. Kil. geeft: Katten-visch (blei) en Katten-silver. De Bo vermeldt behalve Kattentouw nog: Kathandig, Kattemaar en Kattemaarte. Bij Schiller und Lübben vond ik Kattendruve en Kattengolt (gummi). In Grimm's D. Wb. lezen we: Katzengold - mica auri. Der name ist gemeint wie, Katzensilber, -glimmer, -erz, -glas, -peterlein, -minze, -korn , -glaube, es sollte damit das falsche, unechte bezeichnet werden’.
Wanneer we de genoemde composita met kat nagaan, dan zien we dat het eerste lid inderdaad door valsch, waardeloos of i.d. kan worden weergegeven. Ons woord katteklei zal dus wel beteekenen: slechte klei. Dat de naam van poes, wier valscheid spreekwoordelijk is, in het eerste lid dezer samenstellingen schuilt, meen ik te mogen aannemen met het oog op: katvisch en kattegespin, waarin kat zoowel poes als waardeloos, slecht, kan beteekenen.
Leiden Dec. '98.
w. draaijer.