‘En ik zal je een slaapplaats beschikken,
verzien van laakens, dekens en een zacht bed
In mijn beste kamer, die ik toe sluit.’
En in ‘De goê vrouw’ van Bernagie (Amsterdam, 1686, blz. 38) verwijt een kijvende vrouw haar man in de volgende woorden zijn gebrek aan onderdanigheid: ‘heb je verleeden week niet op mijn beste kamer geweest? Mijn kamer, daar ik zelfs maar tweemaal 's jaars kom?’ In het boekje getiteld ‘Seven duyvelen regeerende en vervoerende de hedendaeghsche Dienstmaegden (Amsterdam, 1682) is op blz. 112 sprake van een vrouw die ‘in de beste kamer met haersgelijk in de snapstoelen zit.’
Wie die weet hoe tuk de schrijvers van kluchten op onkiesche grappen en woordspelingen zijn, kan gelooven dat zij, als 't woord bestekamer in de beteekenis van privaat hun bekend was geweest, het bovenstaande zoo zonder commentaar zouden hebben neêrgeschreven? 't Is ons immers onmogelijk ten minste de twee eerste plaatsen zonder bijgedachte te lezen.
In de woordenboeken uit de 17de en 18de eeuw die ik raadpleegde vond ik het woord evenmin in de thans meest voorkomende beteekenis. De la Porte (1659), Manly (1678), Sewel (1727) en Halma (1729) vermelden het niet. Marin (1768) heeft, onder kamer: ‘beste of pronkkamer, une chambre de parade’. Ook kent hij een woord bassekamer in de beteekenis van ‘holte daar de lading van het kamerstuk [scheepskanon dat van achteren werd geladen] in gedaan werd, boîte à pierrier, espace où l'on met la charge du pierrier.’ 't Zij dat dit woord sedert de Middeleeuwen in ons land bekend is geweest, 't zij, wat ik veel waarschijnlijker acht, het in later tijd aan een vreemde taal is ontleend, - ter adstructie van de etymologie door Verwijs voorgesteld kan het niet dienen. Ook het Woordenboek van Weiland, uit het begin van deze eeuw, noemt het woord bestekamer niet. Gaarne geef ik toe dat men aan de getuigenis van woordenboeken, die veel van elkander over plegen te nemen, geen al te groote waarde moet hechten (ook verschillende